afhaken / af-ha-ken ( ww )
1退たいする; 放擲ほうてきする [niet (meer) meedoen; opgeven]
2 (しゃなどの) 連結れんけつ [ontkoppelen (b.v. treinwagons)]
3がねはず [een haak (van een deur b.v.) losmaken]