aibetsuriku-愛別離苦 | de kwelling [pijn] bij het afscheid van een dierbaar familielid |
enseki-遠戚 | een ver familielid |
gaiseki-外戚 | familielid van moederszijde [moederskant] |
gyakuen-逆縁 | een oudere die begrafenisdienst voor een jong familielid leidt |
kajin-家人 | iem. die binnenshuis blijft (met name de echtgenote en de hulp); familielid |
kashoku-家職 | een familielid (van samoerai, van adel, of van een rijke familie), dat verantwoordelijk is voor huishoudelijke zaken |
kinshin-近親 | naast familielid; naaste bloedverwant |
kinshinsha-近親者 | bloedverwant; familielid |
kosekishōhon-戸籍抄本 | uittreksel van het familieregister (m.b.t. gegevens van één familielid daarin) |
miuchi-身内 | familielid |
nikushin-肉親 | familielid; bloedverwant |
shinrui-親類 | familielid; (bloed)verwant(e) |
shinseki-親戚 | familierelatie; familiekring; familielid |
shinzoku-親族 | familielid; (bloed)verwant(e) |
wakagashira-若頭 | jonge onderbaas bij gangsters (soms de opvolger en [of] familielid van de capo) |