Kruisverwijzing
ei
| lemma | meaning |
|---|---|
| abiriti-アビリティ | bekwaamheid; vermogen |
| abuhachitorazu-虻蜂取らず | tussen de wal en het schip vallen [geraken]; noch het een nog het ander (twee dingen tegelijkertijd proberen te doen, maar in geen van beide slagen) |
| abunagaru-危ながる | bang zijn (om te); aarzelen; terugdeinzen |
| abunagenai-危なげない | veilig; zeker |
| abunai-危ない | gevaarlijk; riskant; onveilig |
| abunai-危ない | ernstig; kritiek; bedreigend |
| abunai-危ない | smal; kleine marge |
| aburake-脂気 | vettigheid; olieachtigheid |
| aburashō-脂性 | (van huid) vettigheid; vettig zijn |
| ada-仇 | wrok; wrevel; rancune; haat; boosaardigheid |
| ada-徒 | vruchteloosheid; ijdelheid; nutteloosheid |
| adabana-徒花 | kortstondige bloei |
| adagoto-徒事 | een onbelangrijke iets; zaak [geval] van weinig belang |
| adagoto-徒言 | onwaarheid; leugen |
| adaorosoka-徒疎か | verwaarlozing; nalatigheid |
| adappoi-婀娜っぽい | verleidelijk; sexy |
| adashi-徒し | wispelturigheid; grilligheid |
| adazakura-徒桜 | de kortstondige bloei van kersenbloesems |
| adohokurashī-アドホクラシー | adhocratie (bestuursvorm); ad hoc beleid |
| adoribu-アドリブ | (naar Latijn: ad libitum) ad lib; naar eigen believen [keuze]; improvisatie (zn); geïmproviseerd (bnw) |
| aegu-喘ぐ | lijden; te lijden hebben; het moeilijk hebben |
| aeka-あえか | (poëtische term) teerheid; zachtheid; vluchtigheid |
| afureru-溢れる | overstromen; overvloeien; overlopen |
| agaki-足掻き | het worstelen (b.v om uit een moeilijke situatie te komen) |
| agari-上がり | einde; afloop |
| ageku-挙げ句 | uiteindelijk; ten slotte |
| agemaki-揚巻 | ouderwetse traditionele haarstijl van jongens (met een scheiding in het midden) |
| agemaki-揚巻 | dameskapsel uit de Meiji-periode |
| agesage-上げ下げ | het (iemand) prijzen en kleineren |
| ageuma-上げ馬 | strijdros met boogschutter tijdens ceremonieën in heiligdommen |
| agitopunkuto-アギトプンクト | (Eng.: agitating point) schuilplaats; onderduikadres; geheim (commando)centrum |
| agohige-顎鬚 | sik; geitensik; geitenbaard |
| agora-アゴラ | agora (centraal stadsplein in het oude Griekenland) |
| agorafobia-アゴラフォビア | agorafobie; pleinvrees |
| ahō-阿呆 | dwaasheid; een dwaas; een idioot; een zot; een gek |
| ai-合い | tussenseizoen (lente- of herfst) kleding |
| ai-埃 | eenheid van lengte (ångström) |
| ai-愛 | liefde; verliefdheid; passie; hartstocht |
| ai-愛 | liefde; genegenheid; affectie |
| ai-愛 | vriendelijkheid; hoffelijkheid; liefdadigheid; onbaatzuchtigheid |
| ai-愛 | barmhartigheid; erbarmen |
| ai-愛 | (boeddh.) begeerte; lust; gehechtheid aan wereldse dingen |
| ai-隘 | (in kanji combinaties) smal; moeilijk |
| aibetsuriku-愛別離苦 | de kwelling [pijn] bij het afscheid van een dierbaar familielid |
| aibiki-逢い引き | geheime ontmoeting; rendez-voua |
| aibī・karejji-アイビー・カレッジ | Ivy College (universiteit in Amerika) |
| aibī・rukku-アイビー・ルック | Ivy League is een stijl van (heren)kleding (populair aan het einde van de jaren 1950) |
| aibī・sutairu-アイビー・スタイル | Ivy League is een stijl van (heren)kleding (populair aan het einde van de jaren 1950) |
| aibo-愛慕 | liefde; genegenheid; verbondenheid |
| aichaku-愛着 | het gehecht zijn aan [gesteld zijn op] iets of iem.; het voelen van een (speciale) affiniteit met iets of iem. |
| aichō-愛寵 | liefde; genegenheid; (speciale) voorkeur; gunst |
| aichōshūkan-愛鳥週間 | de week waarin de aandacht wordt gevraagd voor het beschermen en houden van (wilde) vogels (10-16 mei) |
| aidentitī-アイデンティティー | identiteit |
| aidentitī・kādo-アイデンティティー・カード | identiteitskaart; legitimatiebewijs |
| aidīkādo-アイ・ディー・カード | identiteitskaart; legitimatiebewijs |
| aidoru・kosuto-アイドル・コスト | kosten voor inactiviteit (door overcapaciteit) |
| aifuku-合服 | kleding voor de tussenseizoenen (lente en herfst) |
| aigi-合着 | kleding voor de tussenseizoenen (lente en herfst) |
| aigi-愛妓 | de favoriete actrice of geisha (van iemand) |
| aigo-愛語 | (boeddh.) vriendelijke woorden (één van de 4 methoden die bodhisattvas gebruiken om levende wezens te leiden naar de Weg van de Boeddha) |
| aijaku-愛惜 | gehechtheid; het gehecht zijn aan |
| aijaku-愛着 | gehechtheid; het gehecht zijn aan |
| aijō-愛情 | liefde; genegenheid; affectie; tederheid |
| aikan-哀感 | pathos; droefheid |
| aikata-合方 | muzikale begeleiding (Japanse traditionele muziek, zoals bij Kabuki en No theater) |
| aiki-愛機 | eigen apparatuur (camera, computer, vliegtuig, enz.) die iemand altijd graag gebruikt |
| aikō-愛校 | houden van de Alma Mater (eigen school of universiteit) |
| aikōshin-愛校心 | liefde voor de eigen school |
| aikuchi-合口 | (metselwerk) steunpunt; gezamenlijk uiteinde |
| aikyō-愛敬 | aantrekkelijkheid; charme |
| aikyō-愛敬 | sympathie; medeleven; affectie; vriendelijkheid |
| aikyō-愛敬 | complimenten; vleierij |
| aikyōbokuro-愛敬黒子 | schoonheidsvlekje [tache de beauté] |
| aikyōgen-間狂言 | deel van een no-toneelstuk waarin de kyogen-acteur de leidende rol heeft |
| aikyōmono-愛敬者 | een charmant meisje; een joviale man; een geliefd [bewonderd] iemand |
| aikyōshōbai-愛敬商売 | beroepsmatige vriendelijkheid (b.v. in restaurant of winkel, e.d.) |
| aikyōwarai-愛敬笑い | een stroperige [vleiende] glimlach |
| aimai-曖昧 | vaagheid; dubbelzinnigheid |
| aimochi-相持ち | gezamenlijke eigendom |
| ainen-愛念 | sterke liefde [genegenheid] |
| ainsutainiumu-アインスタイニウム | einsteinium (chem. element) |
| aioi-相生い | het samengroeien; aan elkaar groeien |
| aioi-相生い | het samen opgroeien (vanaf de geboorte) |
| airaku-哀楽 | verdriet [droefheid] en plezier |
| airen-愛憐 | liefde; affectie; genegenheid; tederheid; mededogen; medelijden |
| airensuru-愛憐する | liefde [tederheid; medelijden] hebben [voelen] |
| airo-文色 | onderscheid; patroon |
| aisatsu-挨拶 | begroeting; introductie; welkoms- [afscheids-] groet |
| aiseki-哀惜 | verdriet; droefheid; treurnis; leed |
| aiseki-愛惜 | tegenzin; afkerigheid |
| aiseki-愛惜 | het missen (van iemand); triestheid |
| aisha-愛車 | de eigen auto [fiets] waar iemand dol op is |
| aishaseishin-愛社精神 | loyaliteit t.o.v. het bedrijf waarvoor men werkt |
| aishinkakura-愛新覚羅 | Aisin Gioro, de naam van een Chinese keizerlijke familie van de Qing dynastie |
| aishō-哀傷 | bedroefdheid; smart (vooral na het overlijden van iemand) |
| aishō-相性 | affiniteit; goed samengaan; bij elkaar passen; chemie (tussen mensen) |
| aishū-哀愁 | droefheid; verdriet; smart; leed |
| aisō-愛想 | vriendelijkheid; hoffelijkheid; voorkomendheid; gastvrijheid; hulpvaardigheid |
| aisō-愛想 | vriendelijkheid; hoffelijkheid; voorkomendheid |
| aisō-愛想 | gastvrijheid; warme ontvangst |
| aisō-愛想 | gunst; welwillendheid; hulpvaardigheid |
| aison-愛孫 | geliefd [lief] kleinkind |
| aisowarai-愛想笑い | een beleefde glimlach; een vriendelijke glimlach uit beleefdheid |
| aisu-愛す | liefhebben; houden van; beminnen; leuk [aardig; fijn] vinden; dol zijn op; geïnteresseerd zijn in |
| aisuru-愛する | liefhebben; houden van; leuk [aardig; fijn] vinden; dol zijn op; geïnteresseerd zijn in; belangrijk [waardevol] vinden; hoogachten; respect [bewonderi |
| aita-愛他 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
| aitashugi-愛他主義 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
| aite-相手 | partner; metgezel; begeleider |
| aitemu-アイテム | noodzakelijk iets; benodigdheid; vereiste |
| aiyotsu-相四つ | (sumo) gevecht tussen twee worstelaars die beiden dezelfde hand bij voorkeur gebruiken (dus beiden rechtsaf beiden links) |
| aizen-愛染 | (boeddh.) gehechtheid |
| aizen-愛染 | (de afkorting van aizenmyōō) Boeddhistische godheid: Koning van de Liefde, zo genoemd vanwege zijn liefde voor Boeddha; godheid van de textiel |
| aizenmyōō-愛染明王 | Boeddhistische godheid: Koning van de Liefde, zo genoemd vanwege zijn liefde voor Boeddha; godheid van de textielververs |
| aizu-合図 | teken; aanwijzing; signaal; sein |
| aizukawashi-愛ずかわし | aantrekkelijk; boeiend |
| aizusuru-合図する | signaleren; een teken [aanwijzing; sein] geven; gebaren |
| ai・dī・kādo-アイ・ディー・カード | identiteitsbewijs; legitimatiebewijs |
| ai・eru・ō-アイ・エル・オー | internationale arbeidsorganisatie van de VN (International Labour Organization) |
| ai・shī-アイ・シー | (computerterm) IC, geïntegreerde schakeling (Integrated circuit) |
| ajari-阿闍梨 | een monnik die een opleiding heeft voltooid in het esoterisch boeddhisme |
| ajikiri-鰺切り | een keukenmes om kleine vissen mee te fileren |
| ajikiribōchō-鰺切り包丁 | een keukenmes om kleine vissen mee te fileren |
| ajisashi-鰺刺 | een kleine zeemeeuw [stern] (soortnaam Sterna) |
| ajisashi-鰺刺 | een visdiefje [kleine stern] (Sterna hirundo) |
| ajiwai-味わい | charme; aantrekkelijkheid |
| aka-垢 | vuil; viezigheid |
| akachōchin-赤提灯 | goedkope eet- en drinkgelegenheid (vaak herkenbaar aan een rode lantaarn als uithangbord) |
| akadensha-赤電車 | de laatste trein (aangegeven met een rood licht) |
| akaei-赤鱏 | rode pijlstaartrog (een vis, Hemitrygon akajei) |
| akagashi-赤樫 | groenblijvende Japanse eikenboom (Quercus acuta) |
| akahada-赤肌 | lege (onbegroeide) plekken in het landschap; kale berghelling |
| akajizaisei-赤字財政 | overbesteding door de overheid; financieringstekort; negatieve balans; in de rode cijfers staan |
| akakabu-赤蕪 | kleine rode radijs |
| akami-赤み | een rode [roodachtige] tint; lichte roodheid; een zweem rood |
| akami-赤身 | mager vlees of vis (met weinig vet) |
| akamon-赤門 | bijnaam voor de Universiteit van Tokio, waar de oude rode poort (de Goshudenpoort 御守殿門 uit de Edo periode) zich nu bevindt |
| akarui-明るい | goed geïnformeerd zijn |
| akaseru-飽かせる | iemand vervelen [vermoeien] |
| akasu-飽かす | iemand afmatten [vermoeien; vervelen] |
| akasu-飽かす | tijd noch moeite sparen; veel tijd besteden aan |
| akatonbo-赤蜻蛉 | rode heidelibel (Sympetrum) |
| akatsuchi-赤土 | rode aarde [klei] |
| akauntabiritī-アカウンタビリティー | aansprakelijkheid; verantwoordelijkheid |
| akazu-飽かず | onvermoeibaar; nooit genoeg van krijgen; nooit vervelen |
| ake-明け | einde; afloop; verloop |
| akeban-明け番 | een vrije dag [rustdag] (na een dag- of nachtdienst); het einde van een dag- of nachtdienst |
| akeni-明け荷 | reiskoffer; reismand |
| akeppiroge-開けっ広げ | oprechtheid; openhartigheid |
| akeru-明ける | eindigen; tot een einde komen |
| akiage-秋上げ | (viering van) het einde van de rijstoogst |
| akichi-空き地 | een onbebouwd perceel; leeg stuk grond; braak liggend terrein |
| akichikashi-秋近し | het einde van de zomer (men voelt al dat de herfst eraan komt) |
| akikusa-秋草 | herfstbloem; plant die bloeit in de herfst |
| akinokure-秋の暮れ | het einde van de herfst |
| akinoōgi-秋の扇 | herfstwaaier, metafoor voor een vrouw die de genegenheid of interesse van een man heeft verloren (uit een oud Chinees verhaal) |
| akkanjō-悪感情 | negatieve gevoelens t.o.v. iem.; wrok; bitterheid; vete |
| akke-呆気 | in staat van verbazing [verbijstering]; met stomheid geslagen zijn |
| akki-悪気 | boze geest; kwaadaardigheid; boosaardigheid; kwaadwillendheid |
| akki-悪鬼 | een kwade geest [godheid] die de mensen op het slechte pad brengt; de god van de onderwereld |
| ako-吾子 | mijn (eigen) kind |
| akogi-阿漕 | hebzucht; wreedheid |
| aku-悪 | het kwaad [de slechtheid] (van natuur, zoals ziekte, natuurrampen, etc.); ondeugd |
| aku-悪 | armoedig [armzalig]; van slechte [inferieure] kwaliteit |
| akubun-悪文 | een slechte (schrijf)stijl (dit woord wordt vaak gebruikt als uiting van bescheidenheid over een eigen brief, e.d.) |
| akubyōdō-悪平等 | gelijke behandeling van mensen ongeacht hun kwaliteiten; op valse [verkeerde] gronden gebaseerde gelijkheid |
| akugi-悪戯 | kattenkwaad; ondeugendheid; schelmenstreken |
| akugyaku-悪逆 | wreedheid; gewelddadigheid |
| akugyaku-悪逆 | ondeugendheid; kattenkwaad; schelmenstreek |
| akuhitsu-悪筆 | een slechte penseel; penseel van slechte kwaliteit |
| akui-悪意 | kwaadaardigheid (t.o.v. iem.); slechte bedoelingen |
| akui-悪意 | kwaaddenkendheid; wantrouwen |
| akukanjō-悪感情 | negatieve gevoelens t.o.v. iem.; wrok; bitterheid; vete |
| akuma-悪魔 | (boeddh.) een kwade godheid |
| akumade-飽くまで | tot het bittere einde; tot het uiterste; volhardend |
| akunaki-飽くなき | onverzadigbaar; onvermoeibaar; volhardend |
| akunen-悪念 | slechte dingen van plan zijn; kwade opzet [gedachten; motieven; bedoelingen]; kwaadwillendheid |
| akuro-悪路 | een slechte weg; een moeilijk begaanbare weg |
| akusatsu-悪札 | slecht [lelijk] schrijfwerk (zegt men van eigen handschrift) |
| akusei-悪性 | (med.) maligniteit; kwaadaardigheid (van een ziekte) |
| akusei-悪政 | slechte politiek [slecht bestuur]; wanbeleid |
| akusen-悪銭 | geld van slechte kwaliteit |
| akusenkutō-悪戦苦闘 | een verwoed [wanhopig] gevecht met de rug tegen de muur (tegen een sterke tegenstander); een zware strijd onder moeilijke omstandigheden |
| akusesu-アクセス | toegang; toelating; bereikbaarheid |
| akushidento-アクシデント | onregelmatigheid; storing (van apparatuur) |
| akushitsu-悪質 | slechte kwaliteit |
| akushōgurui-悪性狂い | verslaafd zijn aan [zich overgeven aan] frequent bordeelbezoek [losbandigheid] |
| akushogurui-悪所狂い | verslaafd zijn aan [zich overgeven aan] frequent bordeelbezoek [losbandigheid] |
| akushootoshi-悪所落し | (op een paard) over een steile weg naar beneden rijden |
| akushumi-悪趣味 | plat(vloers)heid; alledaagsheid; vulgariteit; vulgair gedrag |
| akutoku-悪徳 | een oneerlijke [onrechtvaardige] daad; corruptie; verdorvenheid; onzedelijkheid |
| akuzairyō-悪材料 | een ongunstige omstandigheid [voorwaarde] die de beurs negatief beïnvloedt; een negatieve factor |
| ama-尼 | jong meisje met haar tot op schouderlengte |
| amaashi-雨脚 | overdrijvende regen(bui); de snelheid van een passerende regenbui |
| amae-甘え | gebrek aan zelfredzaamheid; (emotionele) afhankelijkheid van anderen |
| amaenbō-甘えん坊 | een verwend [lastig] kind; een kleine dwingeland |
| amagumori-雨曇り | een bewolkte [regenachtige; dreigende] lucht |
| amagutsu-雨靴 | regenlaars; rubberlaars; waterdicht schoeisel |
| amai-甘い | zachtaardig; mild; vleiend; (al te) toegeeflijk; meegaand |
| amajio-甘塩 | licht gezouten; met weinig zout |
| amakuchi-甘口 | vleierij; zoete woorden |
| amakudari-天下り | vanuit een (hoge) overheidspositie overgaan naar een goedbetaalde functie in semi-overheidsorganisatie of private organisatie |
| amami-甘み | zoetheid; zoete smaak |
| amamoyō-雨模様 | een dreigende lucht; lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
| amaneku-普く | over het algemeen; overal; van heinde en verre; uitgebreid; wijdverbreid |
| amaooi-雨覆い | dekzeil; tarpaulin |
| amatsu-天つ | hemels; keizerlijk; imperiaal |
| amattarui-甘ったるい | (fig.) zoetig; vlieierig |
| amayoke-雨除け | tarpaulin; regenscherm; waterdicht zeildoek |
| amemoyō-雨模様 | een dreigende lucht; lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
| amenomurakumonotsurugi-天叢雲剣 | Ama-no-Murakumo no Tsurugi, het goddelijke zwaard (een van de 3 heilige kostbaarheden van Japan, spiegel, zwaard en juwelen) |
| amibari-編み針 | breinaald |
| amibō-編み棒 | breinaald |
| amidasu-編み出す | beginnen te breien [haken; vlechten] |
| amigasa-編み笠 | gebreide hoed [muts] |
| amiki-編み機 | breimachine |
| amime-編み目 | breisteek |
| amimono-編み物 | breiwerk; gebreide stof; gebreid kledingstuk |
| amimoto-網元 | aanvoerder [leider] van (een vereniging van) vissers; eigenaar van visnetten en vissersboten |
| amu-編む | breien; haken; vlechten |
| an-暗 | onwetendheid; achterlijkheid; zwakzinnigheid; domheid |
| an-暗 | geheimzinnigheid; verborgenheid; stiekem zijn |
| an-暗 | triestheid; melancholie |
| an-案 | bezorgdheid |
| anaguma-穴熊 | (het omsingelen van de koning in de hoek van zijn eigen kamp) een tactiek bij shogi (Japans schaken) |
| anakashiko-あなかしこ | een respectvolle uitdrukking aan het eind van een brief |
| ananri-暗暗裏 | in het geheim; heimelijk; stilzwijgend |
| anaunsumentokōka-アナウンスメント効果 | aankondigingseffect (beïnvloeding van kiezers door aankondigingen vooraf) |
| anbaransu-アンバランス | onevenwichtigheid; onbalans |
| anbibarensu-アンビバレンス | ambivalentie; tegenstrijdigheid |
| anchaku-安着 | veilige [behouden] aankomst |
| anchakusuru-安着する | veilig [behouden] aankomen |
| anchinomī-アンチノミー | antinomie; tegenstrijdigheid; tegenspraak |
| anchisuru-安置する | een boeddha beeld, e.d. plaatsen op een ereplaats in een tempel of heiligdom |
| anchitēze-アンチテーゼ | antithese; tegenstelling; tegenstrijdigheid |
| anda-安打 | (honkbal) een honkslag (die de slagman in staat stelt het eerste honk te bereiken, zelfs als er geen fout wordt gemaakt door de andere partij) |
| andāguraundo-アンダーグラウンド | ondergronds; heimelijk; clandestien |
| anego-姉御 | oudere zus (beleefdheids vorm) |
| angai-案外 | brutaliteit; onbeleefdheid; lompheid |
| angājuman-アンガージュマン | engagement (politieke en maatschappelijke betrokkenheid) |
| angira-アンギラ | Anguilla (Brits eiland in de Caribische zee) |
| angō-暗号 | geheimtaal; geheime code [tekens] (letters of cijfers); wachtwoord |
| ango-暗語 | geheimtaal; geheime code |
| angōkaidoku-暗号解読 | het breken [ontsleutelen; ontcijferen] van een geheime code; decodering |
| angu-暗愚 | het redeloos zijn; achterlijkheid; zwakzinnigheid; imbeciliteit |
| angū-行宮 | tijdelijk verblijf gebouwd voor een keizerlijk bezoek |
| anji-案じ | zorgen; bezorgdheid; angst |
| anka-安価 | oppervlakkigheid; lichtvaardigheid |
| anka-案下 | een toevoeging aan de adressering op een brief bij wijze van beleefdheid [respect] |
| anki-安危 | een zaak van veiligheid (of gevaar) |
| anki-暗鬼 | angst uit onzekerheid [twijfel; illusie] |
| ankoku-暗黒 | duister (fig.); geheimzinnig |
| ankokujidai-暗黒時代 | een donkere [moeilijke; zware] tijd [periode] |
| ankyo-暗渠 | drainering; bedekte [gesloten] (water)leiding |
| ankyohaisui-暗渠排水 | drainering; bedekte [gesloten] (water)leiding |
| anna-安和 | kalmte en vrede; de naam van een keizerlijk tijdperk in het midden van de Heian-periode, 10e eeuw) |
| annai-案内 | iem. de weg wijzen [wegwijs maken]; iem. rondleiden; rondleiding |
| annaiki-案内記 | een reisgids; reisboek |
| annaisha-案内者 | gids; degene die voorgaat [leidt; de weg wijst]; iem. die goed geïnformeerd is |
| annaisho-案内書 | een handleiding; handboek; een (reis)gids; reisboek |
| annaisuru-案内する | (iem.) de weg wijzen; rondleiden; uitnodigen; te zien vragen (voor iem. anders); bemiddelen voor een ontmoeting; mededelen; laten weten |
| annei-安寧 | openbare vrede [veiligheid] |
| annonzoku-アンノン族 | een term die rond 1970-1980 werd gebruikt voor jonge vrouwen die alleen of in kleine groepen reisden (met modetijdschriften en reisgidsen in de hand) |
| annyui-アンニュイ | verveling; sleur; lusteloosheid |
| anomī-アノミー | wetteloosheid; wetsloochening; anomie |
| anpaia-アンパイア | (sport) scheidsrechter |
| anpea-アンペア | ampère (eenheid van elektrische stroomsterkte) |
| anpera-アンペラ | (Maleis) ampela, een vaste plant van de zeggefamilie |
| anpi-安否 | veiligheid; welzijn |
| anpo-安保 | (nationale) veiligheid |
| anpojōyaku-安保条約 | nationaal veiligheidsverdrag |
| ansanburu-アンサンブル | geheel; totaliteit; verzameling |
