| chijimu-縮む | krimpen; ineenkrimpen; verschrompelen; slinken |
| chijiraseru-縮らせる | (in)krimpen; kreukelen |
| genshōsuru-減少する | afnemen; dalen; krimpen |
| heru-減る | afnemen; krimpen; slinken; minder worden |
| hikitsuru-引き攣る | krimpen; strak [stijf] worden; verstijven |
| hirumu-怯む | terugdeinzen; ineenkrimpen; aarzelen |
| isukumaru-居竦まる | ineenkrimpen; bevriezen [verstijven] van angst |
| mimodae-身悶え | het kronkelen; krimpen (van pijn; angst, e.d.) |
| notautsu-のた打つ | kronkelen; wriemelen; (ineen)krimpen (van de pijn) |
| suitaisangyō-衰退産業 | krimpende industrie |
| tai-退 | (in kanji combinaties) terugtrekken; aftreden; ontslag nemen; krimpen; beëindigen |
| tōtasuru-淘汰する | selecteren; screenen; inkrimpen; beperken |
| tsubomu-窄む | smaller worden; samentrekken; krimpen; zich sluiten |
| yanari-家鳴り | het (geluid van) gerommel [gekraak] (van een huis b.v. door het krimpen van houten bouwmaterialen door temperatuurverschillen) |