Kruisverwijzing
gebrek
| lemma | meaning |
|---|---|
| akume-悪目 | gebrek(en); een fout; een vergissing |
| amae-甘え | gebrek aan zelfredzaamheid; (emotionele) afhankelijkheid van anderen |
| botsushumi-没趣味 | smakeloosheid; gebrek aan smaak [manieren]; vulgair [alledaags] zijn |
| buchōhō-不調法 | achteloosheid; onhandigheid; ontoereikendheid; gebrek aan manieren [kennis] |
| bufūryū-無風流 | onbevalligheid; gebrek aan elegantie [verfijning] |
| bunan-無難 | onberispelijkheid; foutloos [zonder gebreken] zijn |
| burōkun・ingurisshu-ブロークン・イングリッシュ | gebroken [gebrekkig] Engels |
| chitekishōgai-知的障害 | zwakbegaafdheid; geestelijk gebrek |
| dokutāierō-ドクターイエロー | een gele onderhoudstrein, die de shinkansen spoorlijnen controleert op gebreken van apparatuur, rails, en bovenleidingen |
| fubenkyō-不勉強 | het niet genoeg studeren; luiheid; gebrek aan inzet |
| fubi-不備 | tekortkoming; onvolkomenheid; onvolmaaktheid; gebrekkigheid |
| fubin-不敏 | traagheid; onvermogen; gebrek aan talent [vaardigheid] |
| fuchō-不調 | (afk. voor) achteloosheid; onhandigheid; ontoereikendheid; gebrek aan manieren [kennis] |
| fukiritsu-不規律 | wanorde; gebrek aan discipline; ongedisciplineerdheid |
| fumajime-不真面目 | onstandvastigheid; gebrek aan eerlijkheid [ernst] |
| fumei-不明 | onwetendheid; gebrek aan inzicht |
| funare-不慣れ | gebrek aan ervaring; onervarenheid |
| funesshin-不熱心 | gebrek aan enthousiasme; onverschilligheid |
| funinjō-不人情 | onvriendelijkheid; gebrek aan medeleven; harteloosheid |
| furokyan-風呂キャン | het niet in bad gaan (vanwege vermoeidheid, tijdgebrek, e.d.) |
| furokyan-風呂キャン | iemand die niet in bad gaat (vanwege vermoeidheid, tijdgebrek, e.d.) |
| fusai-不才 | onbekwaamheid; incompetentie; gebrek aan talent |
| fusoku-不足 | tekort; gebrek; ontoereikendheid |
| fusokusuru-不足する | tekort [gebrek] hebben [krijgen] (aan iets) |
| futoku-不徳 | zedeloosheid; verdorvenheid; gebrek aan deugdzaamheid |
| fuyōi-不用意 | niet [slecht] voorbereid zijn; gebrek aan voorbereiding; onzorgvuldigheid |
| gerupin-ゲルピン | gebrek aan geld (hebben) |
| hakushijakkō-薄志弱行 | een zwak karakter; besluiteloosheid; gebrek aan wil [ondernemersgeest] |
| itaranaiten-至らない点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
| itaranuten-至らぬ点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
| kanbatsu-旱魃 | (lange) periode van droogte [gebrek aan regen]; droge periode |
| kanezumari-金詰まり | geldgebrek; (te) weinig geld hebben |
| kashi-瑕疵 | (jur.) gebrek; nalatigheid |
| kassui-渇水 | watertekort; watergebrek; droogte |
| katawa-片端 | (iemand met) een lichaamsgebrek |
| kekkan-欠陥 | nalatigheid; tekortkoming; gebrek; onvolkomenheid; defect; tekort; ontoereikendheid |
| kenchi-検知 | het via apparatuur de oorzaak van een defect [storing; gebrek] achterhalen |
| kendon-慳貪 | gebrek aan mededogen; wreedheid; onvriendelijkheid; kwaadaardigheid |
| kengifujūbun-嫌疑不十分 | gebrek aan bewijs, onvoldoende aanknopingspunten [verdenking] |
| keppai-欠配 | gebrek [tekort] aan rantsoenen; niet-levering van rantsoenen; het niet uitbetalen van salarissen; het opschorten van lonen |
| ketsujo-欠如 | gebrek; tekort; afwezigheid (van iets); ontbering |
| ketsuraku-欠落 | gebrek (aan); het ontbreken (van); gemis |
| ketsurei-欠礼 | het nalaten iemand te begroeten [te complimenteren]; gebrek aan respect [beleefdheid; manieren] |
| kihaku-希薄 | gebrek aan enthousiasme [aandacht; inhoud]; slap [ongeïnteresseerd] zijn |
| kimon-鬼門 | zwakheid; zwak punt; gebrek |
| kinketsu-金欠 | geldgebrek |
| kiokure-気後れ | verlegenheid; gêne; schroom; gebrek aan zelfvertrouwen |
| kotokaku-事欠く | tekort komen, gebrek hebben aan; missen; ontberen |
| kyūsuru-窮する | arm worden; tot armoede vervallen; geldgebrek hebben |
| meutsuri-目移り | afgeleid zijn; gebrek aan concentratie; besluiteloosheid |
| mizubusoku-水不足 | watertekort; watergebrek |
| muchi-無知 | onwetendheid; gebrek aan kennis |
| muketsu-無欠 | zonder gebreken |
| musai-無才 | onbekwaamheid; gebrek aan talent [kennis] |
| mushiryoku-無資力 | gebrek aan kapitaal [vermogen]; zonder geld [vermogen] |
| nan-難 | onvolkomenheid; fout; gebrek; nadeel |
| nankuse-難癖 | fout; gebrek; defect; zwakke plek |
| natsuyase-夏痩せ | gewichtsverlies in de warme zomer (door gebrek aan eetlust, slaap, e.d.); afvallen in de zomer wanneer het warm [heet] is |
| nebusoku-寝不足 | slaapgebrek |
| pī・eruhō-ピー・エル法 | (Product Liability Law) productaansprakelijkheidswet (aansprakelijkheid van fabrikanten voor schade veroorzaakt door een product met gebreken) |
| rōkyū-老朽 | aftakeling; gebrekkigheid; seniliteit |
| saikin-細謹 | kleine onvolkomenheid; klein gebrek |
| sanketsu-酸欠 | zuurstofgebrek |
| seizōbutsusekininhō-製造物責任法 | productaansprakelijkheidswet (aansprakelijkheid van fabrikanten voor schade veroorzaakt door een product met gebreken) |
| shikinbusoku-資金不足 | onvoldoende (monetaire) middelen; gebrek aan fondsen [geld; kapitaal] |
| shinausu-品薄 | gebrek [tekort] aan goederen [voorraad] |
| shitamotsure-舌縺れ | een spraakgebrek; lispelen; niet duidelijk kunnen spreken |
| shitatarazu-舌足らず | onduidelijke uitspraak door spraakgebrek; slissen; lispelen |
| shokuryōfusoku-食糧不足 | voedseltekort; voedselschaarste; voedselgebrek |
| tainō-怠納 | (het hebben van) een betalingsachterstand; achterstallige betaling; het in gebreke blijven |
| tansho-短所 | zwakheid; tekortkoming; gebrek; zwak punt; nadeel |