| ansanburu-アンサンブル | eenheid; harmonie |
| anshin-安心 | kalmte; gemoedsrust; vredigheid |
| anshinkan-安心感 | gemoedsrust; veilig gevoel; gevoel van veiligheid |
| anshinsuru-安心する | zich op zijn gemak [veilig; vredig] voelen; onbezorgd zijn |
| anshō-暗証 | een geheime letter- [cijfer] combinatie voor toegang tot bepaalde gegevens, of voor identificatie van een persoon |
| anshōbangō-暗証番号 | (geheime) code; paswoord; pincode |
| anshū-暗愁 | zwaarmoedigheid; triestheid |
| anshutsu-案出 | een vinding; uitvinding; vindingrijkheid |
| antai-安泰 | vrede; veiligheid |
| antei-安定 | stabiliteit; evenwicht; balans |
| anteisei-安定性 | stabiliteit; evenwichtigheid |
| anteiseichō-安定成長 | stabiele groei |
| antigua・bābūda-アンティグア・バーブーダ | Antigua en Barbuda (eilandengroep in de Caribische Zee) |
| antīku-アンティーク | antiek; een antiquiteit |
| antō-暗闘 | een geheime vete; verborgen [bedekte] vijandigheid |
| antōsuru-暗闘する | een geheime [verborgen] strijd voeren (tegen) |
| anwa-安和 | kalmte en vrede; de naam van een keizerlijk tijdperk in het midden van de Heian-periode, 10e eeuw) |
| anzaisho-行在所 | een tijdelijke accommodatie gebouwd voor een keizerlijk bezoek |
| anzen-安全 | veiligheid |
| anzenben-安全弁 | veiligheidsklep; uitlaatklep |
| anzenberuto-安全ベルト | veiligheidsgordel; veiligheidsriem |
| anzenchitai-安全地帯 | veiligheidszone |
| anzenhoshō-安全保障 | nationale veiligheid |
| anzenhoshōjōyaku-安全保障条約 | (Japans-Amerikaans) Veiligheidsverdrag |
| anzenkamisori-安全剃刀 | veiligheidsscheermes |
| anzenkanri-安全管理 | veiligheidsbestuur; veiligheidscontrole |
| anzenken-安全圏 | veiligheidszone; buffer zone; veilig gebied |
| anzenki-安全器 | veiligheidsapparaat |
| anzenpin-安全ピン | veiligheidsspeld |
| anzensōchi-安全装置 | veiligheidsapparaat; veiligheidssysteem; veiligheidsgrendel |
| anzentō-安全灯 | veiligheidslamp |
| anzenzaiko-安全在庫 | veiligheidsvoorraad (genoeg voorraad om wisselingen in vraag en aanbod aan te kunnen) |
| an'an-暗暗 | geheim; verborgen; vaag; onduidelijk |
| an'i-安位 | (term van Zeami) de hoge graad van perfectie die een acteur van het Nō-theater kan bereiken, waardoor hij ontspannen zijn rol kan spelen |
| an'i-安意 | onbezorgdheid |
| an'i-安易 | luchthartigheid; gemakkelijk in de omgang zijn |
| an'i-安易 | onverschilligheid; oppervlakkigheid |
| an'itsu-安逸 | het nietsdoen; het luieren; luiheid; gemakzuchtigheid |
| an'on-安穏 | vredigheid; rust; kalmte |
| an'utsu-暗鬱 | somberheid; zwaarmoedigheid; melancholie |
| an'yaku-暗躍 | geheime manoeuvres |
| an'yakusuru-暗躍する | achter de schermen [in het geheim] werken |
| aodensha-青電車 | de één na laatste trein (aangegeven met een blauw licht) |
| aomi-青み | blauwheid; groenheid |
| aota-青田 | groen rijstveld (seizoenwoord voor zomer in haiku) |
| aotagai-青田買い | rijst kopen voordat het geoogst wordt (terwijl het nog op het rijstveld groeit) |
| aparutoheito-アパルトヘイト | (Zuid-Afrikaans) apartheid; segregatie; rassenscheiding |
| apashī-アパシー | apathie; lusteloosheid |
| aporia-アポリア | aporie; besluiteloosheid; radeloosheid; onoplosbaar probleem |
| appaku-圧迫 | iets door druk toe te passen verkleinen (van omvang, schaal, e.d.) |
| aragonashi-粗ごなし | grof malen; grove voorbereidingen |
| arahitogami-現人神 | keizer; levende god |
| arai-荒い | moeilijk; zwaar |
| araihari-洗い張り | een kimono eerst uit elkaar halen en dan de delen apart wassen en uitgespreid [uitgerekt] laten drogen |
| araioke-洗い桶 | wastobbe; wasteil |
| arakan-阿羅漢 | Arhat; Arahant (In het Boeddhisme iemand die de Verlichting heeft bereikt) |
| arakashi-粗樫 | bamboebladige eik (Quercus glauca) |
| arame-荒布 | arame (soort zeewier, Eisenia bicyclis) |
| aranuri-粗塗り | eerste pleisterlaag; eerste laag (grond)verf |
| arare-霰 | (gesneden) kleine blokjes [dobbelsteentjes] |
| arashitaji-荒下地 | arriccio (pleisterlaag bij oude fresco schilderingen) |
| areshō-荒れ性 | (van huid) droogheid; droog zijn |
| aridaka-有り高 | huidige hoeveelheid (voorraad) |
| arigachi-有り勝ち | gewoon [frequent] zijn; neiging (tot) |
| arigatai-有り難い | fijn [prettig] zijn (lett. tot dankbaarheid stemmend zijn) |
| arigatameiwaku-有り難迷惑 | een ongewenste gunst; misplaatste vriendelijkheid |
| arigatanamida-有り難涙 | tranen van dankbaarheid |
| arinashi-有り無し | wel of niet; ja of nee; aanwezigheid of afwezigheid |
| arinomama-ありの儘 | werkelijkheid; zoals het (werkelijk) is; duidelijk; rechtlijnig |
| aritayaki-有田焼 | Arita aardewerk [porselein] (uit de omgeving van de stad Arita, Kyūshū) |
| ariyō-有り様 | waarheid; ideale situatie; hoe het zou moeten zijn |
| aruba-アルバ | Aruba ()eiland in de Caribische zee) |
| āruenuē-アールエヌエー | ribonucleïnezuur |
| arugamama-有るが儘 | werkelijkheid; zoals het (werkelijk) is; duidelijk; rechtlijnig |
| aruhanbura-アルハンブラ | het Alhambra (Paleis in Granada, Spanje) |
| arukanakika-有るか無きか | een heel klein beetje; iets heel vaags |
| arukanashi-有るか無し | een heel klein beetje |
| arukotonaikoto-有る事無い事 | feit en fictie; halve waarheid |
| arumajiki-有るまじき | ongepast; onbetamelijk; beneden peil |
| arunashi-有る無し | aanwezigheid of afwezigheid; iets dat bestaat en iets dat niet bestaat; wanneer iets gebeurt of niet; hoe dan ook |
| aruto・haideruberuku-アルト・ハイデルベルク | Oud-Heidelberg (Duits romantisch toneelstuk door Wilhelm Meyer-Förster) |
| arutsuhaimābyō-アルツハイマー病 | de ziekte van Alzheimer |
| arutsuhaimāgatachihō-アルツハイマー型痴呆 | de ziekte van Alzheimer |
| asade-浅手 | klein wondje; vleeswond |
| asahaka-浅はか | kortzichtigheid; oppervlakkigheid; lichtzinnigheid; ondoordachtheid |
| asaji-浅茅 | een Japanse (schaars groeiende, korte) grassoort van de familie Imperata cylindrica (Japans bloedgras) |
| asaji-浅茅 | (afk. van) de plek met schaarse begroeiing van Japans gras (ook als metafoor voor een verlaten veld of gebied) |
| asajie-浅知恵 | oppervlakkige kennis; onnadenkendheid |
| asajiu-浅茅生 | de plek met schaarse begroeiing van Japans gras (ook als metafoor voor een verlaten veld of gebied) |
| asaren-朝練 | oefeningen (voor speciale schoolactiviteiten) in de vroege ochtend voordat de school begint |
| asei-亜聖 | een heilige [wijze] van de tweede rang [orde] (zoals Mencius of Yen Hui) |
| ashiba-足場 | steiger; stellage; toneel |
| ashibaya-足早 | loopsnelheid |
| ashibe-葦辺 | rietoever; waterkant met rietgroei |
| ashigatame-足固め | grondwerk; voorbereidingswerk; fundering |
| ashigoshirae-足拵え | schoeisel |
| ashikase-足枷 | enkelboeien; ketenen |
| ashinuki-足抜き | ontsnapping uit een moeilijke [penibele] situatie |
| ashisuto-アシスト | (sportterm) assist; voorzet; eindpass |
| ashura-阿修羅 | Asura (krijgshaftige halfgod in het Boeddhisme en in het Hindoeïsme) |
| asobiba-遊び場 | speelveld; speelplaats; speelplein |
| asobigokoro-遊び心 | een speelse stemming [geest]; speelsheid |
| asōgi-阿僧祇 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 51 (in India) of 56 (in China) |
| assen-斡旋 | het moeite doen voor iem.; iem. van dienst zijn |
| assen-斡旋 | (arbeids)bemiddeling; interventie |
| asshukuritsu-圧縮率 | compressibiliteit; samendrukbaarheid |
| asuka-飛鳥 | Asuka, plaats in de prefectuur Nara (vroegere keizerlijke hoofdstad, 538-710 n.Chr.) |
| atamadekkachi-頭でっかち | boekenwijsheid; boekengeleerde; intellectueel; theoreticus |
| atamakabu-頭株 | leider; baas; hoofd |
| atamauchi-頭打ち | het bereiken van een limiet [piek; plafond; bovengrens] |
| atarichirasu-当たり散らす | (de eigen frustratie; woede) op anderen afreageren |
| atataka-暖か | warmte; mildheid [zachtheid] (van klimaat); warme temperatuur |
| atataka-暖か | warmte (fig., gevoel, etc.); hartelijkheid; vriendelijkheid |
| atatakami-温かみ | warmte; vriendelijkheid; medeleven |
| ate-当て | hoop; kans; mogelijkheid; gissing; veronderstelling; verwachting; vooruitzicht |
| ategaibuchi-宛行扶持 | het loon voor een werknemer dat eenzijdig door de werkgever (naar zijn eigen goeddunken) wordt gegeven |
| ategaibuchi-宛行扶持 | de afgepaste hoeveelheid rijst die een baas betaalde als loon aan zijn knechten (Edo periode) |
| atorakushon-アトラクション | attractie; bezienswaardigheid |
| atozusarisuru-後退りする | terugkrabbelen; terugtrekken; terugdeinzen |
| atozusaru-後退る | terugdeinzen; terugwijken; achteruit deinzen [wijken] |
| atsuatsu-熱熱 | hartstochtelijke liefde [verliefdheid] |
| atsude-厚手 | dikte; dichtheid; consistentie |
| atsureki-軋轢 | conflict; strijd; botsing; onenigheid |
| auto・obu・baunzu-アウト・オブ・バウンズ | buiten de grenzen [perken] (fig); verboden terrein; taboe |
| awaawashii-淡淡しい | ongeïnteresseerd; onverschillig; vaag |
| aware-哀れ | droefheid; melancholie; verdriet; (onvervuld) verlangen |
| aware-哀れ | (arch.) schoonheid; elegantie; pracht |
| awasekagami-合わせ鏡 | Infinity spiegel; oneindige spiegel (twee of meerdere spiegels die steeds hetzelfde beeld weerkaatsen) |
| awatsubu-粟粒 | iets heel kleins; kruimeltje |
| ayamaritsutaeru-誤り伝える | iets verdraaien (b.v. de werkelijkheid); een verkeerde voorstelling [indruk] geven (van iets) |
| ayamaru-誤る | (iem.) misleiden |
| ayamatta-誤った | fout; verkeerd; vals; misleidend |
| ayame-文目 | onderscheid; patroon |
| ayani-奇に | eigenaardig; vreemd (genoeg] |
| ayashii-怪しい | vreemd; mysterieus; geheimzinnig |
| ayutsuishō-阿諛追従 | vleierij |
| azamuku-欺く | bedriegen; misleiden |
| azayaka-鮮やか | helderheid; levendigheid; pracht |
| azerubaijan-アゼルバイジャン | Azerbeidzjan |
| azumakudari-東下り | historische term voor het vanuit Kyoto naar de oostelijke provincies (en Edo) reizen |
| a・kapera-ア・カペラ | a capella (zingen zonder instrumentale begeleiding) |
| ba-ば | (na de izenkei van een ww. in modern Japans en achter de mizenkei in klassiek Japans wordt er een voorwaarde [conditie] uitgedrukt) als; indien |
| ba-ば | (geeft de aanleiding van wat volgt, nl. een veronderstelling, betoog of beschouwing, etc. van iem.) gezien... |
| baai-場合 | gelegenheid; zaak; (voor) het geval (dat); ingeval; als; indien |
| bācharu・riaritī-バーチャル・リアリティー | virtuele werkelijkheid [realiteit] |
| bādo・wīku-バード・ウィーク | de week waarin de aandacht wordt gevraagd voor het beschermen en houden van (wilde) vogels (10-16 mei) |
| baeki-馬駅 | pleisterplaats; stopplaats; station |
| bai-バイ | dag; tot ziens; doei |
| bai-培 | (in kanji combinaties) het kweken; laten groeien |
| bai-陪 | (in kanji combinaties) samenkomen; bijwonen; aanwezigheid |
| baiasu-バイアス | neiging; tendens; aanleg |
| baiasu-バイアス | voorspanning (elektriciteit) |
| baiden-売電 | de verkoop van elektriciteit door particulieren, bedrijven, e.d. aan elektriciteitsbedrijven |
| baiden-買電 | het kopen van elektriciteit door elektriciteitsbedrijven van andere ondernemingen |
| baihin-陪賓 | gasten begeleider; begeleider van de eregast |
| baijō-陪乗 | het instappen [samenreizen] (in auto, boot, e.d., met iemand die hoger in rang is) |
| baijū-陪従 | aanwezigheid; bijwoning; present zijn |
| baikan-陪観 | het bekijken [bijwonen] van iets met een meerdere [een superieur]; aanwezigheid (bij een keizerlijk bloemenfeest) |
| baikansuru-陪観する | iets bekijken [bijwonen] met een meerdere [een superieur]; (een keizerlijk bloemenfeest) bijwonen |
| baikyaku-売却 | verkoop; verkoping; veiling |
| baimei-売名 | reclame maken voor jezelf; iets doen omwille van de publiciteit; publiciteit zoeken |
| baipasudōro-バイパス道路 | omleidingsweg |
| bairitsu-倍率 | (kwaliteit; prestatie) graad; rangorde; klasse |
| bairyō-倍量 | dubbele hoeveelheid |
| baisekushuariti-バイセクシュアリティ | biseksualiteit |
| baisen-媒染 | het beitsen van stoffen [weefsels] (met een bijtmiddel behandelen voordat ze worden geverfd) |
| baishōsekininhoken-賠償責任保険 | aansprakelijkheidsverzekering |
| baisūsei-倍数性 | polyploïdie (in erfelijkheidsleer) |
| baitaritī-バイタリティー | vitaliteit; levenskracht |
| baito-バイト | byte (eenheid van informatie bestaande uit 8 bits) |
| bājin-バージン | zuiver; kuis; rein; onontgonnen; onbewerkt |
| bajitōfū-馬耳東風 | onverschilligheid; het niet willen luisteren |
| baka-馬鹿 | dwaasheid; gekheid |
| bakasawagi-馬鹿騒ぎ | het ravotten; stoeien; dollen; lol trappen |
| bakasu-化かす | betoveren; beheksen; misleiden; bedriegen |
| bakateinei-馬鹿丁寧 | overdreven [belachelijke] beleefdheid |
| bakkusukin-バックスキン | geitenleer; schapenleer; bokkenvel |
| bakubaku-漠漠 | uitgestrekt; grenzeloos; eindeloos |
| bakuhatsusei-爆発性 | explosiviteit |
| bakuryō-幕僚 | staf; stafofficier (in het hoofdkwartier van de legerleiding) |
| bakusai-博才 | vaardigheid met gokken |
| bakusuru-縛する | beperken; aan banden leggen; (vrijheid) inperken; in toom houden |
| bakyūmu-バキューム | vacuüm; leegte; luchtledigheid |
| bamyūdashotō-バミューダ諸島 | Bermuda eilanden |
| bāmyūda・toraianguru-バミューダ・トライアングル | Bermudadriehoek (zeegebied bij de Bermuda-eilanden) |
| banbanzai-万万歳 | (versterkende vorm van 万歳) een heuglijk feit; een feestelijke gebeurtenis; een grote vreugde [blijdschap] |
| bancha-番茶 | groene thee van mindere [inferieure] kwaliteit |
| banchō-番長 | jeugdbendeleider; leider van schoolgaande jonge delinquenten |
| bandai-万代 | 10.000 jaren; altijd; eeuwigheid |
| bandai-盤台 | een ondiepe teil [kuip], die wordt gebruikt om vissen in te vervoeren, of om sushi-rijst in te mengen |
| bandēji-バンデージ | verband; pleister |
| bandoeido- バンドエイド | (wond)pleister |
| bandomasutā-バンドマスター | bandleider; orkestleider; dirigent |
| bangaku-晩学 | studie laat in je leven; studie [opleiding] (beginnen) op oudere [hoge] leeftijd |
| banī・gāru-バニー・ガール | serveermeisje; animeermeisje (in nachtclub) |
| banji-万事 | alle dingen [zaken; feiten]; alles |
| bankake-バンかけ | (in eigen jargon van de politie) politieondervraging; politieverhoor |
| banmen-盤面 | het eindspel [de laatste fase] van een partij go of shōgi |
| bannan-万難 | ontelbare moeilijkheden [hindernissen] |
| banningu-バンニング | (Japans wasei woord) vanning, het laden van goederen in een truck (Eng.: van) |
| bannō-万能 | universeel; voor alle doeleinden te gebruiken |
| banpaia-バンパイア | verleidelijke vrouw; vamp |
| banpu-バンプ | verleidelijke vrouw; vamp |
| banrei-万霊 | veelheid [myriade] aan zielen [geesten] |
| bansei-晩成 | het laat tot wasdom komen; laat tot rijping komen; late ontwikkeling; late bloei |
| bansei-晩生 | langzame rijping [groei] |
| bansha-万謝 | heel erg dankbaar zijn; diepe dankbaarheid |
| banshō-万障 | alle hindernissen [obstakels; moeilijkheden] |
| banshū-晩秋 | eindtijd van de herfst; late herfst |
| banshū-晩秋 | seizoenwoord voor de herfst (in traditionele Japanse gedichten) |
| banshun-晩春 | het einde van de lente; late voorjaar |
| bansō-伴奏 | muziek begeleiding; accompagnement |
| bansōkō-絆創膏 | hechtpleister; wondpleister |
| bantō-番頭 | hoofd-bewaker (van een landgoed, paleisterrein, tempelcomplex, e.d.) |
| banushi-馬主 | paardeneigenaar; bezitter van paarden |
| banushi-馬主 | eigenaar [bezitter] van racepaarden |
| banzen-万全 | grondigheid; volledigheid; volmaaktheid; perfectie |
| ban'yū-蛮勇 | roekeloosheid; onverschrokkenheid; overmoed |
| ban'yūnaizaishinron-万有内在神論 | panentheīsme (filosofie) |
| ban'yūshinkyō-万有神教 | pantheīsme |
| ban'yūshinkyōshinja-万有神教信者 | pantheīst |
| ban'yūzaishinron-万有在神論 | panentheīsme (filosofie) |
| bappon-抜本 | de oorzaak elimineren; het uitroeien; verdelgen; ontwortelen |
| barabara-ばらばら | (onomatopee) verspreid; uit elkaar; los; in stukken |
| baraetī-バラエティー | verscheidenheid; variëteit; afwisseling |
| baramaku-散蒔く | verspreiden; rondstrooien; onbezonnen [roekeloos] geld uitgeven |
| barasu-バラス | ballast (grind; keien; zand) |
| barasuto-バラスト | ballast (grind; keien; zand) |
| barei-馬齢 | (nederig) de eigen leeftijd |
| bārēn-バーレーン | Bahrein (sjeikdom in Azië) |
| bareru-ばれる | uitlekken (van iets, b.v. een geheim); openbaren; onthullen; aan het licht brengen |
| bareru-バレル | vat (eenheid voor vloeistof, zoals olie) |
| bāreru-バーレル | vat (eenheid voor vloeistof, zoals olie) |
| baria・furī-バリア・フリー | toegankelijkheid (voor ouderen en mensen met een beperking) |
| bāru-バール | bar (drukeenheid) |
| barubu-バルブ | (gloei)lamp; (licht)peertje |
| bashauma-馬車馬 | (fig.) oogkleppen op hebben; iets onverstoorbaar doen zonder afgeleid te worden door bijzaken |
| bashin-婆心 | sterke [overdreven] bezorgdheid; grote aandacht voor iemands welzijn] |
| bashogara-場所柄 | situatie [omstandigheid, kwaliteit] van een plaats [locatie] |
| bashu-馬主 | paardeneigenaar; bezitter van paarden |
| bashu-馬主 | eigenaar [bezitter] van renpaarden |
| basseki-末席 | zitplaats aan het eind van de tafel (het verst verwijderd van de eregast) |
| basshō-跋渉 | het rondzwerven; rondreizen |
| batei-馬丁 | paardenknecht; oppasser van een officier; lakei |
| batō-罵倒 | kleinering, belediging; scheldwoord |
| baton-バトン | (fig.) stokje; leiding |
| batsuichi-バツイチ | Iemand die 1 keer gescheiden is |
| batsuyō-末葉 | het einde [slot] (van een tijdperk) |
| batten-罰点 | een x-symbool (dat een fout of onmogelijkheid aangeeft) |
| battōtai-抜刀隊 | een speciale (met Japanse zwaarden bewapende) politie-eenheid (Meiji-periode) |
| bauhausu-バウハウス | Bauhaus (Hogeschool voor architectuur, opgericht in 1919 in Weimar) |
| beato-ベアト | heilige; gezegende |
| bebī-ベビー | baby; zuigeling; klein kind |
| bedowin-ベドウィン | bedoeïen (rondtrekkende nomade een de woestijn) |
| beikokuyotakushōken-米国預託証券 | (American Depositary Receipt) Amerikaans certificaat (van een bank) voor een bepaald aantal verhandelbare aandelen van een buitenlands bedrijf |
| bēju-ベージュ | beige (kleur) |
| bekke-別家 | een nieuwe tak van een familie; uit het ouderlijk huis gaan en een eigen gezin stichten |
| bekke-別家 | het zelfstandig worden van een werknemer (die een eigen zaak gaat runnen onder dezelfde naam) |
| bekutoru-ベクトル | vector (grootheid in wiskunde) |
| bengo-弁護 | verdediging; pleidooi |
| benjiru-弁じる | onderscheiden |
| benkei-弁慶 | Benkei, een beroemde krijger uit de Kamakura-periode |
| benkyō-勉強 | studie; het ijverig [hard] studeren (bij educatieve instellingen, zoals scholen of universiteiten) |
| benran-便覧 | handleiding; gids; vademecum; compendium |
| benri-便利 | gemak; handigheid; geschiktheid |
| bensai-弁才 | welsprekendheid; welbespraaktheid; eloquentie |
| benso-弁疏 | verweer; pleidooi; verdediging |
| benten-弁天 | Benten (= Benzaiten), godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit; 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie) |
| bentōten-弁当店 | uitspanning of kleine winkel waar lunches worden verkocht (vaak in treinstations); snelbuffet |
| benzaiten-弁財天 | Benzaiten, godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
| benzetsu-弁舌 | welsprekendheid; welbespraaktheid |
| beppin-別品 | hoge [goede] kwaliteit goederen |
| beppin-別嬪 | schoonheid; knappe vrouw; mooi meisje |
| beruto-ベルト | gordel; riem; ceintuur; band |
| bessei-別姓 | verschillende achternamen; het gebruik van verschillende achternamen bij een echtpaar (waar ieder zijn eigen familienaam aanhoudt) |
| besshi-別紙 | bijlage; bijgevoegd [begeleidend; ingesloten] document [blad] |
| besshō-蔑称 | een kleinerende [denigrerende] benaming (voor iemand of iets); belediging |
