Kruisverwijzing
overwinning
| lemma | meaning |
|---|---|
| asshō-圧勝 | overweldigende [verpletterende] overwinning [zege] |
| bishamonten-毘沙門天 | Bishamonten (Vaishravana), god van rijkdom en overwinning, (afgebeeld in harnas,met schatkamer), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
| butchigiri-ぶっちぎり | een ruime overwinning; met groot verschil winnen; demarrage |
| buunchōkyū-武運長久 | oorlogsgeluk; (hoop op) voortdurende overwinningen |
| fusengachi-不戦勝 | (judo) overwinning wegens niet-opkomen [niet-verschijnen] van de tegenpartij [tegenstander] |
| fusenshō-不戦勝 | (judo) overwinning wegens niet-opkomen [niet-verschijnen] van de tegenpartij [tegenstander] |
| gaisen-凱旋 | feestelijke overwinningsparade; triomfantelijke thuiskomst (na een overwinning) |
| gattsu・pōzu-ガッツ・ポーズ | (Eng.: guts pose) een houding met één vuist (of twee vuisten) in de lucht bij een overwinning |
| gekkeikan-月桂冠 | lauwerkrans; overwinningskrans |
| hansokugachi-反則勝ち | overwinning door een overtreding van de tegenstander |
| hārā・dābī-ハーラー・ダービー | (honkbal) de strijd om de werper met de meeste overwinningen in het seizoen te worden |
| hisshō-必勝 | een zekere overwinning |
| jōshō-常勝 | onoverwinnelijkheid; onverslaanbaar zijn; voortdurende overwinningen |
| kachi-勝ち | overwinning; zege; winst |
| kachidoki-勝ち鬨 | overwinningskreet; triomfkreet |
| kachiikusa-勝ち戦 | overwinning; gewonnen veldslag [strijd; oorlog] |
| kachikoshi-勝ち越し | bij sumo worstelen, 8 overwinningen (van de 15) in een toernooi |
| kachikoshi-勝ち越し | een overwinning (in een reeks) |
| kachikosu-勝ち越す | de leiding nemen; overwinning(en) boeken |
| kachimake-勝ち負け | winnen of verliezen; overwinning of nederlaag; winst of verlies |
| kachime-勝ち目 | winstkansen; kans op overwinning |
| kaishō-快勝 | makkelijke [dikke; ruime] overwinning |
| keikan-桂冠 | lauwerkrans; overwinningskrans |
| kikengachi-棄権勝ち | (judo) overwinning door terugtrekking van de tegenstander |
| kinboshi-金星 | (sumo) overwinning van een laaggeplaatste worstelaar op een yokuzuna (hoogste rang) |
| kokufuku-克服 | overwinning; onderwerping; beheersing |
| makekosu-負け越す | meer verliezen hebben dan overwinningen |
| matchi・pointo-マッチ・ポイント | (sport) matchpoint (een speler of team heeft nog 1 punt nodig voor de overwinning) |
| mukan-無冠 | zonder rang; zonder kroon; zonder overwinningen |
| oomonogui-大物食い | omverwerping; verrassende wending [nederlaag; overwinning] |
| pyurosushori-ピュロスの勝利 | pyrrusoverwinning |
| rakushō-楽勝 | een gemakkelijke [eenvoudige] overwinning; een walk-over |
| renpa-連覇 | opeenvolgende overwinningen (in een toernooi, e.d.) |
| renshō-連勝 | opeenvolgende reeks overwinningen |
| renshōsuru-連勝する | blijven winnen; opeenvolgende overwinningen behalen |
| renzokuyūshō-連続優勝 | opeenvolgende toernooioverwinningen |
| sekken-席巻 | verovering; overwinning |
| shiroboshi-白星 | overwinning |
| shīsō・gēmu-シーソー・ゲーム | een heen-en-weer gaande strijd; getouwtrek om de overwinning; strijd waarbij dan weer de ene partij de overhand heeft, dan weer de andere |
| shiyū-雌雄 | overwinning en nederlaag |
| shōbu-勝負 | winnen of verliezen; overwinning of nederlaag; winst of verlies |
| shōhai-勝敗 | winnen of verliezen; overwinning of nederlaag; winst of verlies |
| shōin-勝因 | de oorzaak van [sleutel tot] het succes [de overwinning] |
| shōri-勝利 | overwinning; zege; triomf |
| sōgōgachi-総合勝ち | (judo) overwinning door samengestelde winst |
| tairi-大利 | grote [algehele] overwinning |
| tōbaku-討幕 | aanval [overwinning] op het shogunaat |
| uiningu-ウイニング | overwinning; winnend(e) |
| yūseigachi-優勢勝ち | (judo) overwinning door overmacht [bij scheidsrechter's besluit] |
| yūshō-優勝 | overwinning; eindzege; kampioenschap |
| yūshōsuru-優勝する | overwinnen; zegevieren; overwinning [kampioenschap] behalen |
| zenshō-全勝 | alle wedstrijden gewonnen hebben; het behalen van een volledige overwinning zonder verliespunten |