dengunetsu-デング熱 | Dengue; knokkelkoorts |
fushi-節 | gewricht; knokkel; knop; knoest; node |
genkotsu-拳骨 | vuist; knokkels |
hiwada-檜皮 | hinoki-bast; de bast [schors] van een Japanse cypres |
honeppoi-骨っぽい | benig; knokig; met veel graten (vis) |
kamu-カム | nok (een mechanisch element dat de richting van de beweging verandert) |
kamushafuto-カムシャフト | nokkenas |
katanagare-片流れ | één kant van een schuin dak (van de hoofdnok tot de dakrand) |
naha-那覇 | Naha (hoofdstad vanOkinawa) |
nakkuru-ナックル | knokkel; vingergewricht |
rantō-乱闘 | vechtpartij; knokpartij; handgemeen; kloppartij |
shikansetsu-指関節 | vingergewricht; knokkel |
sōdō-騒動 | vechtpartij; knokpartij; uit de hand gelopen feest |
tokkumiai-取っ組み合い | handgemeen; schermutseling; knokpartij |
tsuma-端 | een oppervlak loodrecht op de zij- of nokrichting van een gebouw |
yuhazu-弓弭 | de nok van een boog |