| betaichimen-べた一面 | overal; (verspreid) over het hele oppervlak |
| betsu-別 | verschil; onderscheid |
| betsudōtai-別働隊 | afzonderlijke [aparte] legereenheid (los van de hoofdmacht opererend) |
| betsugi-別儀 | een andere zaak [aangelegenheid] |
| betsugo-別後 | de periode [gebeurtenissen] na een afscheid [scheiding; uit elkaar gaan] |
| betsugū-別宮 | ondergeschikte schrijn (binnen een shinto heiligdom) |
| betsugū-別宮 | keizerlijk paleis |
| betsuji-別辞 | afscheidsrede; afscheidstoespraak |
| betsujō-別状 | buitengewone [uitzonderlijke] toestand [situatie; omstandigheid] |
| betsuri-別離 | scheiding; afscheid |
| bibi-微微 | klein [onbeduidend; onbelangrijk; onbetekenend] zijn |
| bibiru-びびる | bang [angstig; nerveus; geïntimideerd] zijn |
| bibō-美貌 | knap uiterlijk; schoonheid; bekoorlijkheid; charme |
| biburiomania-ビブリオマニア | bibliomanie (verzotheid op boeken) |
| bichōsei-微調整 | fijnafstelling; kleine aanpassingen |
| bide-ビデ | bidet (klein zitbadje) |
| bigaku-美学 | esthetica; esthetiek; schoonheidsleer |
| bigināzu・rakku-ビギナーズ・ラック | meer geluk dan wijsheid |
| bii-微意 | (nederige term voor de eigen gevoelens) mijn gevoelens |
| bii-微意 | een klein cadeau |
| biishiki-美意識 | gevoel voor schoonheid; esthetisch gevoel |
| bijin-美人 | schoonheid; knappe vrouw |
| bijo-美女 | mooie [knappe] vrouw; schoonheid |
| bijutsukōgei-美術工芸 | kunstnijverheid |
| bijutsushin-美術心 | kunstzinnigheid; gevoel voor kunst |
| bikan-美感 | een gevoel voor schoonheid |
| biki-美姫 | een schoonheid; mooie vrouw |
| bikko-跛 | mankheid; kreupelheid |
| bikō-備荒 | voorzorgsmaatregelingen (voor rampen en calamiteiten) |
| bikō-尾行 | (m.n. bij politieonderzoek) het schaduwen; (heimelijk) volgen; in het oog houden |
| bikō-微行 | het incognito [in het geheim] reizen |
| bikuni-比丘尼 | (Kamakura- en Muromachi-periode) rondreizende vrouwelijke entertainer (die optrad verkleed als non); prostituee |
| bimyō-微妙 | subtiliteit; delicaatheid |
| bin-便 | lijndienst (boot; trein, bus, etc.); vlucht(nummer) |
| bīnasu-ビーナス | Venus (godin van de schoonheid) |
| binjō-便乗 | opportuniteit; het gebruik maken van; profiteren |
| binkan-敏感 | (over)gevoeligheid; lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid |
| binsen-便船 | (reizen met) de (eerste) beschikbare boot |
| biryoku-微力 | geringe kracht; beperkte bekwaamheid [vaardigheden]; weinig invloed; lage sociale status |
| biryoku-微力 | (een bescheiden term voor) de eigen [mijn] bekwaamheden [kracht] |
| biryūshi-微粒子 | klein [minuscuul] deeltje; partikel |
| bisai-微細 | kleinigheid; futiliteit; nietigheid |
| bishin-微震 | zeer lichte aardbeving (intensiteit 1) |
| bishin-美神 | Venus; godin van de schoonheid |
| bishitsu-美質 | goede karaktertrek [eigenschap; kwaliteiten]; deugd |
| bishō-微傷 | lichte verwonding; kleine wond |
| bishō-微小 | kleinigheid; nietigheid |
| bishō-微少 | oneindig kleine afmeting [hoeveelheid] |
| bishonure-びしょ濡れ | kletsnat; drijfnat; kleddernat; zeiknat; doorweekt |
| bishu-美酒 | een excellente (heerlijke) sake; drank van goede kwaliteit |
| bishū-美醜 | schoonheid en lelijkheid; mooie en lelijke dingen |
| bisuta・kā-ビスタ・カー | panorama wagon (van trein, met mooi uitzicht) |
| bisutoro-ビストロ | bistro; eetcafé; klein restaurant |
| bitoku-美徳 | deugd; deugdzaamheid; nobel karakter |
| biyō-美容 | schoonheid; schoonheidsbehandeling |
| biyōin -美容院 | schoonheidssalon; schoonheidsinstituut |
| biyōshi-美容師 | kapper; schoonheidsspecialist (zonder scheervergunning) |
| biyōshitsu-美容室 | schoonheidssalon |
| bī・esu・ī-ビー・エス・イー | gekkekoeienziekte (BSE) |
| bo-暮 | (in kanji combinaties) zonsondergang; schemering; avond; einde |
| bō-暴 | (bruut) geweld; wreedheid |
| bōaku-暴悪 | geweld; gewelddadigheid; wreedheid |
| bōbaku-茫漠 | uitgestrekt [onbegrensd; oneindig wijds; grenzeloos; vaag; onduidelijk] zijn |
| bōbō-茫茫 | weids; uitgestrekt; grenzeloos |
| bōchōseisaku-防諜政策 | contraspionage beleid [politiek] |
| bōdai-膨大 | uitbreiding; vergroting; groei; uitzetting; opzwelling |
| bodaiju-菩提樹 | Bodhiboom, Ficus religiosa (oorspronkelijk uit India; onder deze boom zou Boeddha de verlichting bereikt hebben) |
| bodaiju-菩提樹 | de vertaling van Der Lindenbaum, het vijfde lied in de Winterreise cyclus van Schubert |
| bodaisatta-菩提薩埵 | een bodhisattva (een wezen dat streeft naar verlichting en het bereiken van het boeddhaschap, maar deze uitstelt om eerst anderen te kunnen helpen) |
| bodībōdo-ボディーボード | kleine surfplank (waarop je liggend voortbeweegt) |
| bodīgādo-ボディーガード | lijfwacht; persoonlijke beveiliger |
| bōdosēringu-ボードセーリング | het plankzeilen; windsurfen |
| bōeishisetsuchō-防衛施設庁 | Japans Agentschap voor het beheer van defensiefaciliteiten |
| bōfū-防風 | (afk. voor hamabōfu) plant, Glehnia littoralis (seizoenwoord voor de lente) |
| bōgen-妄言 | leugen; onwaarheid |
| bōgi-謀議 | samenzwering; beraming; komplot; geheim overleg |
| bogīsha-ボギー車 | (trein) draaistel; draaiwagen |
| bōgu-ボーグ | mode; rage; trend; populariteit |
| bōgyoritsu-防御率 | (honkbal) Earned Run Average (ERA) (statistiek voor de effectiviteit van een werper) |
| bōhan-防犯 | beveiliging; bewaking |
| bōhankamera -防犯カメラ | bewakingscamera; beveiligingscamera |
| bōhon-坊本 | beperkte uitgave van een boek, op basis van lokale verspreiding; boek uitgegeven door een particuliere boekhandel |
| bōhyō-妄評 | (bescheiden woord voor de eigen kritiek op anderen) mijn kritiek |
| boirudo・eggu-ボイルド・エッグ | een gekookt ei |
| bōjakubujin-傍若無人 | arrogantie; onbeschoftheid; brutaliteit; schaamteloosheid |
| bojō-慕情 | het verlangen [de liefde; genegenheid] |
| bokkuri-木履 | traditionele gelakte houten sandalen (geta) voor meisjes |
| bokujō-牧場 | weiland [grasland] (voor vee) |
| bokumetsu-撲滅 | uitroeiing; vernietiging; uitbanning |
| bokusha-牧者 | (Christendom) herder (leider van de gelovigen) |
| bokushu-墨守 | aanhankelijkheid; het zich vastklampen [hechten] (aan een gewoonte, traditie, e.d.) |
| bokusōchi-牧草地 | weide; grasland; weiland |
| bōkyō-防共 | verdediging tegen (verspreiding van) het communisme |
| bōman-暴慢 | arrogantie; brutaliteit; ongemanierdheid; schaamteloosheid |
| bonchi-盆地 | stroomgebied; waterbekken; (ronde) vallei |
| bōnenkai-忘年会 | eindejaarsfeest (lett.: vergeet-het-jaar feest; men drinkt om de zorgen van het oude jaar te vergeten en te toasten op het nieuwe jaar) |
| bonge-凡下 | gewoonheid, alledaagsheid; middelmatigheid |
| bonnō-煩悩 | (boeddh.) wereldse verleidingen [verlangens; lusten] |
| bonsai-凡才 | middelmatigheid; matige vaardigheid [bekwaamheid] |
| bonsai-凡才 | een persoon met matige vaardigheid [bekwaamheid] |
| bonten-梵天 | (visserij) de boei van een vislijn of slagnet |
| bon'yō-凡庸 | middelmatigheid |
| bon・boyāju-ボン・ボヤージュ | goede reis! |
| bōon-忘恩 | ondankbaarheid |
| bōonsei-防音性 | geluiddichtheid |
| bōrei-暴戻 | tirannie; wreedheid |
| bōro-ボーロ | klein rond koekje |
| boroboro-ぼろぼろ | in stukjes; een voor een; verspreid; de een na de ander |
| borokuso-襤褸糞 | geringschattend [kleinerend; waardeloos] zijn |
| bōryokukōi-暴力行為 | gewelddaad; gewelddadigheid; gewelddadig gedrag |
| bōsei-暴政 | tirannie; despotisme; onderdrukking door de overheid |
| bōshoku-暴食 | vraatzucht; gulzigheid; onmatigheid bij het eten |
| bōshoku-望蜀 | onbevredigbaarheid; onverzadigbaarheid |
| bōshu-芒種 | (lett. zaad in kafnaald) tijd om graan te zaaien (één van de 24 seizoenen van de zonnekalender, ca. 6 juni) |
| boshun-暮春 | het einde van de lente; late voorjaar |
| bosu-ボス | baas; leider; hoofd; chef |
| bōsuisei-防水性 | waterbestendigheid |
| bosuton・baggu-ボストン・バッグ | weekendtas; (grote) reistas |
| bōtoku-冒涜 | godslastering; blasfemie; heiligschennis; schending |
| botomu・auto-ボトム・アウト | het laagste peil [de bodemprijs] bereiken |
| botsushumi-没趣味 | smakeloosheid; gebrek aan smaak [manieren]; vulgair [alledaags] zijn |
| bōyō-茫洋 | uitgestrektheid; grenzeloosheid; eindeloosheid |
| bubunkyokuhitsu-舞文曲筆 | vrije schrijfstijl waarbij de de feiten worden verdraaid voor een literair effect |
| buchōhō-不調法 | achteloosheid; onhandigheid; ontoereikendheid; gebrek aan manieren [kennis] |
| buenryo-無遠慮 | lompheid; brutaliteit; schaamteloosheid; directheid |
| bufūryū-無風流 | onbevalligheid; gebrek aan elegantie [verfijning] |
| bugai-部外 | buiten de (eigen) afdeling [kring] zijn |
| bugaihi-部外秘 | beperkt tot de (eigen) afdeling: alleen voor de afdeling |
| bugaisha-部外者 | buitenstaander; iemand buiten de (eigen) groep |
| buhen-武辺 | krijgshaftigheid; (militaire) moed; dappere strijder |
| bui-ブイ | boei; baken; reddingsboei |
| buji-無事 | veiligheid; zekerheid; rust |
| bukakkō-不格好 | vormloosheid; onhandigheid; onbeholpenheid |
| bukatsu-部活 | (afk. voor) clubactiviteiten; buitenschoolse activiteiten |
| bukimi-不気味 | vreemdheid; griezeligheid; geheimzinnigheid; spookachtigheid |
| bukiryō-不器量 | lelijkheid; onaantrekkelijkheid |
| bukiryō-不器量 | onbekwaamheid; incompetentie |
| bukitcho-不器用 | onhandigheid; onbekwaamheid; stunteligheid; tactloosheid |
| bukiyō-不器用 | onbekwaamheid; onhandigheid |
| bukka-仏果 | (boeddh.) nirwana; Verlichting (bereikt door boeddhistische training) |
| bukun-武勲 | militaire verdienste [heldendaad] ; wapenfeit |
| bun-分 | mate; omstandigheid |
| bunai-部内 | (zakelijke) kring; departement; binnen de (eigen) kring [afdeling] (van een bedrijf, organisatie, e.d.) zijn |
| bunan-無難 | veiligheid; beveiliging |
| bunan-無難 | onberispelijkheid; foutloos [zonder gebreken] zijn |
| bunan-無難 | veilig [redelijk; geschikt; aanvaardbaar; adequaat] zijn |
| bunbōgu-文房具 | schrijfgerei; schrijfbehoeften; kantoorartikelen |
| bunbufuki-文武不岐 | literaire en militaire kunsten [de pen en het zwaard] volgen hetzelfde pad [zijn geen gescheiden paden] |
| bungakubu-文学部 | Faculteit der Letteren |
| bungu-文具 | schrijfwaren; schrijfgerei; kantoorartikelen |
| bunin-無人 | onderbemand; aderbezetting; met te weinig personeel |
| bunjinga-文人画 | literator schilderkunst (schilderkunst als nevenactiviteit van een literator, in China en later ook in Japan vanaf de Edo periode) |
| bunkachō-文化庁 | Bureau [Overheidsdienst] voor Cultuur |
| bunkajin-文化人 | een hoogopgeleid [cultureel onderlegd] persoon |
| bunkakatsudō-文化活動 | culturele activiteiten |
| bunkakunshō-文化勲章 | Japanse Orde van Culturele Verdienste (onderscheiding voor mensen die een bijdrage hebben geleverd aan behoud en ontwikkeling van de cultuur) |
| bunkan-文官 | ambtenarij; ambtenarenapparaat; overheidsdienst |
| bunkasai-文化祭 | cultureel festival (op scholen, universiteiten, gevangenisinstellingen e.d.) |
| bunkatsu-分割 | verdeling; splitsing; afscheiding |
| bunkatsusuru-分割する | verdelen; splitsen; scheiden |
| bunken-文献 | handgeschreven of gedrukte verslaggeving voor onderzoeksdoeleinden |
| bunko-文庫 | paperback in klein formaat; pocketboek |
| bunkobon-文庫本 | pocketboek (paperback in klein formaat) |
| bunmatsu-文末 | zinseinde; het einde van een zin |
| bunmei-文名 | literaire faam [beroemdheid] |
| bunmeikaika-文明開化 | (lett. beschaving en vooruitgang) tendens naar modernisering en verwestersing in de vroege Meiji-periode in Japan |
| bunpitsu-分泌 | uitscheiding; afscheiding |
| bunpitsusuru-分泌する | afscheiden; uitscheiden |
| bunpu-分布 | verspreiding; distributie; verdeling; verstrekking |
| bunpuzu-分布図 | verspreidingskaart; verspreidingsdiagram |
| bunpu'iki-分布域 | verspreidingsgebied |
| bunri-分離 | scheiding; afscheiding; verbreking; ontkoppeling |
| bunsansuru-分散する | verspreiden; verdelen; decentraliseren; verstrooien |
| buntai-分隊 | (mil.) brigade; divisie; eenheid |
| bun'atsu-分圧 | partiële druk; partieeldruk (scheikunde) |
| bun'in-分院 | plaatselijke [kleine tempel] die gerelateerd is aan een hoofdtempel |
| buraia-ブライア | boomheide (Erica arborea) |
| buraiā-ブライアー | boomheide (Erica arborea) |
| buraidaru-ブライダル | bruiloft; huwelijksplechtigheid; trouwerij |
| burakku・chenbā-ブラック・チェンバー | Black Chamber (1919–1929); ook bekend als het Cipher Bureau, de voorloper van de geheime dienst van de VS, National Security Agency (NSA) |
| burakku・jānarizumu-ブラック・ジャーナリズム | zwarte journalistiek (met onthullende geheime informatie) |
| buraku-部落 | klein dorp; gehucht; nederzetting |
| burakumin-部落民 | (lett. de mensen van het dorp) van oudsher een autochtone minderheid in Japan |
| bure-ぶれ | kleine (vaak onbedoelde) beweging met de camera, waardoor een bewogen [onscherpe] foto [opname; video] wordt gemaakt |
| bure-ぶれ | (kleine) afwijking; verschil |
| burei-無礼 | onbeleefdheid; ongemanierdheid; onbeschaafdheid |
| burēn-ブレーン | hersenen; brein |
| burunei-ブルネイ | Brunei (sultanaat in Azië) |
| burunetto-ブルネット | brunette (meisje of vrouw met donkerbruin haar) |
| burupen-ブルペン | stierenweide; stierenbox |
| burū・karā-ブルー・カラー | arbeider; iemand die in een fabriek of werkplaats werkt |
| busahō-無作法 | onbeleefdheid; slechte manieren; inbreuk op de etiquette |
| busaiku-不細工 | onhandigheid; stunteligheid |
| busaiku-不細工 | alledaagsheid; eenvoudigheid; onaantrekkelijkheid |
| bushō-武将 | militair leider; generaal; (opperste) krijgsheer; opperbevelhebber |
| bussheru-ブッシェル | inhoudsmaat (voor vloeistof 36,369 l.) |
| bussho-仏所 | plaats waar een Boeddha huist; het Reine land |
| busso-仏祖 | een hogepriester die door het zenboeddhisme een religieuze staat heeft bereikt |
| bussō-物騒 | onveilig [onrustig; onheilspellend; dreigend] zijn |
| busui-無粋 | onbeschaaftheid; tactloosheid; slechte smaak |
| butai-部隊 | (leger)eenheid; brigade |
| butoku-武徳 | rechtschapenheid [ethiek] in budo-kunsten en vechtsporten |
| butsuyoku-物欲 | materialisme; hebzucht; hebberigheid |
| buyaku-夫役 | corvee; dwangarbeid; slavenarbeid |
| buyōjin-不用心 | onveilig [onzorgvuldig; onoplettend] zijn |
| buzama-無様 | lelijkheid; misvormdheid; onbeholpenheid; lompheid |
| buzei-無勢 | een klein aantal; numerieke minderheid |
| byōbō-渺茫 | uitgestrektheid; grenzeloosheid; weidsheid |
| byōbyō-渺渺 | uitgestrektheid; grenzeloosheid; weidsheid |
| byōdō-平等 | gelijkheid |
| byōdō-廟堂 | keizerlijk hof\ |
| byōgi-廟議 | vergadering aan het (keizerlijk; koninklijk) hof |
| byōketsu-病欠 | ziekteverzuim; afwezigheid wegens ziekte |
| byōshin-病身 | een slechte [zwakke; kwetsbare] gezondheid; ziekelijke [zwakke] constitutie |
| byūbyū-びゅうびゅう | (geluid van) loeiende wind, e.d. |
| byuffe-ビュッフェ | restauratie in een trein |
| byūtī-ビューティー | schoonheid |
| byūtī・supotto-ビューティー・スポット | schoonheidsvlekje |
| chadana-茶棚 | plank om theegerei op te bergen |
| chadōgu-茶道具 | benodigdheden [gerei; gebruiksvoorwerpen] voor de Japanse theeceremonie |
| chadokoro-茶所 | ruimte in tempels [heiligdommen] waar thee wordt geserveerd voor bezoekers |
| chagashi-茶菓子 | Japanse zoetigheid [cake; lekkernij] bij de thee |
| chaki-茶器 | benodigdheden [gerei; gebruiksvoorwerpen] voor de Japanse theeceremonie |
| chakueki-着駅 | eindstation; eindpunt (van een spoorlijn) |
| chakufuku-着服 | verduistering; toe-eigening |
| chakufukusuru-着服する | verduisteren; zich iets toe-eigenen; iets verdonkeremanen; achteroverdrukken |
| chakugan-着岸 | het bereiken van de kust [wal]; aanmeren (van een schip) |
| chakui-着意 | bedachtzaamheid; begrip; zorg; aandacht; overweging |
| chakujitsu-着実 | geleidelijkheid; standvastigheid; betrouwbaarheid; zorgvuldigheid |
| chakushō-着床 | innesteling; nedatie; innidatie (van eicellen) |
| chakushutsu-嫡出 | legitimiteit van geboorte; geboorte uit een wettig huwelijk |
| chakuson-嫡孫 | wettige kleinzoon (van de erfgenaam van een familie) |
| chame-茶目 | ondeugendheid; speelsheid |
| chāmu-チャーム | charme; bekoring; aantrekkelijkheid |
| chāmu・sukūru-チャーム・スクール | etiquetteschool (voor meisjes) |
| chan-ちゃん | klankverandering van het achtervoegsel -san, gebruikt voor meer vertrouwelijkheid of voor kinderen |
| chanoko-茶の子 | offergave tijdens een boeddhistische plechtigheid [dienst] |
| chansu-チャンス | kans; gelegenheid |
| chaperu-チャペル | kapel; (kleine) kerk |
| charitī-チャリティー | liefdadigheid; liefdadige instelling |
| charitī・bazā-チャリティー・バザー | liefdadigheidsmarkt; liefdadigheidsbazaar |
| charitī・konsāto-チャリティー・コンサート | liefdadigheidsconcert |
| charitī・ōkushon-チャリティー・オークション | liefdadigheidsveiling |
| charitī・shō-チャリティー・ショー | benefietconcert; liefdadigheidsvoorstelling |
| charumera-チャルメラ | schalmei (fluit) |
| chashaku-茶杓 | een bamboe schep die wordt gebruikt bij de bereiding van groene poederthee |
| chauke-茶請け | iets lekkers (een klein hapje; cake; snoepje) bij de thee voor gast |
| chawanmushi-茶碗蒸し | Japans eiercustard gerecht, dat traditioneel wordt gestoomd in een theekom |
| chi-智 | wijsheid; intellect; intelligentie; kennis |
| chi-癡 | (boeddh.) (één van de drie giftigheden in de menselijke ziel) stompzinnigheid; onwetendheid |
| chian-治安 | openbare orde; openbare veiligheid |
| chibi-ちび | klein [kort] persoon [dier] |
| chibi-ちび | klein kind; kleintje; onderdeurtje |
| chibichibi-ちびちび | beetje bij beetje; stap voor stap; met kleine teugjes [hapjes] |
| chibikko-ちびっ子 | klein kind; kleintje |
| chibō-知謀 | vindingrijkheid; inventiviteit; vernuft |
| chibu-恥部 | schande; (bron van) verlegenheid; schaamte |
| chichikuru-乳繰る | een geheime liefdesaffaire hebben (met) |
| chie-知恵 | wijsheid; inzicht |
| chiekiken-地役権 | erfdienstbaarheid |
| chiekiryō-血液量 | bloedvolume; hoeveelheid bloed |
| chien-地縁 | lokale verbondenheid [verwantschap]; onderlinge relatie gebaseerd op dezelfde woonomgeving |
| chienetsu-知恵熱 | (lett. wijsheidskoorts) plotseling opkomende (en kortdurende) koorts bij baby's (vaak geassocieerd met het tandjes krijgen) |
| chīfu-チーフ | chef; baas; aanvoerder; leider |
| chigai-違い | verschil; onderscheid |
| chigaihōken-治外法権 | exterritorialiteit |
| chigyō-知行 | een leengoed; leeneigendom; stipendium |
| chihōjichi-地方自治 | lokale overheid; lokaal gezag |
| chihōjichitai-地方自治体 | lokale authoriteit; lokale overheid; gemeente |
| chihōkōmuin-地方公務員 | functionaris [ambtenaar] van een lokale overheid |
| chihōsai-地方債 | obligatie(s) uitgegeven door een lokale overheid (provincie; gemeente) |
| chiikineko-地域猫 | buurtkat; straatkat (een kat die niet van één eigenaar is, maar van meerdere bewoners gezamenlijk) |
| chiisai-小さい | klein; jong; gering; onbeduidend |
| chiisana-小さな | klein; jong; gering; onbeduidend |
| chiji-千千 | velen; duizenden; verscheidenen |
| chijō-痴情 | blinde hartstocht; waanzinnige [dwaze] verliefdheid |
| chikakatsudō-地下活動 | ondergrondse beweging; ondergrondse activiteiten |
| chikakei-地下茎 | wortelstok; eizoom |
| chikama-近間 | in de buurt; niet ver weg; in de nabijheid |
| chikame-近目 | bijziendheid; myopie |
| chikaradameshi-力試し | test van fysieke kracht [vaardigheden]; proeve van bekwaamheid |
| chikaramakesuru-力負けする | verliezen door verkeerd gebruik van je eigen kracht |
| chikarawaza-力業 | zwaar werk; werk dat veel (lichamelijke) kracht vereist |
| chikaundō-地下運動 | ondergrondse beweging; ondergrondse activiteiten; verzetsbeweging |
