absenteïsme / ab-sen-te-is-me ( het (o) | znw | g.m.v. )
1常習じょうしゅう欠勤けっきん; ちょう欠席けっせき [vaak voorkomende [lange] afwezigheid van werknemers]
2ざいぬしせい; ぬしちょう期不きふざい [het niet op hun landgoederen aanwezig zijn van grondbezitters]