| aijaku-愛着 | (boeddh.) in de ban van [het niet kunnen loslaten van] begeerte [lust; verlangens] |
| danshari-断捨離 | het grote opruimen, met als doel harmonie te bereiken (gebaseerd op 3 concepten van yoga: weigeren, weggooien, en loslaten van onnodige dingen) |
| hanasu-放す | loslaten; vrij laten; laten gaan |
| hōchi-放置 | achterlating; het achterlaten; overlaten; loslaten; laten rusten |
| hodoku-解く | losmaken; losknopen; ontwarren; ontrafelen; loslaten; uitpakken |
| hokasu-放す | loslaten; vrijlaten |
| kyatchi・ando・rirīsu-キャッチ・アンド・リリース | (een vis, o.a.) vangen en weer loslaten [vrijlaten] |
| mikagiru-見限る | opgeven; loslaten; in de steek laten |
| miren-未練 | blijvende [kwijnende] affectie [genegenheid]; niet willen opgeven; niet kunnen loslaten; spijt |
| nobanashi-野放し | het (koeien) weiden [buiten laten grazen]; dieren in het wild loslaten; honden los laten lopen |
| nukeru-抜ける | uitvallen; loslaten; loskomen |
| suteru-捨てる | afdanken; afzweren; afstand doen (van); opgeven; loslaten (fig.) |
| tebanasu-手放す | laten gaan; loslaten; afstand doen van; opgeven; van de hand doen |
| zukkokeru-ずっこける | naar beneden glijden [slippen; vallen]; loslaten; loskomen |