| chikei-地形 | topografie; geografische kenmerken; terrein; landvorm |
| chikori-チコリ | cichorei (Cichorium intybus) |
| chikorī-チコリー | cichorei (Cichorium intybus) |
| chikudenki-蓄電器 | (elektriciteit) condensator |
| chikusanbutsu-畜産物 | dierlijke producten (zoals melk, eieren, vlees; wol, etc.) |
| chikusuijitsu-竹酔日 | 13 mei (maankalender), de dag waarop traditioneel in China bamboe werd geplant (lett. dronken bamboe-dag) |
| chikuwa-竹輪 | Japans (hol, buisvormig) voedingsproduct (gemaakt van o.a. gepureerde vis, zout, suiker, eiwit en zetmeel) |
| chimei-知名 | bekendheid |
| chimeido-知名度 | (naams)bekendheid; reputatie |
| chin-朕 | (gebruikt als keizerlijke zelfaanduiding) ik (of pluralis majestatis) wij |
| chinchikurin-ちんちくりん | (te) klein [kort; ondermaats] zijn |
| chinchō-珍重 | gunstige gelegenheid; vreugdevolle gebeurtenis; iets veelbelovends |
| chinchō-珍重 | (zen-boeddhisme) afscheidswoord gebruikt door monniken, zoals: tot ziens, welterusten, blijf gezond en wel, e.d |
| chinjō-陳情 | petitie; verzoekschrift (m.n. bij een overheidsinstantie) |
| chinōhan-知能犯 | misdrijven met gebruik van informatie (zonder geweld); criminaliteit met intellectueel eigendom; witteboordencriminaliteit |
| chinpei-鎮兵 | (Nara-Heian periode) verdedigingsleger (voor de provincies Mutsu en Dewa in Japan) |
| chinrin-沈淪 | het diep zinken; in de vergetelheid geraken; ondergang; teloorgang; vernietiging |
| chintai-沈滞 | stagnatie; inactiviteit; slapte |
| chintsū-沈痛 | droefheid; somberheid |
| chin'utsu-沈鬱 | somberheid; zwaarmoedigheid; depressie; melancholie |
| chippoke-ちっぽけ | zeer klein; onbeduidend; nietig |
| chīpu・gabamento-チープ・ガバメント | goedkope overheid |
| chirakaru-散らかる | verspreid [overhoop] liggen; in wanorde verkeren |
| chirimenjako-縮緬雑魚 | gedroogde kleine visjes |
| chirirenge-散り蓮華 | Chinese porseleinen lepel |
| chisetsu-稚拙 | ongekunsteldheid; naïviteit; kinderachtigheid |
| chisha-知者 | een boeddha; degene die de verlichting heeft bereikt |
| chishio-血潮 | bloed dat uit het lichaam vloeit |
| chishio-血潮 | warmbloedigheid; hartstochtelijkheid |
| chishiryō-致死量 | een fatale [dodelijke] dosis [hoeveelheid] |
| chisō-馳走 | gastvrijheid; hartelijkheid; gulheid |
| chitekishōgai-知的障害 | zwakbegaafdheid; geestelijk gebrek |
| chitekizaisanken-知的財産権 | intellectuele eigendomsrechten |
| chitose-千歳 | een millennium; duizend jaar; een eeuwigheid |
| chizeru-チゼル | beitel |
| chōai-寵愛 | gunst; steun; sympathie; genegenheid; liefde |
| chōaisuru-寵愛する | sympathie [genegenheid] hebben; liefhebben; beschermen; (iem.) protegeren |
| chōbi-掉尾 | einde; slot; laatste stuk; laatste loodjes |
| chobo-点 | muziekbegeleiding [recital] van Gidayū (Kabuki theater) |
| chōchinmochi-提灯持ち | vleierij; bewieroking; ophemeling |
| chōchinmochi-提灯持ち | vleier; hielenlikker |
| chōchō-町長 | burgemeester van een kleine stad |
| chōda-長打 | (honkbal) (lange) honkslag (waarbij de slagman meerdere honken kan bereiken) |
| chōeki-懲役 | gevangenisstraf [gevangenschap] (met dwangarbeid) |
| chōekikei-懲役刑 | gevangenisstraf (met dwangarbeid) |
| chōetsu-超越 | superioriteit; uitmuntendheid |
| chōga-頂芽 | eindknop; apicale knop (het primaire, dominante, groeipunt is aan de punt van de stengel of tak van de plant) |
| chōgayūsei-頂芽優勢 | (plantkunde) apicale dominantie (d.w.z. dat de top een plant sterker uitgroeit dan de zijtakken) |
| chogen-緒言 | voorwoord; inleiding |
| chōhō-調法 | waardevolle [kostbare] schat; kostbaarheid |
| chōhō-調法 | bruikbaarheid; handig te gebruiken |
| chōhō-諜報 | spionage; geheime inlichtingen |
| chōhō-重宝 | waardevolle [kostbare] schat; kostbaarheid |
| chōhōin-諜報員 | geheim agent; spion |
| chōja-長者 | leider; meerdere; superieur |
| chōka-朝家 | huis [paleis] van een vorst; koninklijke [keizerlijke] familie |
| chōka-長歌 | langere vorm van waka-poëzie, met regels van 5 en 7 lettergrepen, die afwisselend minstens drie keer worden herhaald (meestal eindigend met 7) |
| chōken-朝見 | audiëntie bij de keizer; keizerlijke audiëntie |
| chōkensuru-朝見する | op audiëntie gaan bij de keizer |
| chōketsu-長欠 | (afk. voor) langdurige afwezigheid (van school, werk, e.d.) |
| chōkikekkin-長期欠勤 | langdurige afwezigheid (van school, werk, e.d.) |
| chōkikesseki-長期欠席 | langdurige afwezigheid (van school, werk, e.d.) |
| choko-猪口 | klein kommetje; sakekopje |
| chokochoko-ちょこちょこ | lopend met kleine pasjes; waggelend |
| chōkokutō-彫刻刀 | beitel; mesje voor houtsnijwerk; graveernaald |
| chokozai-猪口才 | onbeschaamdheid; brutaliteit; schaamteloosheid |
| chokudai-勅題 | een tablet met inscriptie van de keizer |
| chokugan-勅願 | gebed van de keizer |
| chokuhitsu-直筆 | de zaken beschrijven zoals die feitelijk zijn (zonder uitweidingen) |
| chokumei-勅命 | keizerlijk bevel |
| chokusen-勅撰 | keizer die zelf gedichten schrijft, of dichtbundels samenstelt |
| chokusen-勅撰 | het op keizerlijk bevel verzamelen [bundelen] van gedichten en teksten |
| chokusenshū-勅撰集 | poëziebloemlezing samengesteld in opdracht van de keizer |
| chokusenwakashū-勅撰和歌集 | waka-gedichten verzameld in opdracht van de keizer |
| chokusetsu-直接 | directheid |
| chokusho-勅書 | keizerlijk decreet; keizerlijk document |
| chomei-著名 | faam; bekendheid; beroemdheid |
| chōnōryoku-超能力 | paragnosie; paranormale begaafdheid; buitenzintuiglijke waarneming |
| chōonsoku-超音速 | supersonische snelheid |
| choppiri-ちょっぴり | een klein beetje |
| chōreibokai-朝令暮改 | inconsequent [inconsistent; onsamenhangend; veranderlijk] gedrag [beleid]; onlogische maatregelen |
| chōri-調理 | het koken [bereiden] van eten |
| chōsanboshi-朝三暮四 | focussen op ogenschijnlijke (kleine) verschillen i.p.v. op de (grote) overeenkomsten; lood om oud ijzer zijn |
| chōsei-調製 | het vervaardigen op bestelling; het bereiden op recept (medicijnen; voedsel) |
| chōsen-挑戦 | moeilijke test [opdracht] |
| chōsha-庁舎 | overheidsgebouw |
| choshi-楮紙 | een soort Japans papier (washi) gemaakt van de vezels uit de schors van de papiermoerbeiboom |
| chōshizen-超自然 | occultisme; transcendentie; bovennatuurlijkheid; paranormaliteit |
| chōsho-長所 | verdienste; goede eigenschap; deugd; voordeel |
| chōshuritsu-聴取率 | cijfer dat de luisterdichtheid van, en waardering voor radioprogramma's aangeeft |
| chōtei-朝廷 | het hof waar de keizer [keizerin; koning; koningin] regeert |
| chōteki-朝敵 | een vijand van het hof; iemand die tegen de keizer keert |
| chōto-長途 | een lange weg; een lange reis |
| chōtokkyū-超特急 | hoge snelheidstrein; superexpress trein |
| chototsu-猪突 | roekeloosheid; overmoedigheid; onbezonnenheid; onbesuisdheid |
| chōzoku-超俗 | wereldvreemdheid; afstandelijkheid; afzijdigheid |
| chū-仲 | het midden van een seizoen |
| chūcho-躊躇 | aarzeling; besluiteloosheid |
| chūchosuru-躊躇する | aarzelen; weifelen; besluiteloos zijn; twijfelen |
| chūdō-中道 | (gulden) middenweg; halfweg; halverwege; gematigdheid |
| chūgi-忠義 | loyaliteit; trouw; toewijding |
| chūgidate-忠義立て | trouw; loyaliteit; loyaal gedrag |
| chūhai-酎ハイ | shochu highball, Japanse cocktail (oorspronkelijk shōchū met koolzuurhoudend water en citroen, tegenwoordig ook met wodka en in allerlei smaken) |
| chūi-注意 | voorzichtigheid; behoedzaamheid |
| chūjitsu-忠実 | trouw; loyaliteit; toewijding |
| chūjo-忠恕 | loyaliteit; trouw |
| chūka-中華 | China (de naam die door de Han-bevolking van China werd gebruikt om naar hun eigen land te verwijzen) |
| chūken-中堅 | deel van leger onder directe leiding van de opperbevelhebber |
| chūkin-忠勤 | trouwe dienst; toewijding; loyaliteit |
| chūko-中古 | de (hist.) de Middeleeuwen (Heian periode in Japan) |
| chūkun-忠君 | loyaliteit aan de heerser |
| chūkyori-中距離 | intermediair bereik (raket) |
| chūmitsu-稠密 | dichtheid; opeenhoping |
| chūniku-中肉 | vlees van middelmatige kwaliteit |
| chūōjōhōkyoku-中央情報局 | CIA (geheime dienst van Amerika) |
| chūritsu-中立 | neutraliteit |
| chūritsusei-中立性 | neutraliteit |
| chūsei-中性 | neutraliteit (incl. chemie, elektrisch, etc.) |
| chūsei-中性 | onzijdigheid (grammatica) |
| chūsei-中性 | geslachtsloosheid; androgynie |
| chūsei-忠誠 | loyaliteit; trouw; oprechtheid; eerlijkheid |
| chūseisenzai-中性洗剤 | synthetisch wasmiddel; neutraal reinigingsmiddel |
| chūshajō-駐車場 | parkeerplaats; parkeerterrein |
| chūshihō-中止法 | het gebruik van de Japanse renyōkei werkwoordsvorm als voegwoord |
| chūshin-中震 | middelzware aardbeving; aardbeving van gemiddelde intensiteit |
| chūshin-忠信 | trouw; loyaliteit; getrouwheid; betrouwbaarheid |
| chūshin-忠臣 | (vanaf de Heian periode, een ander woord voor 准大臣) iemand die de taken van de hoofdstaatsdienaar kan behartigen |
| chūshinchi-中心地 | centrum (waar een specifieke activiteit vooral om bekend staat) |
| chūshōkigyō-中小企業 | middelgrote en kleine ondernemingen; midden -en kleinbedrijf (MKB) |
| chūtā-チューター | studiebegeleider; privéleraar; docent |
| chūtai-中退 | voortijdig de school verlaten; de schoolopleiding niet afmaken |
| chūtohanpa-中途半端 | onvolledigheid; incompleet [halfbakken] zijn |
| dabun-駄文 | (een term die ook wordt gebruikt als bescheiden aanduiding voor) mijn (eigen) schrijfwerk |
| daburyū・eichi・ō-ダブリュー・エイチ・オー | Wereldgezondheidsorganisatie |
| daiaguramu-ダイアグラム | diagram; grafiek; schema; dienstregeling (trein, e.d.) |
| daibubun-大部分 | meerderheid; meer dan de helft; het grootste deel |
| daichi-大知 | grote wijsheid; Boeddha's wijsheid |
| daidan'en-大団円 | ontknoping; afloop; einde; slot (van een verhaal) |
| daigakkō-大学校 | hogere onderwijsinstelling opgericht in samenwerking met een overheidsinstantie |
| daigakkō-大学校 | buitenlandse universiteit |
| daigaku-大学 | universiteit; hogeschool; academie |
| daigakuin-大学院 | postgraduate opleiding (na behalen van de master graad) |
| daigakukyōju-大学教授 | professor (aan een universiteit) |
| daigakusei-大学生 | student (aan de universiteit of hoge school) |
| daigen-代言 | een pleidooi [het pleiten] namens een ander (advocatuur) |
| daigen-題言 | inleidende woorden in een boek of tijdschrift |
| daihi-大悲 | grote barmhartigheid [compassie} van Boeddha's en Bodhisattva's |
| daiichininsha-第一人者 | de hoogstgeplaatste [meest gezaghebbende] persoon; degene met de hoogste rang; de leidende [invloedrijkste] persoon (op een bepaald gebied) |
| daiittō-第一党 | de leidende [belangrijkste; grootste] partij |
| daijidaihi-大慈大悲 | (boeddh.) groot mededogen en grote genade; grote compassie en barmhartigheid |
| daijōbu-大丈夫 | veilig [gezond; ongedeerd] zijn |
| daijōsai-大嘗祭 | groot festival na de troonsbestijging van een keizer (waarbij de keizer het nieuwe graan van het jaar offert) |
| daika-台下 | onder een paleis [herenhuis] |
| daikan-代官 | magistraat; (plaatsvervangend) overheidspersoon [ambtenaar] |
| daikyō-大凶 | misdaad; wreedheid; schurk |
| daimyōryokō-大名旅行 | een luxueuze [dure] reis maken; reizen in weelde |
| dain-ダイン | dyne (eenheid van kracht) |
| dainagon-大納言 | raadslid van de hoogste rang aan het keizerlijk hof van Japan (7e-19e eeuw) |
| dainamizumu-ダイナミズム | dynamiek; gedrevenheid |
| dainan-大難 | grote ramp; ernstig ongeluk; calamiteit |
| dainoji-大の字 | (de vorm van het kanji 大) met armen en benen gespreid |
| daiō-大王 | (hist.) eretitel van een vorst in Japan (werd later tennō (keizer)) |
| daiō-大王 | de titel van een (keizerlijke) prins |
| daisaigai-大災害 | grote ramp; catastrofe; calamiteit |
| daisanjisangyō-第三次産業 | tertiaire industrie (in Japan o.a. gas-, elektriciteits- en waterindustrie) |
| daisankaikyū-第三階級 | de lagere klasse; arbeidersklasse |
| daisensei-大先生 | autoriteit op een bepaald gebied [kunst, wetenschap, e.d.] |
| daishō-大小 | groot en klein; maten; afmetingen |
| daitanfuteki-大胆不敵 | zonder vrees zijn; onverschrokkenheid |
| daitansa-大胆さ | stoutmoedigheid; dapperheid; moed; vermetelheid |
| daitōryōkeigotai-大統領警護隊 | geheime dienst (secret service) ter bewaking van de president |
| daiya-ダイヤ | (diagram) dienstregeling (trein, e.d.) |
| daiyaguramu-ダイヤグラム | diagram; grafiek; schema; dienstregeling (trein, e.d.) |
| dakiokosu-抱き起こす | (iem.) optillen; overeind helpen |
| dakuhi-諾否 | aanvaarding of verwerping; instemming of weigering; ja of nee |
| dakui-諾意 | instemmingsbereidheid; intentie tot goedkeuring |
| dakusuru-諾する | toestemmen; zich bereid verklaren; instemmen met; akkoord gaan; voldoen aan; inwilligen (verzoek) |
| dakuto-ダクト | buis; pijpleiding |
| damakurakasu-騙くらかす | bedriegen; misleiden |
| damashiai-騙し合い | wederzijdse misleiding [bedriegerij] |
| damashiau-騙し合う | elkaar misleiden [bedriegen; voor de gek houden] |
| damashiuchi-騙し討ち | een verrassingsaanval; iemand met een list afleiden en dan aanvallen; vals spel |
| damasu-騙す | bedriegen; oplichten; vals spelen; misleiden |
| dame-駄目 | Bij het spel go een steen [veld] dat voor geen van beide spelers telt |
| dameoshi-駄目押し | voor de zekerheid; voor alle zekerheid |
| dameoshi-駄目押し | (in sport) nog een extra punt scoren (voor de zekerheid) in al gewonnen positie |
| damin-惰眠 | luiheid; ledigheid; inactiviteit; inertie; sluimering |
| damono-駄物 | iets van lage kwaliteit; slecht product; rommel; prul |
| dan-団 | groep; korps; eenheid; vereniging; organisatie |
| danchō-団長 | groepsleider; hoofd van een delegatie |
| dandan-団団 | een grote hoeveelheid (vocht; dauw) |
| dandan-段段 | geleidelijk; beetje bij beetje |
| dandara-段だら | oneffenheid |
| dandori-段取り | planning; voorbereiding; regeling |
| dandorisuru-段取りする | plannen; voorbereiden; regelen |
| dangai-断崖 | steile rotswand; afgrond; klif |
| dangen-断言 | eis; claim; declaratie |
| dangensuru-断言する | eisen; claimen; beweren; verklaren |
| dangō-談合 | heimelijke afspraak; samenzwering; onwettige prijsafspraken |
| danjo-男女 | man en vrouw; mannen en vrouwen; jongens en meisjes; beide geslachten |
| dankaiteki-段階的 | stapsgewijs; stap voor stap; geleidelijk |
| danketsu-団結 | eenheid; eendracht; solidariteit; verbondenheid |
| danketsuken-団結権 | het recht van arbeiders om zich te verenigen [zich aan te sluiten bij een vakbond] |
| danketsushin-団結心 | gemeenschapszin; coöperatieve mentaliteit; groepsgevoel |
| danketsuyoku-団結力 | solidariteit; eenheid; eendracht |
| dankō-断交 | breuk [beëindiging] van (sociale; diplomatieke) betrekkingen |
| danmari-黙り | stilte; stilzwijgen; zwijgzaamheid |
| danpingu-ダンピング | het dumpen [goedkoop verkopen] van een grote hoeveelheid goederen ( m.n. op de buitenlandse markt) |
| danryoku-弾力 | veerkracht; buigzaamheid |
| danryokusei-弾力性 | veerkracht; buigzaamheid; soepelheid |
| danryokusei-弾力性 | aanpassingsvermogen; flexibiliteit |
| danryokusei-弾力性 | elasticiteit (economie) |
| dansa-段差 | hoogteverschil; niveauverschil (b.v. op een weg, terrein, etc.) |
| dansei-弾性 | elasticiteit |
| danseiritsu-弾性率 | elasticiteitsmodulus |
| danshari-断捨離 | het grote opruimen, met als doel harmonie te bereiken (gebaseerd op 3 concepten van yoga: weigeren, weggooien, en loslaten van onnodige dingen) |
| danshoku-男色 | (mannelijke) homoseksualiteit; seks tussen mannen |
| dansonjohi-男尊女卑 | mannelijk chauvinisme; (geloof in) de superioriteit van mannen over vrouwen (lett. de man is geëerd, de vrouw nederig) |
| darā-ダラー | dollar (munteenheid) |
| daraku-堕落 | corruptie; verdorvenheid |
| darasu-だらす | (vorm van het werkwoord daru) uitputten; vermoeien; afmatten |
| daru-だる | moe zijn; vermoeid [uitgeput] zijn [worden; raken] |
| darusa-だるさ | lusteloosheid; lethargie |
| dasshimen-脱脂綿 | verbandwatten; watten (katoen) voor de absorptie van vloeistofmonsters, e.d. |
| date-伊達 | gekunsteldheid; gemaaktheid; uiterlijk vertoon |
| dātī-ダーティー | de wisselkoers beïnvloeden door marktinterventie |
| dātī・furōto-ダーティー・フロート | een systeem waarbij beleidsautoriteiten ingrijpen wanneer er ongewenste fluctuaties optreden op de wisselkoersen |
| dāto-ダート | vuil; viezigheid (Eng. dirt) |
| datō-妥当 | juistheid; geschiktheid; toepasselijkheid; relevantie |
| dattai-脱退 | terugtrekking; terugtreding; afscheiding |
| de-出 | uitvloeisel; uitstroming; uitloop; afvloeiing |
| de-出 | aanwezigheid; dienst; aan het werk |
| deban-出番 | dienst; werktijd; arbeidsduur |
| deddo・bōru-デッド・ボール | (honkbal) een dode bal (het stilleggen van de wedstrijd door de scheidsrechter (b.v. als de slagman wordt geraakt door de worp van de pitcher) |
| deddo・zōn-デッド・ゾーン | dode zone (gebied in zee waar het water weinig of geen zuurstof bevat) |
| deha-出端 | uitweg; kans [gelegenheid] om te vertrekken [eruit te komen] |
| deha-出端 | (muzikale begeleiding bij) de opkomst van een acteur op het podium (theater) |
| deipakku-デイパック | kleine rugzak (voor dagtochten) |
| dējī-デージー | madeliefje; meizoentje |
| dekasu-出来す | doen; uitvoeren; bereiken |
| deki-出来 | vakmanschap; bekwaamheid; goede uitvoering [afwerking] |
| deki-出来 | kwaliteit (b.v. van een oogst) |
| dekiagari-出来上がり | voltooiing; eindresultaat |
| dekiagaru-出来上がる | klaar zijn; beëindigd [voltooid] zijn |
| dekiai-溺愛 | adoratie; verliefdheid; dweperij; dol zijn op |
| dekiru-出来る | groeien; vrucht dragen |
| dekoboko-凸凹 | oneffenheid; ongelijkmatigheid; ruwheid |
| dema-デマ | demagogie; volksmisleiding; opzettelijk verspreiden van valse informatie |
| demachi-出待ち | het wachten van fans bij de uitgang (tot een beroemdheid naar buiten komt) |
| demae-出前 | bezorging aan huis van maaltijden bereid door restaurants, cateraars, e.d. |
| demagogī-デマゴギー | demagogie; volksmisleiding; opzettelijk verspreiden van valse informatie |
| demitasu-デミタス | half kopje; klein kopje (koffie) |
| demodori-出戻り | gescheiden vrouw (die weer bij haar ouders woont) |
| demotēpu-デモテープ | demobandje (geluids- of videoband voor reclame- en marketingdoeleinden) |
| den-殿 | paleis; huis [behuizing] van een adellijk persoon |
| den-殿 | tempel (gebouw); heiligdom (gebouw) |
| denchū-電柱 | elektriciteitspaal; telefoonpaal |
| dendenmushi-でんでん虫 | slak (den is afgeleid van denai (出ない, komt niet naar buiten) |
| dendō-伝導 | geleiding; transmissie; overdracht |
| dendō-殿堂 | paleis; openbaar gebouw; grote zaal |
| dendō-殿堂 | tempel; heiligdom |
| dengen-電源 | elektriciteitsbron; stroombron; elektrische voeding; aan-uitknop |
| denka-殿下 | (aanspreektitel) (Uwe; Hare; Zijne) Majesteit |
| denki-電気 | elektriciteit; stroom |
| denkidai-電気代 | elektriciteitsrekening |
| denkidendōtai-電気伝導体 | elektrische geleider |
| denkiinseido-電気陰性度 | elektronegativiteit |
| denkiryōkin-電気料金 | elektriciteitstarief; elektriciteitskosten |
| denkishiyōryō-電気使用量 | elektriciteitsverbruik |
| denkyū-電球 | gloeilamp; peer(tje) |
| dennetsuki-電熱器 | elektrothermisch apparaat [toestel]; elektrische kachel; straalkachel; elektrische verwarmingseenheid |
| denpa-伝播 | verbreiding; verspreiding |
| densen-電線 | elektriciteitskabel; snoer |
| densha-電車 | trein; tram |
| denshizunō-電子頭脳 | computer (lett. elektronisch brein) |
| dentōkōgei-伝統工芸 | traditionele ambachten [kunstnijverheid] |
| deokishiribokakusan-デオキシリボ核酸 | DNA (deoxyribonucleic acid) |
