| buchōhō-不調法 | achteloosheid; onhandigheid; ontoereikendheid; gebrek aan manieren [kennis] |
| fuchō-不調 | (afk. voor) achteloosheid; onhandigheid; ontoereikendheid; gebrek aan manieren [kennis] |
| fujūbun-不十分 | ontoereikend [onvoldoende; niet genoeg] zijn |
| fusoku-不足 | tekort; gebrek; ontoereikendheid |
| futekitō-不適当 | ontoereikendheid; ongeschiktheid |
| fuzen-不全 | ontoereikendheid; onvolledigheid; incompleet zijn |
| itaranai-至らない | ontoereikend; onbevredigend; onervaren; incompetent |
| itaranu-至らぬ | ontoereikend; onbevredigend; onervaren; incompetent |
| kekkan-欠陥 | nalatigheid; tekortkoming; gebrek; onvolkomenheid; defect; tekort; ontoereikendheid |
| toboshii-乏しい | schaars; karig; beperkt; te weinig; ontoereikend |