| abarekurū-暴れ狂う | razen; tieren; herrieschoppen |
| arekuruu-荒れ狂う | woedend zijn; razen; tekeer gaan |
| denkōsekka-電光石火 | razendsnel [bliksemsnel; supersnel] zijn; in een flits |
| fukiareru-吹き荒れる | stormen; razen; gieren (wind, storm) |
| fukisusabu-吹き荒ぶ | hard waaien; stormen; razen |
| fundosuru-憤怒する | kwaad [boos; razend] worden |
| gekitan-激湍 | (razend) snelle stroom [stroming]; stroomversnelling |
| hamu-食む | (van dieren) eten; voeren; voederen; grazen |
| ikidooru-憤る | woedend [razend; ontstemd; verontwaardigd] zijn; zich beledigd voelen |
| kuruimawaru-狂い回る | razen; tieren; raaskallen; amok maken |
| kyōfū-狂風 | heftige [razende] wind; storm |
| mōka-猛火 | laaiend vuur; wilde [razende] vlammen; grote [verwoestende] brand |
| nagetsukeru-投げつける | tekeergaan; razen; tieren; (iem. verwijten) naar het hoofd slingeren |
| nobanashi-野放し | het (koeien) weiden [buiten laten grazen]; dieren in het wild loslaten; honden los laten lopen |
| sakkidatsu-殺気立つ | bloeddorstig [razend; woedend] worden |
| takeritatsu-猛り立つ | razen; woeden; woedend worden; in woede uitbarsten |
| takeru-猛る | razen; woedend [opgewonden] zijn [worden] |