Kruisverwijzing
gezin
| lemma | meaning |
|---|---|
| arajotai-新所帯 | nieuw huishouden (na huwelijk); nieuw gezin |
| bekke-別家 | een nieuwe tak van een familie; uit het ouderlijk huis gaan en een eigen gezin stichten |
| domesutikku・saiensu-ドメスティック・サイエンス | huishoudkunde; gezins- en consumentenwetenschap |
| famirī・baiku-ファミリー・バイク | gezinsfiets (fiets met aangepast (langer) frame om een voorzitje voor kinderen te kunnen monteren) |
| famirī・saizu-ファミリーサイズ | gezinsverpakking; familieverpakking |
| hāmonī-ハーモニー | harmonie; eensgezindheid |
| heyazumi-部屋住み | onwettige kinderen die thuis bij het (wettige) gezin blijven wonen |
| hikō-飛行 | verlies van een gebied [huisgezin] |
| hōmusutei-ホームステイ | het verblijven bij een gastgezin |
| hōmu・dorama-ホーム・ドラマ | soap-serie; tv-drama over gezinsleven |
| hosuto・famirī-ホスト・ファミリー | gastgezin |
| ie-家 | familie; gezin |
| iemochi-家持ち | huiseigenaar; gezinshoofd; hoofd van een familie |
| iki-息 | harmonie; eensgezindheid; eendracht |
| ikitōgō-意気投合 | wederzijds begrip; op één lijn zitten; eensgezind zijn |
| ikka-一家 | gezin; huishouden; familie |
| kakaadenka-嬶天下 | gezin [huishouden] waar de vrouw de baas is |
| kakei-家計 | gezinsbudget; inkomsten en uitgaven een gezin |
| kakukazoku-核家族 | (kern)gezin |
| kaseigaku-家政学 | huishoudkunde; gezins- en consumentenwetenschap |
| katei-家庭 | gezin; huishouden; huisgezin |
| kazō-家蔵 | familiebezit; bezittingen van een huishouden [gezin] |
| kazoku-家族 | gezin; familie |
| kazokuidōtodoke-家族異動届 | kennisgeving van verandering in gezinssituatie |
| kazokukeikaku-家族計画 | familieplanning; gezinsplanning |
| kazokuteate-家族手当 | gezinstoeslag |
| koshu-戸主 | hoofd van een huishouden [gezin] |
| kuchikazu-口数 | aantal mensen; aantal gezinsleden; aantal monden te voeden |
| kyōwa-共和 | republicanisme; rebublikeinse gezindheid |
| naisho-内緒 | financiële privé [familie] omstandigheden; huishoudgeld; gezinsbudget |
| nasakeyōsha-情け容赦 | mededogen en vergevingsgezindheid; genade |
| nyū・famirī-ニュー・ファミリー | kerngezin waarvan de ouders na de tweede wereldoorlog zijn geboren (dus meer consumptiegericht zijn dan traditionele Japanse gezinnen) |
| saishi-妻子 | (iemand's) vrouw en kinderen; gezin |
| seikatsukyū-生活給 | loon berekend op basis van de kosten van levensonderhoud van de werknemer (rekening houdend met leeftijd, dienstjaren en gezinssituatie) |
| seikō-性向 | neiging; gezindheid; tendens; karakter |
| setai-世帯 | (huis)gezin; huishouden; familie |
| setainushi-世帯主 | familiehoofd; gezinshoofd |
| shūha-宗派 | religieuze sekte [gezindte]; kerkgenootschap |
| sōseki-送籍 | (door huwelijk of adoptie) overdracht van het familieregister [huishouden-registratie] van het ene naar het andere huishouden [gezin] |
| take-他家 | ander gezin; andere familie |
| toshigo-年子 | een kind dat geboren is binnen een jaar na broer of zus; kinderen (van een gezin) die minder dan een jaar schelen |
| tsumako-妻子 | (iemand's) vrouw en kinderen; gezin |
| uchi-内 | (mijn) gezin; het gezin waar ik toe behoor |
| uchijūde-家中で | met het hele gezin; met de hele familie |
| wagō-和合 | harmonie; eensgezindheid; eendracht; eenheid; vrede |
| yōka-養家 | adoptiefamilie; adoptiegezin; familie waarin men geadopteerd is |
| yūgō-融合 | harmonie; eensgezindheid; verzoening |
| yūjo-宥恕 | vergevingsgezindheid; edelmoedigheid; vrijgevigheid |