| derederesuru-でれでれする | (onomatopee) verliefd [amoureus] zijn; flirten; vleien |
| derikashī-デリカシー | verfijning; subtiliteit; fijngevoeligheid |
| deruta-デルタ | (wiskunde) variabele grootheid |
| desakaru-出盛る | het seizoen zijn (voor); te koop zijn (in dit seizoen) |
| deshabaru-出しゃばる | binnendringen; zich bemoeien (met); interrumperen; tussen beiden komen |
| deshiberu-デシベル | decibel (eenheid van geluidsintensiteit) |
| desuku・puran-デスク・プラン | nog niet uitgevoerd [geïmplementeerd] plan; plan in de ontwerpfase; het plan op tafel |
| detēru-デテール | detail; bijzonderheid |
| dibaidā-ディバイダー | verdeler; scheidingswand |
| dibōsu-ディボース | echtscheiding |
| difarenshiēshon-ディファレンシエーション | onderscheid; identificatie |
| diguriokurashī-ディグリオクラシー | academische meritocratie, een samenleving waarin het opleidingsniveau een van de belangrijkste criteria is voor het bepalen van de sociale status |
| diminuendo-ディミヌエンド | (muziekterm) diminuendo (eleidelijk afnemend in toonsterkte) |
| dīrā-ディーラー | financiële instellingen die voor eigen rekening effecten verhandelen |
| ditēru-ディテール | detail; bijzonderheid |
| dō-働 | (in kanji combinaties) werken; arbeid |
| dochaku-土着 | inheemsheid; autochtoniteit |
| dōchū-道中 | reis; trip |
| dōdō-同道 | reis(tocht) in gezelschap van anderen; het samen reizen |
| dogaishi-度外視 | veronachtzaming; onverschilligheid; het negeren |
| dōgaku-同学 | dezelfde opleiding [school; studie]; hetzelfde vakgebied |
| doggutagu-ドッグタグ | (Eng.: dog tag) metalen identiteitsplaatje (van militairen) |
| doggu・iyā-ドッグ・イヤー | (Eng.: dog's year) een levensjaar van een hond (ca. gelijk aan 7 mensjaren), geeft aan de snelheid van veranderingen in de informatiemaatschappij |
| dogimagisuru-どぎまぎする | opgewonden raken; boos zijn; nerveus worden; de tegenwoordigheid van geest verliezen |
| dogū-土偶 | werkstuk [figuur] in klei van mens, dier e.d. |
| dōgu-道具 | gereedschap; gerei; uitrusting; benodigdheden; apparatuur |
| doheki-土壁 | aarden muur; muur van klei |
| dohyō-土俵 | de ring (op een ondergrond van klei) waarin sumoworstelaars vechten |
| dōitsusei-同一性 | identiteit |
| dōitsushi-同一視 | identificatie; de identiteit vaststellen; als hetzelfde beschouwen |
| dōjaku-瞠若 | (opperste) verbazing; verbijstering; als met stomheid geslagen |
| doji-どじ | blunder; flater; misser; domheid |
| dōji-童子 | een kind; een kleine jongen; een klein meisje |
| dojji・rain-ドッジ・ライン | Dodge Line, een financieel-economisch beleid opgesteld door Joseph Dodge (1890-1964) voor Japan na de Tweede Wereldoorlog |
| dōjo-童女 | en kind; een klein meisje |
| dōjō-道場 | plek van de bodhiboom waar Boeddha de verlichting bereikte |
| dōjōhyō-同情票 | sympathiestem; solidariteitsstem |
| dōjōsha-同乗者 | inzittende; passagier; medereiziger |
| dokai-土塊 | een kluit aarde; een klomp klei |
| dōkan-動感 | levendigheid; beweeglijkheid |
| dōkei-同型 | isomorfisme; isomorfie; gelijkvormigheid |
| dōkei-同形 | gelijkvormigheid; isomorfie; isomorfisme |
| dokkai-読解 | begrijpend lezen; leesvaardigheid |
| dokkaika-読解力 | goede leesvaardigheid hebben; goed begrijpend kunnen lezen; |
| dokkaikatesuto-読解力テスト | leesvaardigheidstest; toets begrijpend lezen |
| dokke-毒気 | giftigheid; toxiciteit; virulentie |
| dokke-毒気 | kwaadaardigheid; wrok |
| dokki-毒気 | giftigheid; toxiciteit; virulentie |
| dokki-毒気 | kwaadaardigheid; wrok |
| dokkō-独行 | onafhankelijkheid; zelfredzaamheid |
| dokkyo-独居 | een leven in afzondering [eenzaamheid] |
| dōkō-動向 | tendens; trend; neiging; houding |
| dōkō-同工 | dezelfde vakmanschap [bekwaamheid] |
| dokomademo-何処までも | overal; altijd; eindeloos |
| dokomademo-何処までも | tot op zekere hoogte; tot het einde [uiterste]; in alle opzichten |
| dōkōsha-同行者 | medereiziger; metgezel; reisgenoot |
| doku-毒 | kwaadaardigheid; boosheid; wrok |
| dokudan-独断 | eigen oordeel [besluit; beslissing; mening] |
| dokufu-毒婦 | femme fatale; vamp; verleidster |
| dokuji-独自 | het uniek [eigen; individueel; onafhankelijk; origineel] zijn |
| dokujiryoku-読字力 | leesvaardigheid |
| dokuke-毒気 | giftigheid; toxiciteit; virulentie |
| dokuke-毒気 | kwaadaardigheid; wrok |
| dokuō-独往 | zelfstandig te werk gaan; je eigen weg gaan; op eigen houtje handelen |
| dokuritsu-独立 | onafhankelijkheid |
| dokuritsudoppo-独立独歩 | onafhankelijkheid, zelfredzaamheid |
| dokuritsujison-独立自尊 | onafhankelijkheid en zelfrespect |
| dokuritsukoku-独立国 | een onafhankelijke [soevereine] staat [natie] |
| dokuritsusengen-独立宣言 | onafhankelijkheidsverklaring |
| dokuryoku-独力 | eigen kracht [inspanning] |
| dokusei-毒性 | toxiciteit; giftigheid |
| dokusensuru-独占する | monopoliseren; voor zich opeisen; voor zichzelf houden |
| dokusō-独創 | originaliteit; creativiteit |
| dokusōryoku-独創力 | creatief talent; originaliteit |
| dokutāierō-ドクターイエロー | een gele onderhoudstrein, die de shinkansen spoorlijnen controleert op gebreken van apparatuur, rails, en bovenleidingen |
| dokutā・kōsu-ドクター・コース | doctoraal programma (PhD-opleiding) |
| dokutoku-独特 | eigenaardigheid; bijzonderheid; uniekheid |
| dokuzen-独善 | zelfingenomenheid; zelfgenoegzaamheid |
| dokyō-度胸 | moed; dapperheid; lef; durf |
| dokyumentēshon-ドキュメンテーション | documentatie; handleiding |
| domein-ドメイン | domein |
| domeinmei-ドメイン名 | domeinnaam |
| domein・nēmu-ドメイン・ネーム | domeinnaam |
| domesutikku-ドメスティック | binnenlands; in eigen land; huiselijk; in eigen huis |
| domo-ども | (achter een zelfst.nw.) geeft aan meervoud of nederigheid |
| donā-ドナー | donor (in fysica: atoom dat een electron afstaat in halfgeleiders) |
| donāmitsudo-ドナー密度 | donordichtheid (fysica) |
| donarigoe-怒鳴り声 | stemverheffing (in boosheid); boze stem |
| donburi-丼 | een porseleinen kom [schaal] |
| dōnen-同年 | jaargenoot; iemand die in hetzelfde jaar is geslaagd voor het Chinees keizerlijk examen (archaïsch) |
| donguri-団栗 | eikel (vrucht van een eikenboom) |
| dōnimo-どうにも | (in combinatie met een ontkenning) op geen enkele manier; op generlei wijze |
| donkan-鈍感 | ongevoeligheid; gevoelloosheid; tactloosheid |
| donkō-鈍行 | (spreektaal) stoptrein; lokale (langzame) trein |
| donkōressha-鈍行列車 | stoptrein; lokale (langzame) trein |
| donzumari-どん詰まり | einde; slot; uitkomst; laatste loodjes; doodlopende weg |
| don'yoku-貪欲 | hebzucht; gierigheid; inhaligheid |
| don・fan-ドン・ファン | donjuan; vrouwenverleider; vrouwenversierder |
| dorai・kurīningu-ドライ・クリーニング | stomerij; (kleding) stomen [chemisch reinigen] |
| dorenchā-ドレンチャー | (Eng.: drencher) blusinstallatie; watersproeisysteem |
| dorenki-土練機 | kleipers |
| dōri-道理 | reden; logica; zin; waarheid; juistheid |
| dorifuto-ドリフト | verschijnsel waarbij deeltjes door een externe kracht in een willekeurige beweging worden gebracht (b.v. elektrische geleiding, warmtegeleiding, etc.) |
| dorufin・kikku-ドルフィン・キック | dolfijntrap (zwembeweging met beide voeten tegelijk in een trappende beweging in het water, bij vlinderslag en rugslag) |
| dōryō-同量 | dezelfde hoeveelheid; gelijkwaardigheid |
| doryō-度量 | grootmoedigheid, ruimhartigheid, tolerantie, generositeit, vrijgevigheid |
| doryoku-努力 | poging; inspanning; moeite; streven |
| doryokusuru-努力する | zich inspannen; pogen; hard werken; zich moeite getroosten |
| dōsan-動産 | eigendom; roerend goed |
| dōsei-同性 | dezelfde eigenschappen |
| dōseiai-同性愛 | homoseksualiteit |
| dōsen-導線 | (elektra) een geleider; geleidraad |
| dōsha-同社 | hetzelfde Shinto heiligdom; dat heiligdom |
| dōsha-堂舎 | groot gebouw en klein gebouw; grote en kleine tempels |
| dōshin-同心 | gelijkgestemdheid; dezelfde geest [mening, gedachte] |
| dōshin-同心 | concentriciteit (hetzelfde middelpunt hebben) |
| doshitsu-土質 | bodemkwaliteit; bodemtextuur; bodemtype; bodemsoort |
| dosu-どす | klein zwaard [dolk; mes] zonder stootplaat verborgen in een broekzak of jaszak) |
| dosu-どす | bedreiging |
| dosudosu-ドスドス | (onomatopee) stampend geluid (b.v. van een heimachine of van de zware voetstappen van een zwaarlijvig persoon of dier) |
| dōsui-導水 | transport van water; het leiden van waterstroming |
| dōsuikan-導水管 | waterleiding; waterpijp |
| dōtai-導体 | (elektrische) geleider |
| dōtei-童貞 | kuisheid (m.n. van mannen); maagdelijkheid; maagd |
| dōtō-同等 | gelijkheid; equivalentie |
| eazōru-エアゾール | aerosol (een mengsel van stofdeeltjes of vloeistofdruppels in een gas) |
| ea・kurīnā-エア・クリーナー | luchtreiniger |
| ebisu-夷 | volkeren uit het noorden van Japan (met een eigen taal en cultuur) |
| ebuna-江鮒 | kleine, jonge (grootkop)harder (vis: Mugil cephalus) |
| echiketto-エチケット | etiquette; omgang- en beleefdheidsvormen |
| echūdo-エチュード | (Frans: étude) etude (muziek); studie; voorstudie (schilderkunst); geïmproviseerd theater |
| edaburi-枝ぶり | boomvorm; vorm van de boomgroei |
| edamichi-枝道 | uitweiding; afdwaling |
| ēderuwaisu-エーデルワイス | edelweiss (Leontopodium alpinum) |
| edokko-江戸っ子 | (vroeger) iemand die in Edo was geboren en opgegroeid |
| edokko-江戸っ子 | (huidige betekenis) iemand die in Tokio is geboren en opgegroeid |
| edosanpu-江戸参府 | (Edo-periode) hofreis naar (de shogun) in Edo |
| edyukēshon-エデュケーション | onderwijs; opleiding |
| efferutō-エッフェル塔 | Eiffeltoren |
| ego-エゴ | (in psychoanalyse, de persoonlijkheid) ego |
| egokoro-絵心 | talent voor [bekwaamheid in] schilderen; verstand van [interesse in] schilderkunst [schilderijen] |
| eguzekutibu-エグゼクティブ | leidinggevende persoon; hoofddirecteur; uitvoerende macht |
| eguzekutibu-エグゼクティブ | leidinggevend; uitvoerend; verantwoordelijk |
| ei-永 | (afk. voor) eirakusen, oude Chinese geldmunt |
| eibetsu-永別 | laatste afscheid; het voorgoed [defintief] afscheid nemen |
| eichi-英知 | wijsheid; intelligentie |
| eiei-営営 | ijverig [gretig; onvermoeibaar] zijn |
| eien-永遠 | eeuwigheid |
| eigyōkatsudō-営業活動 | handelsactiviteiten; verkoopactiviteiten |
| eijū-永住 | permanent verblijf (m.n. in een ander land dan waar men de nationaliteit van heeft) |
| eijūken-永住権 | recht tot permanent verblijf (in een ander land dan waar men de nationaliteit van heeft) |
| eiki-英気 | energie; vitaliteit; kracht |
| eiki-英気 | genialiteit; excellentie |
| eikyōsuru-影響する | beïnvloeden; van invloed zijn (op) |
| eikyū-永久 | eeuwigheid |
| eimai-英邁 | getalenteerdheid; wijsheid |
| eimei-英明 | intelligentie; wijsheid |
| eiran-叡覧 | keizerlijke inspectie |
| eiri-鋭利 | scherpte; scherpzinnigheid |
| eisai-英才 | talent; genialiteit |
| eishi-英資 | voortreffelijke (aangeboren) kwaliteiten [eigenschappen]; goed karakter |
| eishin-詠進 | het opdragen van aan gedicht aan het keizerlijk hof [aan de keizer; aan een tempel of heiligdom] |
| eiten-栄典 | eer; ereteken; onderscheiding |
| eito-エイト | acht, roeiboot met 8 roeiers |
| eiyūshugi-英雄主義 | heroïsme; heldendom; heldhaftigheid |
| ējento-エージェント | inlichtingenofficier; spion; geheim agent |
| eki-駅 | station (trein, bus, etc.) |
| ekijō-液状 | vloeibare toestand (van een stof) |
| ekijōka-液状化 | liquefactie; het vloeibaar worden [maken] |
| ekijōkasuru-液状化する | vloeibaar worden [maken] |
| ekika-液化 | het vloeibaar maken [worden] |
| ekimei-駅名 | de naam van een spoorwegstation; de naam van een poststation [pleisterplaats] |
| ekimu-役務 | verplichte arbeid; corvee; werk [diensten] verricht voor anderen |
| ekisha-駅舎 | (vroeger) de halteplaats voor postkoetsen, paarden, koeriers en reizigers (diende tevens als herberg) |
| ekitai-液体 | vloeistof; vocht |
| ekitaibansōkō-液体絆創膏 | lijmpleister; plakpleister |
| ekiteikyoku-駅逓局 | bagagetransport bureau (het bureau dat het bagagevervoer tussen de stations regelde in het begin van de Meiji periode) |
| ekkusujendā-Xジェンダー | X-gender (in Japan gebruikte term voor nonbinaire genderidentiteiten) |
| ekohiiki-依怙贔屓 | partijdigheid; het iemand voortrekken; vooroordeel; vooringenomenheid |
| ekoji-依怙地 | koppigheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid |
| ekonomī-エコノミー | zuinigheid; bezuiniging; besparing |
| ekotsuā-エコツアー | ecoreis; ecotour |
| ekumēne-エクメーネ | oecumene (eenheid van alle christenen) |
| ema-絵馬 | votief plankje waar men een verzoek [dankbetuiging] op kan schrijven in een heiligdom of tempel (oorspronkelijk met een afbeelding van een paard erop) |
| emono-得物 | bijzondere techniek [kundigheid; vaardigheid] |
| emu-笑む | bloeien (van een kiem, knop, bloem e.d.) |
| en-円 | yen (munteenheid) |
| en-演 | (in kanji combinaties) uitleggen; preken; overtuigen; verklaren; verspreiden; propageren; vertolken; uitvoeren; opvoeren |
| en-縁 | kans; gelegenheid |
| enbi-艶美 | weelderige [verleidelijke] schoonheid |
| engan-遠眼 | verziendheid; hypermetropie |
| enikki-絵日記 | geïllustreerd dagboek |
| enki-塩基 | base (scheikunde) |
| enkōkinkō-遠交近攻 | het beleid [de strategie] om vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden met verre landen, maar vijandelijke betrekkingen met buurlanden |
| enkyoku-婉曲 | omslachtigheid |
| enman-円満 | harmonie; vreedzaamheid; tevredenheid; zorgeloosheid |
| enpitsu-円筆 | rond [cirkelvormig] schrift in kalligrafie (meer vloeiend in het geheel) |
| enrei-艶麗 | grote schoonheid; bekoring |
| enritchi-エンリッチ | de smaak [kwaliteit; voedingswaarde] (van voedsel) verhogen |
| enro-遠路 | een lange weg; een verre [grote] reisafstand |
| enryo-遠慮 | terughoudendheid; reserve; tact; zorgzaamheid |
| enryobukai-遠慮深い | zeer ingetogen [bescheiden; terughoudend] |
| enryonaku-遠慮なく | zonder voorbehoud; zonder terughoudendheid; onbeschroomd; zonder aarzeling |
| enryosuru-遠慮する | terughoudend [bescheiden; tactvol] zijn |
| ensei-延性 | ductiliteit; kneedbaarheid; taaiheid |
| enshi-遠視 | verziendheid; hypermetropie |
| enshō-延焼 | vuur dat zich verspreidt [om zich heen grijpt] |
| enshōsuru-延焼する | vlam vatten; het verspreiden [om zich heen grijpen] van vuur |
| ensoku-遠足 | excursie; uitstapje; trip; schoolreisje |
| entāpuraizu-エンタープライズ | project; activiteit; waagstuk; initiatief |
| enten-宛転 | soepel (van bewegingen); waardig; vloeiend; zoetgevooisd (van stem) |
| entō-遠島 | afgelegen eiland |
| entō-遠島 | verbanning naar een afgelegen eiland (Edo periode) |
| enza-宴坐 | keizerlijk banket [feestmaal] (met feestelijkheden erna) |
| enzen-婉然 | elegantie; gratie; sierlijkheid |
| epokē-エポケー | epoche (filosofie, opschorting van oordeel over de werkelijkheid) |
| erai-偉い | verschrikkelijk; afschuwelijk; zwaar; moeilijk |
| erekiteru-エレキテル | elektriciteit |
| erigami-襟髪 | nekhaar (in de nek groeiend haar) |
| erika-エリカ | erica; dopheide |
| erizekyū-エリゼ宮 | het Élysée-paleis (de officiële residentie van de Franse president) |
| erokyūshon-エロキューション | spreekkunst; welsprekendheid; voordrachtskunst; redekunst |
| erotomania-エロトマニア | erotomanie; hyperseksualiteit; abnormaal seksueel verlangen |
| erugu-エルグ | (natuurkunde) een erg (eenheid van arbeid) |
| eru・enu・jī-エル・エヌ・ジー | vloeibaar aardgas (LNG: liquefied natural gas) |
| eru・pī・jī-エル・ピー・ジー | vloeibaar (auto)gas (LPG: liquefied petroleum gas) |
| eshajōri-会者定離 | (boeddh.) alle ontmoetingen eindigen in een afscheid; die elkaar ontmoeten, zijn voorbestemd om weer te scheiden |
| eshaku-会釈 | begrip; meeleven; voorkomendheid |
| esukōto-エスコート | begeleiding; begeleider; escorte |
| esukōto・gaido-エスコート・ガイド | begeleidende gids; rondleider |
| esukūdo-エスクード | escudo (oude munteenheid Portugal) |
| esukurō-エスクロー | borg [zekerheidstelling] in handen van derden (tot de voorwaarde is voldaan) |
| esupuri-エスプリ | verstand; denkvermogen; scherpzinnigheid; spitsvondigheid |
| esutetikku-エステティック | esthetiek; esthetica; schoonheidsleer |
| esutetikku-エステティック | volledige (lichaams)schoonheidsbehandelingen |
| esutetikku・saron-エステティック・サロン | schoonheidssalon; schoonheidskliniek |
| esutetishan-エステティシャン | schoonheidsspecialist(e) voor het hele lichaam |
| etekatte-得手勝手 | egoïsme; zelfzucht; eigenbelang |
| eteshite-得てして | geneigd; waarschijnlijk; aannemelijk; vaak voorkomend |
| etoku-会得 | het volledig begrijpen; het zich eigen te maken |
| ē・tī・esu-エー・ティー・エス | (automatic train stop) een systeem dat automatisch een trein stopt bij bepaalde noodsituaties |
| fainaru-ファイナル | laatste; beslissend; eind- |
| fainaru-ファイナル | finale; eindwedstrijd; eindexamen |
| fainaru・gēmu-ファイナル・ゲーム | eindwedstrijd; finale |
| fain・kemikaru-ファイン・ケミカル | zuivere chemicaliën (gebruikt in kleine hoeveelheden) |
| fain・seramikkusu-ファイン・セラミックス | fijn keramiek (dat nieuwe functies en eigenschappen heeft door de samenstelling, structuur, vorm) |
| faito-ファイト | vechtlust; strijdvaardigheid |
| fēdoauto-フェードアウト | (beeld) het vervagen [uitvloeien]; (geluid) het wegsterven |
| fēdoin-フェードイン | (beeld) het invloeien; verschijnen; lichter [helderder] worden |
| feiru・seifu-フェイル・セイフ | faalveilig (van apparaten, bij falen niet leidend tot een gevaarlijke situatie) |
| fensu-フェンス | hek; afrastering; omheining (b.v. bij een honkbalveld) |
| ferōshotō-フェロー諸島 | Faeröer (eilandengroep) |
| fīchā-フィーチャー | eigenschap; kenmerk; aspect |
| fikushon-フィクション | fictie; fictionele [niet op feiten berustende] literatuur; roman |
| fināre-フィナーレ | laatste fase; eindstadium |
| fingā・bōru-フィンガー・ボール | vingerkommetje (om tijdens het eten de vingers te reinigen) |
| finisshu-フィニッシュ | beëindiging; voltooiing; afwerking; sluiting |
| firamento-フィラメント | filament; gloeidraad |
| firansoropī-フィランソロピー | filantropie; liefdadigheid |
| fīrudo-フィールド | veld; weide; akker |
| fīrudo-フィールド | sportveld; sportterrein |
| firutā-フィルター | filter (om vloeistof of gassen te zuiveren) |
| fisshingu-フィッシング | phishing (cybercriminaliteit via email) |
| fittonesu-フィットネス | goede (lichamelijke) conditie; fitheid |
| fōdo・shisutemu-フォード・システム | massaproductiesysteem in een autofabriek, geïntroduceerd door de Ford Motor Company in de jaren 1910 |
| fōkurandoshotō-フォークランド諸島 | Falklandeilanden |
| fōramu-フォーラム | Romeins forum |
| forinto-フォリント | forint (Hongaarse munteenheid) |
| forumu-フォルム | forum (centrale marktplein in het oude Rome) |
| fossa・maguna-フォッサ・マグナ | slenkvallei, gebied waar een vulkanische gordel doorheen loopt (van noord naar zuid door centraal Honshu) |
| foto-フォト | fot (eenheid van lichtsterkte) |
| fu-負 | negatief; min; minus; een getal kleiner dan nul |
| fuan-不安 | onzekerheid; ongerustheid; bezorgdheid; vrees |
| fuannai-不案内 | onwetendheid; onervarenheid; onbekendheid (met) |
| fuantei-不安定 | instabiliteit; onzekerheid |
| fūbagyū-風馬牛 | desinteresse; onverschilligheid |
| fubatsu-不抜 | vastberadenheid; onverzettelijkheid |
| fuben-不便 | ongemak; onhandigheid |
| fubenkyō-不勉強 | het niet genoeg studeren; luiheid; gebrek aan inzet |
| fubi-不備 | tekortkoming; onvolkomenheid; onvolmaaktheid; gebrekkigheid |
| fubin-不憫 | armzaligheid; armoedigheid |
| fubin-不敏 | traagheid; onvermogen; gebrek aan talent [vaardigheid] |
| fūbutsu-風物 | lokale [seizoensgebonden] gebruiken [karakteristieken] |
| fūbutsushi-風物詩 | een gedicht over een landschap, natuurschoon of seizoen |
