gemeenschap / ge-meen-schap ( de (v) | znw | gemeenschappen )
1コミュニティ; 共同体 [gezamenlijke personen]
2地域社会; 市区町村 [gemeente]
Kruisverwijzing
gemeenschap
lemma | meaning |
---|---|
aihan-合判 | gezamenlijke handtekening; gemeenschappelijk zegel |
buppōsō-仏法僧 | de drie boeddhistische juwelen [schatten], n.l. Boeddha, Dharma (de boeddhistische leer), en Sangha (de boeddhistische gemeenschap) |
chigiru-契る | gemeenschap hebben; het bed delen (met) |
danchizuma-団地妻 | vrouwen die in een commune (leefgemeenschap) wonen |
danketsushin-団結心 | gemeenschapszin; coöperatieve mentaliteit; groepsgevoel |
fakku-ファック | jargon voor geslachtsgemeenschap (ook gebruikt als scheldwoord) |
gemainshafuto-ゲマインシャフト | gemeenschap; samenleving |
ī・ī・shī-イー・イー・シー | (European Economic Community) Europese Economische Gemeenschap |
kairanban-回覧板 | een mededelingenbord [circulaire; bulletin] (in Japan gebruikt door buurtverenigingen als communicatiemiddel binnen de gemeenschap) |
kakurekirishitan-隠れキリシタン | geheime [ondergedoken] christelijke kerkgemeenschap (tijdens de onderdrukking van het christendom door het Tokugawa shogunaat in de Edo periode) |
koa・shisutemu-コア・システム | bouwconstructiesysteem, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen (machinekamers, trappen, toiletten, liften) middenin een gebouw worden geïnstalleerd |
kokumintekigōi-国民的合意 | nationale consensus; gemeenschappelijke mening [instemming] van een volk |
kōkyō-公共 | openbare [publieke] status; openbaar [publiek; gemeenschappelijk] belang |
kōminkan-公民館 | wijkcentrum; buurthuis; gemeenschapsgebouw |
komyunitī-コミュニティー | gemeenschap; buurt |
kyōdōkunren-共同訓練 | (van strijdkrachten) gemeenschappelijke training [oefening] |
kyōdōshakai-共同社会 | samenleving; gemeenschap |
kyōdōshijō-共同市場 | gemeenschappelijke markt |
kyōdōshusshi-共同出資 | gemeenschappelijke [gezamenlijke] investering |
kyōdōtai-共同体 | gemeenschap; maatschappij |
kyōgaku-共学 | co-educatie; gemeenschappelijke opleiding [opvoeding] voor jongens en meisjes |
kyōtsū-共通 | (iets) gemeen [gemeenschappelijk] hebben |
kyōtsūgo-共通語 | gemeenschappelijke taal; standaardtaal |
kyōtsūten-共通点 | gemeenschappelijk punt; punt van overeenkomst |
mīru-ミール | mir (Russische plattelandsgemeenschap, voor 1917) |
naito・hosupitaru-ナイト・ホスピタル | een ziekenhuis waar 's nachts medische hulp en onderdak wordt geboden aan patiënten die overdag in de gemeenschap kunnen werken |
nashonaru・konsensasu-ナショナル・コンセンサス | nationale consensus; gemeenschappelijke mening [instemming] van een volk |
osagari-お下がり | (de basis-betekenis is van hoog naar laag) teruggave (m.n. aan de lokale gemeenschap) van offergaven voor de goden |
ōshūkeizaikyōdōtai-欧州経済共同体 | Europese Economische Gemeenschap |
ōshūkyōdōtai-欧州共同体 | Europese Gemeenschap |
pūru-プール | gemeenschappelijk fonds; kartel |
rensei-連星 | dubbelster (twee sterren die om een gemeenschappelijk zwaartepunt bewegen) |
saidaikōyakusū-最大公約数 | grootste gemene [gemeenschappelijke] deler (afk. ggd) |
seikō-性交 | copulatie; geslachtsgemeenschap; paring (bij mensen) |
sekkusu-セックス | seks; geslacht; geslachtsgemeenschap |
shakai-社会 | maatschappij; samenleving; gemeenschap; wereld; kring |
shakaisei-社会性 | saamhorigheidsgevoel; gemeenschapszin |
shūgi-宗義 | fundamentele doctrine van een geloofsgemeenschap [sekte] |
shūraku-集落 | woonplaats, woonkern (dorp, gehucht, stad); gemeenschap |
torizara-取り皿 | een apart bordje [schaaltje] per persoon (om te eten uit gemeenschappelijke schalen met gerechten) |
totsugu-嫁ぐ | (arch.) geslachtsgemeenschap hebben |