| akutoku-悪徳 | een oneerlijke [onrechtvaardige] daad; corruptie; verdorvenheid; onzedelijkheid |
| fugi-不義 | onrechtvaardigheid; zedeloosheid; ongepastheid; wangedrag |
| fugiri-不義理 | oneerlijkheid; onrechtvaardigheid; oneer; onrecht; ondankbaarheid |
| fuhōkōi-不法行為 | onrechtmatige daad |
| fusei-不正 | onrechtvaardigheid; onrecht; oneerlijkheid; wangedrag; onregelmatigheid; fraude |
| futō-不当 | onwettigheid; onrechtmatigheid |
| higōhō-非合法 | illegaal [onwettig; onrechtmatig] zijn |
| hii-非違 | onwettelijkheid; onrechtmatigheid |
| ihō-違法 | onwettigheid; onrechtmatigheid |
| kaizan-改竄 | falsificatie; verdraaiing (van de feiten); onbevoegde [onrechtmatige] verandering (van tekst) |
| kurainuke-位抜け | een scheldwoord voor iem. die ten onrechte een hoge rang [positie] heeft (omdat hij die hij niet verdient of er niet de kwaliteiten voor heeft) |
| kurainusubito-位盗人 | een scheldwoord voor iem. die ten onrechte een hoge rang [positie] heeft (omdat hij die hij niet verdient of er niet de kwaliteiten voor heeft) |
| muhō-無法 | onwettigheid; wetteloosheid; onrecht |
| natsutsubaki-夏椿 | een zomercamellia [Stewartia pseudocamellia], een in de zomer bloeiende, bladverliezende boom (die vaak ten onrechte shara no ki [シャラノキ] wordt genoemd |
| waruburu-悪ぶる | zich (ten onrechte) voordoen [gedragen] als een schurk [slechterik] |
| zōjōman-増上慢 | (boeddh.) hoogmoed (ten onrechte geloven dat men verlichting heeft bereikt) |