| fūbutsushi-風物詩 | iets dat de sfeer [het gevoel] van een seizoen weergeeft [karakteriseert] |
| fubyōdō-不平等 | ongelijkheid |
| fuchi-不治 | ongeneeslijkheid; ongeneeslijk zijn |
| fuchi-不知 | onwetendheid; domheid |
| fuchise-淵瀬 | onbestendigheid |
| fuchō-不調 | (afk. voor) achteloosheid; onhandigheid; ontoereikendheid; gebrek aan manieren [kennis] |
| fuchō-符丁 | code; wachtwoord; geheimtaal |
| fuchōwa-不調和 | disharmonie; disbalans; niet bij elkaar passend; onenigheid |
| fuchūi-不注意 | onvoorzichtigheid; onverschilligheid; onoplettendheid |
| fudai-譜代 | genealogie; erfelijkheid |
| fudan-不断 | besluiteloosheid |
| fudasho-札所 | ruimte in een tempel [heiligdom] waar de gelovigen ofuda kunnen kopen |
| fudebako-筆箱 | (modern) etui voor schrijfgerei |
| fudegashira-筆頭 | hoofd [leidinggevende] in een organisatie (soms crimineel van aard) |
| fudetate-筆立て | houder [glas; beker] om schrijfpenseel rechtop te zetten (zonder reiniging, voor hergebruik later) |
| fudōi-不同意 | meningsverschil; onenigheid; het oneens zijn; afkeuring |
| fudōtai-不導体 | isolator; niet-geleider |
| fuen-不縁 | scheiding |
| fuen-不縁 | weinig vooruitzichten [kans] op een huwelijk |
| fuen-敷衍 | het verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
| fuensuru-敷衍する | verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
| fueru-増える | toenemen; vermeerderen; groeien; zich vermenigvuldigen |
| fuete-不得手 | zwak punt; zwakte; onhandigheid |
| fūfū-ふうふう | (onomatopee) geworstel; met moeite (iets doen) |
| fūfubessei-夫婦別姓 | het gebruik van verschillende achternamen bij een echtpaar (waarbij ieder de eigen familienaam aanhoudt) |
| fufuku-不服 | ontevredenheid; onenigheid; bezwaar; klacht |
| fūgawari-風変わり | excentriciteit; zonderling [buitenissig] gedrag |
| fūgetsu-風月 | (heldere) maan en (koele) wind [bries]; de schoonheid van de natuur |
| fugi-不義 | onrechtvaardigheid; zedeloosheid; ongepastheid; wangedrag |
| fugiri-不義理 | oneerlijkheid; onrechtvaardigheid; oneer; onrecht; ondankbaarheid |
| fugō-符合 | gelijktijdigheid; overeenstemming |
| fugu-不具 | (lichamelijke) afwijking; handicap; misvorming; mismaaktheid |
| fūha-風波 | onenigheid; tweedracht; ruzie |
| fuhai-不敗 | onoverwinnelijkheid |
| fuhan-布帆 | zeil van katoen [linnen] |
| fuhei-不平 | ontevredenheid; ongenoegen; onvrede |
| fuhen-不偏 | onpartijdigheid; onbevooroordeeld zijn |
| fuhen-不変 | onveranderlijkheid; constantheid; permanentie |
| fuhen-普遍 | universaliteit; algemeenheid; alomtegenwoordigheid |
| fuhendatōsei-普遍妥当性 | algemene toepasbaarheid |
| fuhenfutō-不偏不党 | onpartijdigheid; neutraliteit; onafhankelijkheid |
| fuhyō-浮標 | boei (scheepvaart) |
| fuiri-不入り | (in theater e.d.) kleine opkomst; weinig publiek; een lege zaal |
| fuji-不治 | ongeneeslijkheid; ongeneeslijk zijn |
| fujimi-不死身 | onkwetsbaarheid; onsterfelijkheid |
| fujin-不尽 | (afsluitende uitdrukking aan het einde van een brief, aangevend dat nog niet alles is gezegd) wordt vervolgd; ik schrijf u weer; hoogachtend |
| fujitsu-不実 | onoprechtheid; bedrog; bedriegerij; misleiding |
| fujitsu-不実 | onechtheid; onwaarheid |
| fujōri-不条理 | absurditeit; ongerijmdheid; onredelijkheid |
| fujūbun-不十分 | ontoereikend [onvoldoende; niet genoeg] zijn |
| fujun-不純 | onzuiverheid |
| fujun-不順 | irregulariteit; wisselvalligheid; instabiliteit |
| fuka-浮華 | frivoliteit; oppervlakkigheid; lichtzinnigheid |
| fuka-負荷 | (fig.) last; grote verantwoordelijkheid [plicht] |
| fukabun-不可分 | ondeelbaarheid |
| fukachi-不可知 | ondoorgrondelijkheid; raadselachtigheid; onkenbaar [niet te begrijpen] zijn |
| fukagyakusei-不可逆性 | onomkeerbaarheid |
| fukahi-不可避 | onvermijdelijkheid; niet te vermijden |
| fukainaka-深い仲 | intimiteit (tussen man en vrouw) |
| fukainyū-不介入 | non-interventie; neutraliteit |
| fukaishisū-不快指数 | mate [index] van luchtvochtigheid (in de zomer) |
| fukakai-不可解 | onbegrip; geheimzinnigheid; ondoorgrondelijkheid |
| fukaketsu-不可欠 | onontbeerlijkheid; onmisbaar [essentieel] zijn |
| fukakōryoku-不可抗力 | overmacht; force majeure; onvermijdelijkheid |
| fukaku-不覚 | onvoorzichtigheid; slordigheid; blunder; fiasco; mislukking |
| fukakujitsu-不確実 | onzekerheid; onbetrouwbaarheid |
| fukakujitsu-不覚実 | onzekerheid, onbetrouwbaarheid |
| fukakuteiseigenri-不確定性原理 | onzekerheidsrelatie [onzekerheidsprincipe] van Heisenberg |
| fukama-深間 | intimiteit (tussen man en vrouw) |
| fukanō-不可能 | onmogelijkheid |
| fukanshō-不感症 | gevoelloosheid; zinloosheid; frigiditeit; (seksuele) ongevoeligheid |
| fukanshōseisaku-不干渉政策 | non-interventiebeleid |
| fukanzen-不完全 | onvolledigheid; onvolmaaktheid |
| fukanzenshūgyō-不完全就業 | onderbezetting; niet voldoende werkgelegenheid |
| fukan'yō-不寛容 | intolerantie; onverdraagzaamheid |
| fukappatsu-不活発 | inactiviteit; inertie; lethargie; indolentie |
| fukashi-不可視 | onzichtbaarheid |
| fukashigi-不可思議 | eenheid van getal, 10 tot de macht 64 (of 80) |
| fukashin-不可侵 | non-agressie; onschendbaarheid |
| fukassei-不活性 | inactiviteit; laksheid; dadeloosheid; inertie |
| fukatoku-不可得 | (boeddh.) onbereikbaarheid; ongrijpbaarheid van de absolute waarheid (vanwege menselijke beperkingen) |
| fukeiki-不景気 | financiële depressie; recessie; zakelijke inactiviteit; slappe markt |
| fukenkō-不健康 | slechte gezondheid |
| fuki-不羈 | vrijheid; onafhankelijkheid |
| fukichirasu-吹き散らす | een gerucht verspreiden; (iets) rondbazuinen |
| fukigen-不機嫌 | slecht humeur; ongenoegen; norsheid |
| fukikakeru-吹きかける | waaien op [over]; ademen over; besproeien |
| fukin-付近 | nabijheid; buurt; omgeving |
| fukinkō-不均衡 | disbalans; onevenwichtigheid; wanverhouding; onevenredigheid |
| fukinshin-不謹慎 | indiscretie; onvoorzichtigheid; onbescheidenheid; onbezonnenheid |
| fukiritsu-不規律 | wanorde; gebrek aan discipline; ongedisciplineerdheid |
| fukisarashi-吹き曝し | blootgesteld aan [geteisterd door] de wind |
| fukisōji-拭き掃除 | het dweilen; schrobben; schoonmaken |
| fukisōjisuru-拭き掃除する | dweilen; schrobben; schoonmaken |
| fukisoku-不規則 | onregelmatigheid; onstandvastigheid |
| fukkatsu-復活 | verrijzenis; opstanding; wederopbloei; herleving |
| fukkō-復航 | terugreis; thuisreis |
| fukō-不幸 | ongeluk; ellende; tegenslag; pech; ongelukkigheid |
| fukōhei-不公平 | partijdigheid |
| fukokoroe-不心得 | indiscretie; wangedrag; roekeloosheid |
| fūkōmeibi-風光明媚 | schilderachtigheid; natuurschoon |
| fuku-副 | begeleidend [secundair; aanvullend; assistent] zijn |
| fukueki-服役 | werkplicht; corveedienst; militaire dienstplicht; gevangenisstraf met dwangarbeid |
| fukuekishu-服役囚 | veroordeelde met dwangarbeid |
| fukugaku-ふくがく | terugkeer naar school; hertoelating tot de universiteit [hogeschool] |
| fukujū-服従 | gehoorzaamheid |
| fukumaden-伏魔殿 | (fig.) broeinest; wespennest |
| fukuramu-膨らむ | uitpuilen; uitzetten; (in volume) toenemen; uitbreiden |
| fukuro-復路 | terugreis; terugweg; de weg terug naar het vertrekpunt |
| fukutsu-不屈 | onverzettelijkheid; standvastigheid |
| fukuzatsu-複雑 | complexiteit; ingewikkeld zijn |
| fukuzatsukei-複雑系 | een complex systeem (d.w.z. dat de eigenschappen van het geheel niet zijn af te leiden uit de eigenschappen van de samenstellende delen afzonderlijk) |
| fukyō-布教 | verspreiding van een religie; missie; zendingswerk |
| fukyōwaon-不協和音 | dissonantie; wanklank; kakofonie; onenigheid |
| fukyū-不急 | niet urgent [dringend; spoedeisend] zijn |
| fukyū-不朽 | onsterfelijkheid; onvergankelijkheid |
| fukyū-普及 | verspreiding; voortplanting; propagatie |
| fukyūsuru-普及する | verspreiden; zich voortplanten |
| fuma-不磨 | duurzaamheid; onsterfelijkheid |
| fumajime-不真面目 | onstandvastigheid; gebrek aan eerlijkheid [ernst] |
| fuman-不満 | ontevredenheid; onvoldaanheid; ongenoegen |
| fumanzoku-不満足 | ontevredenheid; ongenoegen |
| fumei-不明 | onduidelijkheid; onbegrijpelijkheid; vaagheid; dubbelzinnigheid |
| fumei-不明 | onwetendheid; gebrek aan inzicht |
| fumeiryō-不明瞭 | onduidelijkheid; onbegrijpelijkheid; vaagheid; duisternis |
| fumetsu-不滅 | onsterfelijkheid; onverwoestbaarheid |
| fumie-踏み絵 | loyaliteitstest |
| fumikomu-踏み込む | zich bemoeien met |
| fumimochi-不身持ち | losbandigheid; wangedrag |
| fumin-不眠 | slapeloosheid; slechte nachtrust |
| fuminshō-不眠症 | slapeloosheid; insomnie |
| funaasobi-船遊び | boottocht; met een boot varen [roeien; zeilen] |
| funabito-船人 | passagier op een schip; reiziger die per boot reist |
| funare-不慣れ | gebrek aan ervaring; onervarenheid |
| funatabi-船旅 | zeereis; scheepsreis |
| funesshin-不熱心 | gebrek aan enthousiasme; onverschilligheid |
| fungiri-踏ん切り | besluit; bepaling; vaststelling; vastbeslotenheid |
| fungō-吻合 | conformiteit; aanpassing; het bij elkaar passen van dingen |
| funin-不妊 | onvruchtbaarheid; steriliteit |
| funinjō-不人情 | onvriendelijkheid; gebrek aan medeleven; harteloosheid |
| funman-憤懣 | woede; boosheid; nijd; wrevel; irritatie |
| funō-不能 | onmogelijkheid |
| funpatsu-奮発 | zware inspanning [moeite] |
| funpatsu-奮発 | vrijgevingheid; gulheid; verkwisting; verspilling |
| funsui-噴水 | fontein |
| funtai-粉黛 | een schoonheid; mooie vrouw |
| fuon-不穏 | dreiging; onrust; turbulentie; beroering |
| fuontō-不穏当 | ongeschiktheid; ongepastheid; misplaatst zijn |
| furachi-不埒 | onwettigheid; onbeschaamdheid; onvergeeflijkheid; brutaliteit; onbeschoftheid |
| furaingu-フライング | (zeilen, autoracen) vliegende start (i.t.t. stilstaande start) |
| furaingu・stāto-フライング・スタート | (zeilen, autoracen) vliegende start (i.t.t. stilstaande start) |
| furaito-フライト | vlucht; vliegreis |
| furaito・kontorōru-フライト・コントロール | vluchtleiding; luchtverkeersleiding |
| furan-フラン | franc (oude franse munteenheid) |
| furattochizeru-フラットチゼル | platte beitel |
| furei-不例 | lichamelijke ongeschiktheid; ongesteldheid; onpasselijkheid; ziekte |
| furemawaru-触れ回る | (iets met veel ophef) rondbazuinen; (gerucht) verspreiden |
| furigana-振り仮名 | kleine kana lettergrepen (naast kanji geprint om de uitspraak ervan te duiden) |
| furikazasu-振り翳す | (van eigen standpunt, zienswijze, e.d.) tonen [verkondigen] aan anderen; vasthouden aan (principes, e.d.) |
| furīku-フリーク | (Eng.: freak) iemand die gek is op [enthousiast; geobsedeerd door] iets (b.v. film, computer, snelheid, etc.) |
| furin-不倫 | verdorvenheid; onzedelijkheid; immoraliteit; overspel; een buitenechtelijke affaire |
| furishiku-降り敷く | verspreid liggen [gevallen zijn]; uitgestrooid zijn; bezaaid zijn (met) |
| furittā-フリッター | (Eng.: fritter) beignet (ingrediënt, zoals groente of fruit, in een beslag gefrituurd) |
| furiwake-振り分け | scheiding (in het haar) |
| furōfushi-不老不死 | het eeuwige leven; onsterfelijkheid |
| furokyan-風呂キャン | het niet in bad gaan (vanwege vermoeidheid, tijdgebrek, e.d.) |
| furokyan-風呂キャン | iemand die niet in bad gaat (vanwege vermoeidheid, tijdgebrek, e.d.) |
| furōto-フロート | boei; drijvend vlot; drijver (o.a. van een watervliegtuig) |
| furu-振る | weigeren; afwijzen; wegdoen |
| furuiotosu-篩い落とす | zeven; filteren; ontdoen (van); afscheiden |
| furu・supīdo-フル・スピード | volle snelheid; volle vaart |
| furyō-不良 | misdadig [crimineel] zijn; misdadig gedrag; criminaliteit |
| furyōken-不了見 | indiscretie; onnadenkendheid; misstap |
| fūryokukei-風力計 | windmeter; windsnelheidsmeter |
| fusaginomushi-塞ぎの虫 | een gevoel van melancholie [somberheid]; trieste stemming |
| fusai-不才 | onbekwaamheid; incompetentie; gebrek aan talent |
| fusaku-不作 | slechte kwaliteit (b.v. van een literair werk) |
| fusakui-不作為 | nalatigheid; verzuim; onachtzaamheid |
| fusan-不参 | afwezigheid; absentie; verzuim |
| fusei-不正 | onrechtvaardigheid; onrecht; oneerlijkheid; wangedrag; onregelmatigheid; fraude |
| fuseikaku-不正確 | onnauwkeurigheid; onjuistheid |
| fuseishutsu-不世出 | zeldzaamheid; bijzonderheid |
| fuseki-布石 | voorbereidingen voor de toekomst |
| fusen-不戦 | (vechtsport) niet doorgaan van het gevecht wegens afwezigheid van een deelnemer |
| fūsen-風船 | (klein) luchtschip |
| fuseru-伏せる | verbergen; geheim houden |
| fusessei-不摂生 | verwaarlozing van de gezondheid; ongezond leven |
| fushi-不死 | onsterfelijkheid; het eeuwige leven |
| fushiawase-不幸せ | ongeluk; ellende; tegenslag; pech; ongelukkigheid |
| fushimatsu-不始末 | mislukking; fiasco; wanbeheer; onzorgvuldigheid; nalatigheid; wangedrag |
| fushin-不信 | ontrouw; onoprechtheid |
| fushinsetsu-不親切 | onvriendelijkheid; onaardigheid; onbeleefdheid; lompheid |
| fushinsuru-腐心する | zijn uiterste best doen; alle moeite doen; zich veel inspanningen getroosten |
| fushitsu-不悉 | (afsluitende uitdrukking aan het einde van een brief, aangevend dat nog niet alles is gezegd) wordt vervolgd; ik schrijf u weer; hoogachtend |
| fushizen-不自然 | onnatuurlijkheid |
| fushō-不承 | bezwaar; afkeuring; onenigheid; weigering |
| fushōchi-不承知 | bezwaar; afkeuring; onenigheid; weigering |
| fushōjiki-不正直 | oneerlijkheid; onoprechtheid |
| fushozon-不所存 | ondoordachtheid; tactloosheid; onverstandigheid; onvoorzichtigheid |
| fusoku-不足 | tekort; gebrek; ontoereikendheid |
| fūsoku-風速 | windsnelheid |
| fūsokukei-風速計 | windmeter; windsnelheidsmeter; anemometer |
| fusū-負数 | een negatief getal; een getal kleiner dan nul |
| fusuburu-燻る | smeulen; nagloeien; rokerig zijn |
| fusuburu-燻る | (fig.) smeulen; sluimeren; aanmodderen; een onopvallend [obscuur] leven leiden (zonder doelen te bereiken) |
| futai-付帯 | bijkomstigheid; bijzaak |
| futaiten-不退転 | vastberadenheid; standvastigheid |
| futan-負担 | last; verplichting; verantwoordelijkheid |
| futanari-双成り | tweevormigheid; dimorfisme; hermafroditisme |
| futansuru-負担する | de last [verantwoordelijkheid] dragen |
| futegiwa-不手際 | onhandigheid; geklungel; knoeiwerk; onkunde; wanbeleid |
| futei-不定 | onbepaaldheid; onzekerheid; onbeslistheid |
| futei-不貞 | (huwelijkse) ontrouw; onkuisheid; echtbreuk; overspel |
| futei-不逞 | ongehoorzaamheid; insubordinatie; opstandigheid |
| futeiki-不定期 | onregelmatigheid |
| futeisai-不体裁 | onfatsoenlijke [onappetijtelijke] vertoning; ongepastheid; onbetamelijkheid |
| futeki-不敵 | (buitengewone) moed [dapperheid] |
| futeki-不適 | ongeschiktheid; het ongeschikt zijn |
| futekitō-不適当 | ontoereikendheid; ongeschiktheid |
| futō-不当 | onwettigheid; onrechtmatigheid |
| futōfukutsu-不撓不屈 | eigenzinnigheid; onverzettelijkheid; hardnekkigheid |
| futōgō-不等号 | (wiskunde) ongelijkheidsteken (<, kleiner-dan-teken, of >, groter-dan-teken) |
| futōitsu-不統一 | disharmonie; wanorde; ongeregeldheid; verdeeldheid |
| futokoro-懐 | reikwijdte (van borst tot hand) |
| futokoro-懐 | gebied omringd door bergen; een veilige [beschutte] plek |
| futokorode-懐手 | ledigheid; het nietsdoen |
| futoku-不徳 | zedeloosheid; verdorvenheid; gebrek aan deugdzaamheid |
| futoku-婦徳 | vrouwelijke deugd [verdienste; deugdzaamheid] |
| futokugi-不徳義 | immoraliteit; oneerlijkheid; onoprechtheid |
| futōmei-不透明 | ondoorzichtigheid; ondoorschijnendheid |
| fuwa-不和 | onenigheid; verdeeldheid; tweedracht |
| fuyō-不要 | (in) onbruik; niet in zwang; nutteloosheid |
| fuyōi-不用意 | niet [slecht] voorbereid zijn; gebrek aan voorbereiding; onzorgvuldigheid |
| fuyujitaku-冬支度 | voorbereidingen voor de winter |
| fuyusaku-冬作 | wintergewassen (groeien in de winter, en worden geoogst in de lente of zomer) |
| fuzai-不在 | afwezigheid; absentie |
| fuzaishatōhyō-不在者投票 | het stemmen bij volmacht; stemmen bij afwezigheid (per post) |
| fuzakeru-ふざける | grappen [plezier] maken; ronddartelen; gek doen; geintjes uithalen |
| fuzei-風情 | (in combinatie met een zelfst.naamwoord) in de hoedanigheid van; zoals |
| fuzen-不全 | ontoereikendheid; onvolledigheid; incompleet zijn |
| fuzen-不善 | boosaardigheid; kwaadaardigheid; slechtheid |
| fuzoroi-不揃い | onregelmatigheid; ongelijkheid; oneffenheid |
| fu'itchi-不一致 | onenigheid; verschil; inconsistentie; tegenstrijdigheid |
| ga-我 | ego; het zelf; het eigen wezen |
| ga-我 | (boeddh.) koppigheid; eigenzinnigheid |
| ga-雅 | elegantie; goede smaak; verfijndheid |
| gachi-勝ち | (als suffix achter zelfst.naamwoorden of de renyōkeivorm van werkwoorden) de neiging hebben om; iets frequent [vaak] doen |
| gachi-雅致 | kunstvaardigheid; goede smaak; elegantie; verfijning |
| gaden'insui-我田引水 | zijn eigen belangen nastreven; iets doen uit eigenbelang; het eigen belang vooropstellen |
| gādo-ガード | bewaking; beveiliging |
| gahō-画報 | rijk geïllustreerd tijdschrift of boek |
| gai-垓 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 20 |
| gai-崖 | (in kanji combinaties) klif; steile rotswand |
| gaibufusai-外部負債 | externe aansprakelijkheid |
| gaichūkakō-外注加工 | iets elders laten produceren (buiten de eigen firma; out-house) |
| gaidansu-ガイダンス | begeleiding |
| gaido-ガイド | gids; leidsman; reisleider; raadgever |
| gaido-ガイド | (reis)gids; handleiding |
| gaidorain-ガイドライン | richtlijn; leidraad; richtsnoer |
| gaidotsukitsuā-ガイド付きツアー | rondleiding |
| gaidowei・shisutemu-ガイドウェイ・システム | geleidingssysteem (autobus) |
| gaido・tsuā-ガイド・ツアー | rondleiding |
| gaien-外延 | uitbreiding; (verdere) duiding |
| gaien-外苑 | buitentuin (van shintō schrijn, tempel of paleis) |
| gaihanboshi-外反母趾 | hallux valgus (een grote teen die scheefgegroeid is) |
| gaijintōrokushō-外人登録証 | ID-kaart [identiteitsbewijs] voor buitenlanders |
| gaijūnaigō-外柔内剛 | uiterlijk vriendelijk lijken, maar van binnen keihard zijn |
| gaika-外貨 | geïmporteerde goederen |
| gaikan-外患 | problemen met het buitenland; druk [dreiging] van buitenaf [van het buitenland] |
| gaikokuryokō-外国旅行 | reis naar het buitenland |
| gaimai-外米 | niet-Japanse rijst; (in Japan geïmporteerde) buitenlandse rijst |
| gairai-外来 | buitenlands [vreemd; geïmporteerd; van buiten] zijn |
| gaiyū-外憂 | problemen met het buitenland; druk [dreiging] van buitenaf [van het buitenland] |
| gaiyū-外遊 | het reizen naar het buitenland; buitenlandse reis |
| gaizen-慨然 | vastbeslotenheid; standvastigheid |
| gaizensei-蓋然性 | waarschijnlijkheid |
| gakai-画会 | een tentoonstelling waar kunstenaars hun eigen schilderijen verkopen |
| gake-崖 | klif; steile rotswand |
| gaki-餓鬼 | (kleinerend) deugniet; snotaap; rotkind; blaag; snotneus; kwajongen; halfwas |
| gakidaishō-ガキ大将 | snotaap generaal; kinderbende leider; kind dat de buurt terroriseert |
| gakka-学科 | faculteit; studieafdeling |
| gakkatsu-学活 | klassenactiviteit |
| gakki-学期 | (school; universiteit) lesblok; collegeperiode; semester |
| gakkōkyōiku-学校教育 | (school)opleiding; scholing |
| gakkyūbunko-学級文庫 | (kleine) bibliotheek in een leslokaal (m.n. vanaf basisschool) |
| gakkyūkatsudō-学級活動 | klassenactiviteit |
| gakubatsu-学閥 | (hechte) groep [kliek] van (oud)klasgenoten (van school of universiteit) |
| gakubu-学部 | faculteit (van de universiteit) |
| gakuchi-学知 | kennis en wijsheid |
| gakuchō-学長 | president [rector magnificus] van een universiteit [Hogeschool] |
| gakuchō-楽長 | kapelmeester; dirigent; bandleider |
| gakudan-楽団 | band; (klein) orkest |
| gakudō-学童 | schoolkind; schooljongen; schoolmeisje |
