なら narau
1 leren (van iem.); onderwezen worden; onderricht krijgen
車の運転を習う
leren autorijden; autorijles krijgen
ピアノをを習う
leren pianospelen; pianolessen nemen
先生に習う
(iets) leren van een leraar
2 oefenen; studeren
テープで歌を習う
een lied leren (zingen) met een tape

Spreekwoord(en)/gezegde(s)
習うより慣れよ。
Oefening baart kunst.