| akushu-悪手 | een verkeerde [slechte] zet bij een spel (bv. schaken of go) |
| amidasu-編み出す | beginnen te breien [haken; vlechten] |
| amu-編む | breien; haken; vlechten |
| anaguma-穴熊 | (het omsingelen van de koning in de hoek van zijn eigen kamp) een tactiek bij shogi (Japans schaken) |
| banmen-盤面 | het oppervlak van een bord voor go of shōgi (schaken) |
| chesu-チェス | schaakspel; schaken |
| hāken-ハーケン | rotshaak (gereedschap dat door bergbeklimmers in spleten wordt geslagen om zichzelf te zekeren; Duits:Haken) |
| hāken-ハーケン | hakenkruis (afk. van Duits: Hakenkreuz); swastika |
| hākenkuroitsu-ハーケンクロイツ | hakenkruis; swastika |
| hayauchi-早打ち | het snel zetten van speelstukken (schaken, go, e.d.) |
| hikkakaru-引っ掛かる | (ergens in [aan]) blijven hangen; blijven haken; gevangen raken |
| hisha-飛車 | een toren in Shogi (Japans schaken) |
| joban-序盤 | openingszet (bij een spel zoals go, schaken, etc.) |
| jōseki-定石 | een vaste zet [reeks zetten] bij go of Japans schaken; een standaard tactiek [methode; formule] |
| kagijūji-鉤十字 | hakenkruis |
| kaku-角 | (bij shōgi, Japans schaken) bisschop |
| ken-間 | de lijnen op het speelbord van go of shogi (Japans schaken) |
| ki-棋 | (in kanji combinaties) bordspel go of (Japans) schaken |
| kinshō-金将 | de Gouden generaal (een stuk in Shōgi, Japans schaken) |
| kirikaesu-切り返す | (een tegenstander) pootje haken |
| kuraidori-位取り | de naam van een bepaalde zet bij het shogi (Japans schaken) |
| kyasuringu-キャスリング | rokade (bij schaken) |
| manji-卍 | swastika; hakenkruis |
| nagakari-根掛かり | het (ergens achter) blijven haken van het haakje van een vishengel |
| naito-ナイト | ridder; paard (schaken) |
| ō-王 | koning (bij schaken) |
| sasu-指す | shogi (Japans schaken) spelen; een zet doen (bij shogi) |
| shote-初手 | het begin; de start; de eerste zet (bij schaken, go, etc.) |
| te-手 | een zet (bij schaken, etc.); kaarten (van een kaartspeler) |
| tebyōshi-手拍子 | een ondoordachte [domme] zet (bij schaken, etc.) |
| tegoma-手駒 | een geslagen stuk (bij shōgi, Japans schaken) |
| tekazu-手数 | aantal zetten (bij schaken, etc.); aantal stoten [slagen] (bij boksen) |
| tesū-手数 | aantal zetten (bij schaken, etc.); aantal stoten [slagen] (bij boksen) |
| tesuji-手筋 | goede zet (bij schaken, etc.) |
| tezumari-手詰まり | verloren partij (schaken, go, e,d,) |