| gakufū-学風 | (van een opleiding) academische sfeer; onderwijstraditie |
| gakugai-学外 | buiten de universiteit [school]; extern, niet verbonden aan de universiteit [school]; extramuraal |
| gakujutsu-学術 | wetenschap; (wetenschappelijke) kennis; geleerdheid |
| gakumenkingaku-額面金額 | nominaal bedrag; nominale hoeveelheid |
| gakumon-学問 | kennis; geleerdheid |
| gakunai-学内 | binnen de school [universiteit] |
| gakurekishakai-学歴社会 | academische meritocratie, een samenleving waarin het opleidingsniveau een van de belangrijkste criteria is voor het bepalen van de sociale status |
| gakuryō-学寮 | (Heian periode) verblijfhuis voor ambtenaren in opleiding |
| gakuryoku-学力 | wetenschappelijke bekwaamheid [prestaties]; leervaardigheid |
| gakusai-学才 | studievaardigheid; wetenschappelijk talent |
| gakushi-学資 | schooluitgaven; opleidingsfonds |
| gakushiki-学識 | wetenschappelijke kennis; geleerdheid |
| gamō-鵞毛 | Gamō chrysant (chrysanthemumvariëteit) |
| gamushara-がむしゃら | roekeloosheid; onbezonnenheid |
| ganko-頑固 | hardnekkigheid; koppigheid; halsstarrigheid; eigenwijsheid |
| ganko-頑固 | hardnekkigheid; langdurigheid |
| gannen-元年 | het eerste jaar van een nieuwe keizer periode |
| ganriki-眼力 | inzicht; kijk; visie; scherpzinnigheid; inschattingsvermogen |
| ganryoku-眼力 | inzicht; kijk; visie; scherpzinnigheid; inschattingsvermogen |
| ganseihirō-眼精疲労 | vermoeidheid van de ogen |
| ganshiki-眼識 | inzicht; scherpzinnigheid; onderscheidingsvermogen |
| ganshō-岩床 | (plaat; laag) gesteente; lei; rotsblad |
| ganshō-岩漿 | magma (vloeibaar gesteente) |
| ganshoku-顔色 | huidkleur; gelaatskleur; teint |
| ganshū-含羞 | verlegenheid; schroom |
| gappori-がっぽり | een grote hoeveelheid; massa; bundel; pak; stapel |
| gara-がら | slechte kwaliteit (hout)kool |
| garakuta-がらくた | snuisterijen; prullen; allerlei spullen; rommel |
| garandō-伽藍堂 | hal (in een tempel) gewijd aan de tempelgodheid |
| garēsen-ガレー船 | galei (schip) |
| gari-我利 | eigenbelang |
| gāru-ガール | meisje; jonge vrouw |
| gāruhanto-ガールハント | meisjesjacht; een man die op zoek is naar een vriendin |
| garyū-我流 | eigen (autodidactische) methode [stijl; manier] |
| gasa-がさ | (in eigen jargon van de politie) huiszoeking |
| gashinshōtan-臥薪嘗胆 | doorzettingsvermogen; vastberadenheid; uiterste pogingen om het doel te bereiken |
| gasō-画僧 | schilder-priester (m.n. van door Zen geïnspireerde inkt-schilderijen) |
| gasueki-ガス液 | vloeibaar gas |
| gasukan-ガス管 | gaspijp; gasleiding |
| gatai-難い | (gebruikt als suffix) moeilijk (te doen) zijn |
| gausu-ガウス | gauss (eenheid van magnetische fluxdichtheid; genoemd naar Carl Friedrich Gauss) |
| gebon-下品 | gemeenheid; laagheid; vulgariteit |
| gēderunofukanzenseiteiri-ゲーデルの不完全性定理 | onvolledigheidsstellingen van Gödel |
| gego-解悟 | (boeddh.) de opheffing van dwalingen, en de verlichting tot de (universele, ultieme) waarheid |
| gehin-下品 | ruwheid; onbeschaamdheid; platvloersheid |
| gei-芸 | kundigheid; vaardigheid; artistiek talent |
| geigi-芸妓 | vrouwelijke entertainer bij een banket; geisha |
| geiiki-芸域 | reikwijdte van iemand's vaardigheden (in een kunstvorm) |
| gein-ゲイン | (elektriciteit) versterkingsfactor |
| geisha-芸者 | geisha |
| gejin-外陣 | buitenste hal [gebedsplaats] van een tempel [schrijn; heiligdom] |
| gejō-下乗 | verbod om te paard [in een voertuig] het terrein van een tempel [schrijn; heiligdom] op te gaan |
| gejo-下女 | keukenmeid; keukenmeisje; dienstmeid; dienstmeisje |
| gejun-下旬 | de laatste tien dagen van de maand; het einde van de maand |
| gekijin-激甚 | intensiteit; heftigheid; hevigheid |
| gekirin-逆鱗 | toorn [woede; gramschap] van een keizer [koning; hogere in rang] |
| gekiryo-逆旅 | reis |
| gekkō-激昂 | opvliegendheid; razernij; grote opwinding |
| gekō-下向 | terugkeer na een bezoek aan een heiligdom [tempel] |
| gekon-下根 | (boeddh.) iemand met heel weinig spiritueel talent [vermogen] om het Boeddhisme optimaal te kunnen bestuderen [volgen] |
| gekū-外宮 | de buitenste schrijn van het Ise Jingu heiligdom (Mie-prefectuur) gewijd aan Toyouke no ōmikami (god van landbouw en industrie) |
| gemainshafuto-ゲマインシャフト | (sociologie) Gemeinschaft (een samenleving met sterke affectieve bindingen en saamhorigheid) |
| gēmusetto-ゲームセット | (game set and match) einde van de wedstrijd (tennis) |
| gen-厳 | strengheid; striktheid; precisie; nauwkeurigheid |
| gen-減 | verkleining; vermindering; afname |
| genbakatsudō-現場活動 | politie aanwezigheid en preventieve acties ter plaatse |
| genbu-減歩 | overheveling van grond in privébezit naar gebruik voor collectieve of publieke doeleinden |
| gendansuru-厳談する | iemand streng toespreken; (bij iemand) protesteren; een antwoord eisen |
| gengō-元号 | (keizerlijke) regeringsperiode [tijdperk] |
| gengyō-現業 | werk ter plaatse; werken op locatie (i.t.t. op het eigen kantoor) |
| genjitsu-現実 | realiteit; werkelijkheid |
| genjitsukan-現実感 | gevoel voor realiteit; realiteitszin |
| genjū-厳重 | strengheid; onbuigzaamheid; onverbiddelijkheid |
| genkai-厳戒 | nauwgezette uitkijk; strikte waakzaamheid |
| genki-元気 | gezondheid; energie; kracht; vitaliteit |
| genkoku-原告 | aanklager; eiser |
| genmitsu-厳密 | striktheid; nauwkeurigheid; precisie |
| genni-現に | eigenlijk; in feite |
| genpei-源平 | de Genji en de Heike clans; de Minamoto en de Taira clans |
| genryō-減量 | vermindering van een hoeveelheid [een bedrag] |
| genryōkeiei-減量経営 | lean management; het verminderen van niet-noodzakelijke activiteiten in het bedrijfsproces |
| gensai-減殺 | afname; vermindering; verkleining; verzwakking |
| gensei-厳正 | precisie; striktheid; strengheid; oprechtheid |
| genshiryokuanzenhoanin-原子力安全保安院 | Agentschap voor Nucleaire en Industriële Veiligheid; NISA (Nuclear and Industrial Safety Agency) |
| gensoku-減速 | deceleratie; snelheidsvermindering; vaartvermindering; vertraging; afremming |
| gensūbunretsu-減数分裂 | meiose; reductiedeling (biologie) |
| gensui-減衰 | (geleidelijke) afname; demping; afzwakking |
| gentai-原隊 | (oorspronkelijke) legereenheid; legeronderdeel waartoe men eerder behoorde |
| gentaku-玄沢 | goedheid van een keizer [heilige]; keizerlijke deugdzaamheid |
| genzōeki-現像液 | ontwikkelaar; ontwikkel(vloei)stof (fotografie) |
| gerō-下﨟 | een priester [monnik] met lage rang (en weinig ervaring) |
| gerō-下﨟 | een laaggeplaatste persoon met weinig status (en weinig ervaring) |
| gesha-下車 | het uitstappen (uit trein, bus, e.d.) |
| geshi-夏至 | één van de 24 seizoenen van de oude maankalender, wanneer de zon staat op 90 graden (geografische) lengte; tegenwoordig is dat 22 juni; zonnewende |
| geshutapo-ゲシュタポ | Gestapo (Geheime Staatspolitie in Nazi-Duitsland) |
| getsuyōbyō-月曜病 | maandagziekte (moeite om na het vrije weekend weer aan het werk te gaan) |
| gezerushafuto-ゲゼルシャフト | (sociologie) Gesellschaft; winstmaatschappij (een samenleving gebaseerd op eigenbelang) |
| gē・pē・ū-ゲー・ペー・ウー | Russische Staats Politieke Administratie, de geheime politie (GPU: Gosudarstvennoe politicheskoe upravlenie) |
| gi-伎 | vakmanschap; vaardigheid |
| gigi-疑義 | twijfel; onzekerheid |
| gigu-ギグ | giek (een lichte snelle sloep; roei- of zeilboot) |
| gijidō-議事堂 | overheidsgebouw; congresgebouw |
| gijutsu-技術 | vakmanschap; een kunst; techniek; bekwaamheid; vaardigheid; kundigheid |
| gikei-偽計 | een plan om anderen te misleiden; list |
| giki-義旗 | de vlag [het vaandel] (in de strijd) voor rechtvaardigheid |
| giki-義気 | rechtvaardigheidsgevoel; ridderlijkheid |
| gikō-技巧 | vakmanschap; (technische) vaardigheid [kunde]; techniek |
| giku-疑懼 | bezorgdheid; ongerustheid; vrees |
| gimi-気味 | (achtervoegsel) een beetje; neigend naar; lijkend op; -achrig |
| gimon-疑問 | twijfel; onzekerheid |
| gimu-義務 | plicht; verplichting; verantwoordelijkheid |
| gimuzukeru-義務づける | verplicht maken [stellen]; vereisen |
| gingamu-ギンガム | gingang (een in een effen binding geweven middelzware stof; Maleis: genggang) |
| ginjō-吟醸 | ginjō-sake (sake van hoge kwaliteit) |
| girei-儀礼 | beleefdheid; etiquette |
| giretsu-義烈 | heldhaftigheid; heldenmoed; sterk rechtvaardigheidsgevoel |
| giridate-義理立て | Iets dat men doet uit beleefdheid [plichtsbesef]; plichtpleging; verplichting |
| giryō-技量 | vaardigheid; bekwaamheid; vermogen |
| giryō-議了 | het afronden [beëindigen] van een discussie [debat] |
| giryōsuru-議了する | een discussie [debat] afronden [beëindigen] |
| gisei-擬制 | wettelijke [juridische] fictie (aanname ter wille van een pleidooi) |
| gishiki-儀式 | ceremonie; ritueel; plechtigheid |
| gishō-偽証 | meineed; valse getuigenis; valse (getuigen)verklaring |
| gizen-偽善 | hypocrisie; huichelarij; schijnheiligheid |
| go-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
| gobi-語尾 | woordeinde; zinseinde |
| gobusata-御無沙汰 | langdurige afwezigheid van communicatie; iemand lange tijd niet bezoeken of schrijven |
| gobutsu-御物 | keizerlijke [adellijke] eigendommen |
| gobutsu-御物 | (respectvolle term voor) de eigendommen van een ander |
| gobutsu-御物 | (thee ceremonie) theegerei dat de Tokugawa familie in bezit heeft |
| gōdō-合同 | combinatie; eenheid; associatie; fusie |
| godō-悟道 | het pad naar [het bereiken van] spirituele verlichting (boeddh.) |
| goeikan-護衛艦 | korvet; escorteschip (licht oorlogsschip ter begeleiding van konvooien) |
| gōfuku-剛腹 | gulheid; grootmoedigheid; vrijgevigheid |
| gōgan-傲岸 | arrogantie; verwaandheid; hoogmoed |
| gogatsu-五月 | mei (de 5de maand) |
| gogatsubyō-五月病 | voorjaarsmoeheid; depressie in mei (m.n. na een nieuwe baan of opleiding, die in april is gestart) |
| gogatsuningyō-五月人形 | een (samoerai) pop die wordt uitgestald in mei ter gelegenheid van het kinderfestival van jongens |
| gohasan-御破算 | het helemaal opnieuw beginnen; beginnen met een schone lei; teruggaan naar af |
| gōhō-合法 | wettigheid; legitimiteit; rechtmatigheid; conform de wet |
| gōhō-豪放 | stoutmoedigheid |
| gōin-強引 | opdringerigheid; dwingend gedrag; onderdrukking |
| goisshin-御一新 | (oude naam voor) de Meiji-restauratie |
| gōjō-強情 | koppigheid; eigenzinnigheid; onverzettelijkheid |
| gojō-御諚 | verordening [bevel; order; opdracht] van een hooggeplaatste functionaris (zoals een keizer) |
| gokansei-互換性 | uitwisselbaarheid; compatibiliteit (computerterm) |
| gokei-互恵 | wederkerigheid |
| gokigenyō-御機嫌よう | (begroeting bij een ontmoeting of afscheid) hallo; hoe gaat het?; tot ziens; tot kijk; groetjes; succes! |
| gokoku-護国 | landsverdediging; de verdediging van je (eigen) land |
| goku-極 | topkwaliteit; eerste klas |
| goku-極 | eenheid van getal, 10 tot de macht 48 |
| gokubi-極微 | uiterst [microscopisch] klein zijn |
| gokubi-極微 | geheime leer; verborgen mysterie |
| gokudō-極道 | slechtheid; verdorvenheid; zondigheid; kwade levensweg; het slechte pad |
| gokudō-極道 | losbandigheid |
| gokuhin-極貧 | bittere armoede; ontbering(en); behoeftigheid; nooddruft |
| gomakasu-ごまかす | bedriegen; vervalsen; misleiden; oplichten |
| gomakasu-ごまかす | (geld) verduisteren [in eigen zak steken] |
| gōmanburei-傲慢無礼 | onbeschaamdheid; hoogmoed; brutaliteit |
| gomashio-胡麻塩 | een smaakmaker uit de Japanse keuken gemaakt van fijngemalen sesamzaad en een kleine hoeveelheid zout |
| gomasuri-胡麻擂り | vleierij; hielenlikkerij; stroopsmeerderij |
| gomasuri-胡麻擂り | vleier; hielenlikker; slijmerd |
| gōmatsu-毫末 | hele kleine [geringe] hoeveelheid |
| gomatsu-語末 | woordeinde; woorduitgang; (woord)vervoeging |
| gomotsu-御物 | keizerlijke [adellijke] eigendommen |
| gomotsu-御物 | (respectvolle term voor) de eigendommen van een ander |
| gomotsu-御物 | (thee ceremonie) theegerei dat de Tokugawa familie in bezit heeft |
| gomuami-ゴム編み | (breiwerk) ribbelsteek; patentsteek |
| gonan-御難 | ongeluk; ramp(spoed); calamiteit |
| gonen-御念 | zorg; aandacht; oplettendheid; overweging |
| goneru-ごねる | klagen; moeilijk doen over; een probleem maken van |
| gongenzukuri-権現造り | een shinto heiligdom waarbij het hoofdgebouw en de hal voor erediensten verbonden zijn door een overdekte gang |
| goninbayashi-五人囃子 | vijf hofmuzikantenpoppen, uitgestald tijdens het meisjesfestival (op 3 maart) |
| gonyū-悟入 | het bereiken van de Verlichting (Boeddhisme) |
| gōon-号音 | geluidssignaal; geluidssein (via een tempelbel, luidklok, grote trommel, trompet, etc.) |
| gorakushisetsu-娯楽施設 | amusementsvoorzieningen; recreatiefaciliteiten |
| gorimuchū-五里霧中 | radeloosheid; verbijsterd [in de war; verdwaald; de kluts kwijt] zijn |
| goro-ゴロ | (afk. voor) grofgrein, een soort gekamde, grove stof |
| gorofukuren-ゴロフクレン | grofgrein, een soort gekamde, grove stof |
| gōruden・awā-ゴールデン・アワー | primetime (tijd met de grootste luister- of kijkdichtheid van radio of tv) |
| gōruden・taimu-ゴールデン・タイム | (lett. gouden tijd) primetime (zendtijd met de grootste kijk -en luisterdichtheid op tv of radio) |
| gōruden・wīku-ゴールデン・ウィーク | Golden Week, jaarlijkse vakantieperiode in Japan in mei |
| gōryū-合流 | samenvloeiing (van rivieren e.d.) |
| gosai-後妻 | (iemands) tweede vrouw (na overlijden of scheiding van zijn eerste vrouw) |
| gōsei-剛性 | (mate van) stijfheid; hardheid; rigiditeit |
| gosekku-五節句 | de vijf grote festivals (7 januari, 3 maart, 5 mei, 7 juli en 9 september) |
| gōsha-豪奢 | luxe; pracht; extravagantie; weelderigheid |
| gōshi-合祀 | de verering van twee of meer goden in een shinto heiligdom [schrijn] |
| gōshi-合祀 | de verering van eenzelfde god in meerdere shinto heiligdommen [schrijnen] |
| goshin-五辛 | de 5 soorten groenten met een sterke smaak (knoflook, ui, lenteuitjes, prei en bieslook) |
| goshintō-御神灯 | lantaarn als geluksbrenger opgehangen bij huizen van artiesten, geisha's e.d. |
| gosō-護送 | escorte (gewapende begeleiding) |
| gōteki-号笛 | hoorn; sirene; toeter; seinfluit |
| gotoobi-五十日 | dagen van de maand eindigend op 5 of 0 |
| goyōhajime-御用始め | de hervatting [heropening] van de overheidsdiensten in het nieuwe jaar (meestal op 4 jan.) |
| gōyoku-強欲 | hebzucht; gierigheid |
| goyōosame-御用納め | eindejaarsluiting van de overheidsdiensten (meestal 28 dec.) |
| gōzen-傲然 | arrogantie; verwaandheid |
| gōzen-轟然 | een daverend [donderend] geluid (zoals van een explosie of een langs denderende truck of trein) |
| gu-具 | pigment bij het (helder) maken van porselein |
| gū-宮 | (in kanji combinaties) paleis; heiligdom; vorst (keizer; keizerin) |
| gu-愚 | domheid; dwaasheid |
| guai-具合 | gezondheid; conditie |
| guchi-愚癡 | (boeddh.) (één van de drie giftigheden in de menselijke ziel) stompzinnigheid; onwetendheid |
| guchoku-愚直 | simpele [ongecompliceerde] eerlijkheid [openhartigheid] |
| gūgoru-グーゴル | googol, een eenheid van getal, 10 tot de macht 100 |
| guhō-弘法 | het verspreiden van de boeddhistische leer |
| gūji-宮司 | hoofd priester van een shinto-heiligdom |
| gukei-愚兄 | (bescheiden term voor je eigen) oudere broer |
| gūkisei-偶奇性 | (natuurkunde; wiskunde) pariteit |
| gūkyo-寓居 | (bescheiden term voor je eigen) woonplaats |
| gumai-愚昧 | dwaasheid; domheid |
| gunbi-軍備 | bewapening; oorlogsvoorbereiding |
| gunkei-群形 | allerlei vormen; veelheid aan vormen |
| gunkō-郡公 | (Jin [Chin] periode, China) koning van een klein koninkrijk |
| guntō-群島 | eilandengroep; archipel |
| guradēshon-グラデーション | geleidelijke overgang [verandering] |
| gurando-グランド | grond; (sport)terrein |
| gurasunosuchi-グラスノスチ | glasnost (Sovjetbeleid van openheid in de jaren tachtig) |
| guraundo-グラウンド | (sport)terrein |
| gurauto-グラウト | pleisterkalk; voegspecie; mortel |
| gurekorōman-グレコローマン | Grieks-Romeins worstelen |
| gureko・rōman・sutairu-グレコ・ローマン・スタイル | Griek-Romeinse stijl (worstelen) |
| guretsu-愚劣 | dwaasheid; domheid |
| gurē・karā-グレー・カラー | grijze boorden; arbeiders in technische beroepen |
| gurīnhausu-グリーンハウス | kas; broeikas |
| gurīnhausu・ifekuto-グリーンハウス・イフェクト | broeikaseffect |
| gurīn・berē-グリーン・ベレー | commando (soldaat); speciale (militaire) eenheid |
| gurō・ranpu-グロー・ランプ | gloeilamp |
| guruten-グルテン | gluten (eiwitten in graan) |
| gūsaku-偶作 | een werkstuk dat toevallig tot stand komt; een geïmproviseerd stuk |
| gusaku-愚作 | (bescheiden term voor) mijn werk |
| gusaku-愚策 | (bescheiden taalgebruik) mijn slechte plan [tactiek] |
| gusetsu-愚説 | (naar) mijn bescheiden mening |
| gusō-愚僧 | (bescheiden woord van een monnik [priester] voor zichzelf) ik |
| gusoku-具足 | volledigheid; compleetheid |
| gūyū-偶有 | toevallige eigenschap; bij toeval een bepaalde eigenschap [vaardigheid] hebben |
| guyū-具有 | voorzien van; voorbereid op; met aanleg voor |
| gūyūsei-偶有性 | toevallige eigenschap; bij toeval een bepaalde eigenschap [vaardigheid] hebben |
| gyakuen-逆縁 | slechte daad die iemand uiteindelijk tot de Boeddhistische leer leidt |
| gyakuen-逆縁 | een oudere die begrafenisdienst voor een jong familielid leidt |
| gyakutai-虐待 | slechte [wrede] behandeling; mishandeling; wreedheid |
| gyappu-ギャップ | verschil; ongelijkheid; discrepantie |
| gyarappuyoronchōsa-ギャラップ世論調査 | galuppoll (methode voor het peilen van de publieke opinie, bedacht door George Horace Gallup in 1935) |
| gyaru-ギャル | meisje; jonge vrouw |
| gyobutsu-御物 | keizerlijke eigendommen |
| gyoen-御苑 | keizerlijke tuin [park] |
| gyōkō-行幸 | keizerlijk bezoek; keizerlijke aanwezigheid (bij) |
| gyokudai-玉代 | tarief voor het optreden [de diensten] van een geisha |
| gyokuho-玉歩 | (beleefde term voor wandelen, lopen) (keizerlijke) wandeling; het wandelen [lopen] van een keizer [keizerin] |
| gyokuon-玉音 | de stem van de keizer |
| gyokuro-玉露 | groene thee van superieure kwaliteit |
| gyokutai-玉体 | het lichaam van de keizer |
| gyōmei-驍名 | een heldhaftige reputatie; beroemd om (zijn/haar) heldenmoed [heldhaftigheid] |
| gyomotsu-御物 | keizerlijke eigendommen |
| gyosei-御製 | gedicht [tekst] geschreven door de Keizer |
| gyōseishidō-行政指導 | bestuurlijke begeleiding |
| gyou-御宇 | het keizerlijk bewind; de heerschappij van de keizer |
| gyoyū-御遊 | muziekopvoering voor het keizerlijk hof |
| gyoza-御座 | troon (van de keizer) |
| gyōzen-凝然 | onbeweeglijkheid |
| gyōzui-行水 | ablutie; rituele [ceremoniële] reiniging [wassing] |
| gyūba-牛馬 | koeien en paarden |
| gyūgo-牛後 | achtereinde van een rund |
| gyūji-牛耳 | koeienoren |
| gyūjiru-牛耳る | controleren, aanvoeren; domineren; de leiding hebben; (fig.) aan het roer staan |
| gyūsha-牛舎 | koeienstal; veestal |
| haba-幅 | bewegingsvrijheid; bereik |
| habahiroi-幅広い | wijd; breed; ruim; uitgebreid |
| habakari-憚り | angst; vrees; aarzeling; terughoudendheid |
| habakarisama-憚り様 | bedankt voor de moeite, maar ... |
| habikoru-蔓延る | overwoekerd [begroeid] raken |
| habikoru-蔓延る | (over)woekeren; zich verspreiden; overheersen |
| hachimenreirō-八面玲瓏 | volmaakte [perfecte] harmonie [helderheid; kalmte] |
| hadaare-肌荒れ | droge ruwe [schilferige] huid; geïrriteerde huid; slechte [ongezonde] huid |
| hadaka-裸 | naakt; naaktheid |
| hadakamugi-裸麦 | hemelgerst; naaktzadige gerst (Hordeum vulgare variëteit nudum) |
| hade-派手 | helderheid; opzichtigheid |
| hadoron- ハドロン | (scheikunde) hadron, een subatomair deeltje dat uit quarks bestaat (de naam is afgeleid van het Griekse hadros, dat sterk betekent) |
| hāfu・saizu・kamera-ハーフ・サイズ・カメラ | halfkleinbeeldcamera; half-frame camera |
| hahako-母子 | (bloeiende plant) Gnaphalium affine |
| hahakogusa-母子草 | (bloeiende plant) Gnaphalium affine |
| hahanohi-母の日 | Moederdag (2de zondag in mei) |
| hahanosa-鼻の差 | klein verschil; verschil van een neuslengte |
| hahaso-柞 | konara eik [eikenboom] (Quercus serrata) |
| hai-はい | ja; jazeker; ja, hoor (wordt gezegd aan het einde van een zin als extra bevestiging) |
| haiagaru-這い上がる | (fig.) eruit klimmen; jezelf herpakken; jezelf bevrijden uit een moeilijke situatie |
| haibanrōzeki-杯盤狼藉 | het over de tafel verspreid liggen van gebruikt serviesgoed (na een diner of banket) |
| haibun-配分 | distributie; verspreiding; toewijzing |
| haiden-拝殿 | een buitenste gebedshal [oratorium] van een shintō heiligdom (voor de hoofdschrijn) |
| haidoropurēningu-ハイドロプレーニング | aquaplaning; watergladheid |
| haidoropurēningugenshō-ハイドロプレーニング現象 | (het verschijnsel) aquaplaning; watergladheid |
| haieki-廃液 | afvalvloeistof; afvalwater |
| haiekikanri-廃液管理 | het beheer [beheersen] van afvalvloeistoffen |
| haietsu-拝謁 | een audiëntie (b.v. bij de keizer) |
| haifuki-灰吹き | een bamboebuis waarin as en sigarettenpeuken gescheiden worden (door blazen) |
| haigaku-廃学 | studiebeëindiging zonder einddiploma; voortijdig stoppen met school of studie |
| haihan-背反 | tegenstrijdigheid |
| haihan-背反 | weerspannigheid; opstandigheid |
| haihanchiken-廃藩置県 | administratieve hervorming van het Japanse staatsbestuur in 1871 (overgang van feodaal clan-systeem naar prefecturen onder centraal overheidsgezag) |
| haiiro-灰色 | verdacht; duister; geheimzinnig |
| haiishi-配位子 | ligand (scheikunde) |
| haikyō-背教 | apostasie; afvalligheid van het geloof; geloofsverzaking |
| hairan-排卵 | ovulatie; eisprong |
| hairu-入る | geïnstalleerd worden; (ergens) in zitten [ingekomen zijn]; een inhoud hebben (van); bevatten |
| hairyo-配慮 | overweging; zorg; aandacht; bezorgdheid; toewijding |
| haisetsu-排泄 | uitscheiding |
| haisetsukikan-排泄器官 | uitscheidingsorgaan |
| haishi-廃止 | afschaffing; beëindiging; onbruik |
| haishisuru-廃止する | afschaffen; stoppen [niet doorgaan] met; beëindigen |
| haishutsu-排出 | ontlading; uitscheiding; emissie; uitstoot |
| haishutsuryō-排出量 | hoeveelheid uitstoot; emissiegehalte |
| haishutsusuru-排出する | uitstoten; afscheiden; ontladen |
| haitoku-背徳 | corruptie; zedeloosheid |
| haiwē・hipunōshisu-ハイウェー・ヒプノーシス | polderblindheid (verminderde opmerkzaamheid in het verkeer veroorzaakt door een afwezigheid van externe prikkels) |
| haizetsu-廃絶 | uitsterving; verdwijning; het in de vergetelheid geraken |
| hai・supīdo-ハイ・スピード | met hoge snelheid |
| hajiki-土師器 | Japans Haji aardewerk [keramiek] (werd geproduceerd in de Kofun-, Nara- en Heian-perioden) |
| hajimeru-始める | (gevoegd achter de renyōkei van een ander ww.) beginnen te...; gaan... |
| hajishirazu-恥知らず | schaamteloosheid; zonder schaamte zijn; geen schaamte kennen |
| haka-破瓜 | jong meisje (ca.16 jaar) |
| hakabu-端株 | kleiner aantal aandelen dan door de handelsbeurs gespecificeerd |
| hakabyō-破瓜病 | hebefrenie; puberteitspsychose |
| hakaikatsudōbōshihō-破壊活動防止法 | Wet ter preventie van subversieve activiteiten |
| hakaki-破瓜期 | pubertijd (van meisjes) |
| hakaru-計る | meten; wegen; peilen |
| hakataningyō-博多人形 | traditionele Japanse pop van klei (oorspronkelijk uit Hakata, nu deel van de stad Fukuoka) |
| hakidasu-吐き出す | spuien (kritiek, etc.); uitstromen; verspreiden; verklappen; onthullen |
| hakike-吐き気 | misselijk(heid) |
| hakimono-履き物 | schoeisel; schoenen |
| hakkyō-発狂 | het verstand verliezen; zinsverbijstering; waanzinnigheid; krankzinnigheid |
| hako-箱 | treinwagon |
| hakō-跛行 | mankheid; het mank lopen; hinken |
| hakoirimusume-箱入り娘 | lievelingsdochter; (naïef) meisje dat beschermd is opgevoed |
| hakoniwaryōhō-箱庭療法 | zandspeltherapie (vorm van speltherapie, met het plaatsen van allerlei figuurtjes in een doos met zand) |
| hakozen-箱膳 | doos met eetgerei voor één persoon |
| hakuai-博愛 | filantropie; liefdadigheid; broederschap |
| hakubi-白眉 | (fig.) iets van weergaloze kwalitieit; toonbeeld |
| hakuchi-白痴 | idioterie; volstrekte dwaasheid |
| hakuchizu-白地図 | een blanco kaart [basiskaart] (een kaart die alleen de omtrek van landen, eilanden, etc. weergeeft, zonder plaatsnamen, e.d.) |
| hakuji-白磁 | wit porselein (Blanc de Chine; Dehua porselein) |
| hakumen-白面 | onervarenheid |
| hakunetsudenkyū-白熱電球 | gloeilamp; peer(tje) |
| hakurai-舶来 | buitenlands fabrikaat; geïmporteerd artikel |
| hakuran-博覧 | eruditie; een uitgebreide kennis; belezenheid |
| hakuran-博覧 | iets verspreiden [toegankelijk maken voor een groter publiek] |
| hakuryoku-迫力 | kracht; indrukwekkendheid |
| hakuseki-白皙 | witte [blanke] huidskleur [teint] |
| hakushijakkō-薄志弱行 | een zwak karakter; besluiteloosheid; gebrek aan wil [ondernemersgeest] |
| hamabōfū-浜防風 | plant, Glehnia littoralis (seizoenwoord voor lente) |
| hamaogi-浜荻 | prachtriet [Amoer-zilvergras] dat langs het strand groeit |
| hamaya-破魔矢 | een pijl ter verdrijving van kwade krachten (wordt met nieuwjaar door heiligdommen verkocht) |
| hāmonī-ハーモニー | harmonie; eensgezindheid |
| hamono-刃物 | snijgerei; messen; eetgerei; bestek |
| han-帆 | (in kanji combinaties) zeil (van een schip) |
| hana-花 | schoonheid |
| hanabie-花冷え | een (korte) periode van koud weer in de lente (tijdens de bloei van de kersenbloesems) |
| hanadai-花代 | vergoeding voor [betaling aan] een geisha |
| hanagoyomi-花暦 | bloemen kalender (waarop de bloemen zijn gerangschikt naar bloeitijd) |
| hanagumori-花曇り | bewolkt [mistig] lenteweer (tijdens de bloei van de kersenbloesems) |
| hanahazukashii-花恥ずかしい | uitzonderlijk mooi (lett. zo mooi dat bloemen erdoor in verlegenheid gebracht worden) |
| hanakaze-鼻風邪 | neusverkoudheid |
| hanamachi-花街 | rosse buurt; wijk met restaurants, geisha's en bordelen |
| hanamagari-鼻曲がり | mannelijke zalm met een uitpuilende snuit tijdens het voortplantingsseizoen |
| hanamatsuri-花祭り | bloemenfestival in het Kitashitara-district, in de prefectuur Aichi (aan het einde van het jaar tot nieuwjaar) |
| hanami-花実 | naam [reputatie] en [werkelijkheid]; uiterlijk en innerlijk |
| hanami-花見 | (lett. bloemen kijken) Japanse traditie om in de lente gezamenlijk de (voorbijgaande) schoonheid van de kersen- en pruimenbloesems te gaan bewonderen |
| hanamono-花物 | bloeiende plant |
| hanappashi-鼻っぱし | strijdlustigheid; strijdvaardigheid, competitieve geest; vechtlust |
| hanappashira-鼻っ柱 | strijdlustigheid; strijdvaardigheid, competitieve geest; vechtlust |
| hanarebanare-離れ離れ | apart; gescheiden; uit elkaar; verspreid |
| hanarejima-離れ島 | een afgelegen eiland |
| hanareru-離れる | gescheiden worden [weg zijn] (van) |
| hanashi-話 | reden(en); feit(en); begrip |
| hanayomekaizoenin-花嫁介添人 | bruidsmeisje |
| hanazakari-花盛り | volle bloei; bloeitijd |
| hanazakari-花盛り | (fig.) bloeitijd; hoogtijdagen |
| hanbetsu-判別 | onderscheiding; het onderscheiden |
| hanbunjokurei-繁文縟礼 | bureaucratische formaliteiten [regels]; administratieve rompslomp |
| hanburu-ハンブル | bescheiden; nederig; gedwee |
| hanchō-班長 | groepsleider; teamleider |
| handai-飯台 | doos met eetgerei voor één persoon |
| handanchūshi-判断中止 | epoche (filosofie, opschorting van oordeel over de werkelijkheid) |
| handikurafuto-ハンディクラフト | handwerk; handvaardigheid; ambacht |
| handī・konpyūtā-ハンディー・コンピューター | kleine computers (zoals PDA's en kleine laptops) |
| handobukku-ハンドブック | handleiding; gids |
| handōtai-半導体 | halfgeleider; semiconductor |
| hanekaeri-跳ね返り | een jongensachtig [onstuimig]; wild meisje; wildebras |
| hanekaeri-跳ね返り | onzorgvuldigheid; gedachteloosheid |
| hanemūn-ハネムーン | huwelijksreis |
| hanemūn・bebī-ハネムーン・ベビー | kind dat is verwekt tijdens de huwelijksreis |
| haneru-撥ねる | afwijzen; uitwijzen; weigeren; elimineren |
| haneru-跳ねる | springen; opspringen; stuiteren (van een bal); steigeren (van een paard) |
| haneru-跳ねる | (van een voorstelling) eindigen; klaar zijn |
| hanetsukeru-撥ねつける | weigeren; afwijzen; afweren |
| hangyoku-半玉 | leerling-geisha |
| hanikami-はにかみ | verlegenheid |
| haniwa-埴輪 | (oudheid) terracotta beelden (bij grafheuvels, Kofun periode) |
| hankan-反感 | antipathie; afkeer; aversie; vijandigheid |
| hanketsurikon-判決離婚 | echtscheidingsvonnis; echtscheidingsbeschikking |
| hankō-反抗 | opstand; weerstand; verzet; insubordinatie; ongehoorzaamheid |
| hankō-犯行 | misdrijf; strafbaar feit; delict |
| hankō-藩侯 | (feodale) leenheer; hoofd van een domein [clan] |
| hankō-藩校 | (Edo periode) school van een domein [han] (voor hoger onderwijs) |
| hankōki-反抗期 | opstandige fase [periode] (b.v. tijdens de puberteit) |
| hankotsu-反骨 | opstandigheid; rebelse houding |
| hankyū-半弓 | een kleine boog (waarmee je ook zittend kunt schieten) |
| hanmai-飯米 | (consumptie)rijst; rijst (voor het bereiden van maaltijden) |
| hanmo-繁茂 | weelderige (planten)groei; woekering (van onkruid) |
| hanpo-半帆 | zeil dat maar voor de helft is opgetrokken vanaf het dek |
| hanpu-帆布 | canvas; zeildoek |
| hansekihōkan-版籍奉還 | teruggave van grondgebied en bewoners van de daimyo aan de keizer |
| hansen-帆船 | zeilboot; zeilschip; windjammer |
| hansenbyō-ハンセン病 | (ziekte van Hansen) lepra; melaatsheid |
| hanshazai-反射材 | reflecterend materiaal [reflecterende producten] (voor verkeersveiligheid) |
| hanshinron-汎神論 | pantheïsme (filosofische leer) |
| hanshokuki-繁殖期 | broedseizoen |
| hansō-帆走 | het zeilen |
| hanten-半纏 | (afk. voor) livrei jas |
| hantō-半島 | schiereiland |
| hantoki-半時 | (vroeger, in oude eenheid van tijd, een half uur) nu ca. een uur |
| hantōmei-半透明 | doorschijnendheid; semitransperantie |
| hantōsei-半透性 | semipermeabiliteit |
| hanzaijijitsu-犯罪事実 | feiten omtrent de overtreding [het misdrijf] |
| hanzatsu-繁雑 | ingewikkeld [moeilijk; gecompliceerd] zijn |
| han'eisuru-反映する | beïnvloeden |
| han'eisuru-繁栄する | floreren; bloeien; gedijen; welvarend zijn |
| han'i-範囲 | gebied; domein; begrenzing; bereik; invloedssfeer |
| han'in'yō-半陰陽 | tweeslachtigheid; hermafroditisme |
| happōbijin-八方美人 | opvallende schoonheid; onberispelijke mooie vrouw |
| happyōkai-発表会 | een school concert [recital]; een gelegenheid waarbij een reeks uitvoeringen of bevindingen openbaar wordt gemaakt |
| hapuningu-ハプニング | geïmproviseerde manisfestatie; spontane kunstactiviteit |
| haraguai-腹具合 | de conditie [gesteldheid] van de ingewanden |
| harai-祓い | rituele reiniging; exorcisme; duiveluitdrijving |
| haramitsu-波羅蜜 | (boeddh.) training tot de bevrijding [verlossing] (en daarmee het nirvana [de overtocht] te bereiken) |
| haramitta-波羅蜜多 | (boeddh.) training tot de bevrijding [verlossing] (en daarmee het nirvana [de overtocht] te bereiken) |
| haranbanjō-波瀾万丈 | wisselvalligheid; stormachtigheid; met veel ups en downs |
| hārā・dābī-ハーラー・ダービー | (honkbal) de strijd om de werper met de meeste overwinningen in het seizoen te worden |
| hare-晴れ | gala (kostuum); een prachtig uitziende verschijning (bij een formele gelegenheid) |
| harenchi-破廉恥 | schaamteloosheid |
| haresugata-晴れ姿 | het verschijnen tijdens een bijzondere [formele] gelegenheid |
| hariai-張り合い | rivaliteit; concurrentie; competitie |
| harikaeru-張り替える | opnieuw behangen [bekleden; pleisteren] |
| haro-ハロ | stralenkrans; nimbus; aureool (op schilderijen van heiligen) |
| harō-ハロー | stralenkrans; nimbus; aureool (op schilderijen van heiligen) |
| harōwāku-ハローワーク | Hello Work, Japans-Engelse bijnaam van het Japanse Rijksarbeidsbureau |
| harowīn-ハロウィーン | Halloween, feest op de avond voor Allerheiligen |
| haru-張る | uitrekken; (uit)spreiden; uitsteken (arm, etc.) |
| haru-張る | (tegels, pleister, lak, etc.) aanbrengen |
| harunokure-春の暮 | het einde van de lente |
| hasei-派生 | derivatie; afgeleide |
| haseigo-派生語 | (taalkunde) derivaat; afgeleid woord |
| haseisuru-派生する | afgeleid zijn (van); afkomstig zijn (van) |
| hashigaki-端書き | voorwoord; proloog; inleiding |
| hashikko-端っこ | uiteinde; punt |
| hashiri-走り | primeur; de [het] eerste van het seizoen |
| hashiru-走る | zich wenden tot; een sterke neiging hebben tot; zich storten in |
| hashiru-走る | (van vloeistoffen) stromen [spuiten] uit |
| hashitagane-端金 | kleingeld; wisselgeld; armzalig klein bedrag; schijntje |
| hashitanai-はしたない | onbeleefd; onbescheiden; ongepast; schaamteloos; lomp; onelegant; vulgair |
| hassha-発車 | het vertrek (van een trein, etc.) |
| hasshō-発祥 | een gunstig voorteken (tijdens de troonbestijging van een keizer) |
| hasshō-発祥 | de geboorte van een keizer [vorst e.d.] |
| hassui-撥水 | waterafstotendheid |
| hassuru-ハッスル | bedrijvigheid; drukte |
| hasu-蓮 | Heilige lotus; Indische lotus (Nelumbo nucifera) |
| hatafuri-旗振り | initiatiefnemer; campagneleider |
| hatafuriyaku-旗振り役 | initiatiefnemer; campagneleider |
| hatagashira-旗頭 | leider; baas; hoofd |
| hatago-旅籠 | (Edo-periode) mand [kist] met het voedsel voor de paarden op reis |
| hatago-旅籠 | (Edo-periode) mand met etenswaren op reis |
| hataraki-働き | werk; arbeid |
| hataraki-働き | loon [inkomen] uit arbeid |
| hatarakikakeru-働きかける | het initiatief nemen; beïnvloeden; een beroep doen (op) |
| hatasashimono-旗指物 | een kleine standaard met vlag, die vroeger door Japanse samoerai op de achterkant van het harnas werd gedragen tijdens het gevecht |
| hatasu-果たす | bezoeken van een tempel of heiligdom ter dankbetuiging |
| hatchūryō-発注量 | te bestellen hoeveelheid; bestelhoeveelheid |
| hate-果て | einde; eindpunt; slotfase |
| haterumajima-波照間島 | Hateruma (een eiland van Okinawa) |
| hateshi-果てし | einde; limiet |
| hateshinai-果てしない | zonder einde; eindeloos |
| hatoninaru-ハトになる | in vrijheid stellen; vrijspreken; ontslaan van rechtsvervolging |
| hatsudensho-発電所 | elektriciteitscentrale |
| hatsudō-発動 | beweging; tenuitvoeringbrenging; uitoefening; activiteit |
| hatsugatsuo-初鰹 | de eerste bonito (vis) van het (zomer)seizoen |
| hatsuhana-初花 | de eerste bloei |
| hatsumago-初孫 | eerste kleinkind |
| hatsumō-発毛 | (nieuwe) haargroei |
| hatsumōde-初詣で | het eerste bezoek aan een heiligdom in het nieuwe jaar |
| hatsumono-初物 | de eerste oogst (b.v. graan, fruit, vis, etc.) van het seizoen |
| hatsumonogui-初物食い | een voorkeur voor de eerste oogst [producten] van het seizoen; iemand met een voorkeur voor de eerste oogst [producten] van het seizoen |
| hatsunari-初生り | de eerste vruchten van het seizoen |
| hatsunori-初乗り | de eerste rit (paard, auto, trein, etc.) in het nieuwe jaar |
| hatsunoriunchin-初乗り運賃 | de prijs voor het basistarief voor openbaar vervoer (bus, trein of taxi) |
| hatsushimo-初霜 | de eerste vorst (van het seizoen) |
| hatsuyuki-初雪 | de eerste sneeuw (van het seizoen); eerste sneeuwval |
| hatsuzekku-初節句 | (de viering van) het eerste jongens- [meisjes-] festival van een baby |
| hattatsu-発達 | ontwikkeling; groei; vooruitgang; rijping |
| hattatsukasokugenshō-発達加速現象 | het fenomeen van groeiversnelling door externe factoren; versnelde lichamelijke ontwikkeling |
| hattatsusuru-発達する | groeien; ontwikkelen; rijpen |
| hatten-発展 | uitbreiding |
| hatten-発展 | ontwikkeling; evolutie; groei; vooruitgang |
| hatten-発展 | de ontwikkeling in de relatie (tussen man en vrouw); een losbandig leven leiden; een actief sex leven hebben |
| hattensei-発展性 | (toekomstige) uitbreidingsmogelijkheid |
| hattensuru-発展する | zich uitbreiden; (zich) ontwikkelen; groeien; vooruitgaan |
| hautsū-ハウツー | hoe te (doen); op welke manier; handleiding |
| hayaben-早弁 | eten voor de eigenlijke lunchtijd (bij scholieren vooral, om een langere middagpauze te hebben) |
| hayabune-早船 | snelle roeiboot |
| hayabune-早船 | (door galei-roeiers voortgestuwde) oorlogsboot |
| hayakuchikotoba-早口言葉 | moeilijk uit te spreken woord [zin] |
| hayamaki-早蒔き | vroeg (in het seizoen) zaaien |
| hayashi-囃子 | muzikale begeleiding bij een toneelstuk (zoals Nō en Kabuki) |
| hayasu-生やす | laten groeien; kweken; cultiveren |
| hayatemawashi-早手回し | vroege voorbereiding(en) |
| hayato-隼人 | (hist.) volkstam in Zuid Kyushu (die verzet pleegde tegen de Yamato regering van de keizer) |
| hayazaki-早咲き | vroege bloei |
| hayazaki-早咲き | vroegbloeier |
| hebī-ヘビー | ernstig; hevig; moeilijk |
| hebiichigo-蛇苺 | sieraardbei (Duchesnea) |
| hebo-へぼ | geklungel, onhandigheid; gepruts; geknoei |
| hedate-隔て | verschil; onderscheid |
| hedateru-隔てる | scheiden; verdelen |
| heddo-ヘッド | hoofd; leidinggevende; leider |
| heddo-ヘッド | kop; punt; uiteinde |
| heddomāku-ヘッドマーク | logoplaat op de voorzijde van een trein |
| hei-塀 | hek; schutting; muur; omheining |
| heianjidai-平安時代 | de Heian-periode (794-1185) |
| heibi-兵備 | voorbereiding op een oorlog |
| heichi-平地 | vlakte; vlak land; vlak terrein |
| heiden-幣殿 | offerhal tussen de gebedshal en het hoofdschrijn (van een shintō heiligdom) |
| heigo-平語 | (afk. voor) Heike Monogatari |
| heihō-平方 | (oppervlakte-eenheid) vierkante |
| heijun-平準 | niveau; peil |
| heika-平価 | pari; pariteit; referentiewaarde |
| heika-陛下 | Zijne [Hare; Uwe] Majesteit |
| heike-平家 | de Heike [Taira] familie [clan] |
| heikemonogatari-平家物語 | het verhaal [de geschiedenis] van de Heike clan |
| heiki-平気 | kalmte; sereniteit; zelfbeheersing |
| heiki-平気 | nonchalance; onverschilligheid |
| heikinsuru-平均する | het gemiddelde berekenen [halen; bereiken] |
| heion-平穏 | kalmte; rust; sereniteit |
| heionsetsu-閉音節 | een gesloten lettergreep (die eindigt op een medeklinker) |
| heisei-平成 | Heisei, naam van de regeringsperiode (1989-2019) van keizer Akihito (1933-) |
| heiseijidai-平成時代 | de Heisei periode (1989-2019) |
| heishiki-閉式 | beëindiging [afsluiting; afronding] van een ceremonie [plechtigheid] |
| heisho-閉所 | (van instellingen, e.d.) het stoppen met activiteiten; totale sluiting |
| heisoku-閉塞 | maatschappelijke stagnatie, onzekerheid |
| heisui-平水 | gemiddeld waterpeil |
| heitan-平淡 | eenvoud; bescheidenheid; lichtvaardigheid |
| heiwakyūden-平和宮殿 | Vredespaleis (Den Haag) |
| hekoobi-兵児帯 | soepele obi (kimono-ceintuur) voor mannen en kinderen |
| hekutopasukaru-ヘクトパスカル | hectopascal (hPa = 100 pascal, eenheid van luchtdruk) |
| hen-変 | vreemdheid; merkwaardigheid |
| henchikurin-へんちくりん | vreemd [raar; eigenaardig; merkwaardig] zijn |
| henchō-変調 | afwijking; onregelmatigheid |
| hendensho-変電所 | onderstation (van elektriciteit) |
| henkō-偏向 | neiging; geneigdheid; inclinatie |
| henkutsu-偏屈 | koppigheid; halsstarrigheid; eigenzinnigheid; onbuigzaamheid; excentriciteit |
| henkyō-偏狭 | bekrompenheid; kleingeestigheid; kortzichtigheid; intolerantie |
| henni-変に | eigenaardig; vreemd; ongewoon |
| henpa-偏頗 | partijdigheid; discriminatie; vriendjespolitiek |
| henpei-扁平 | gladheid; effenheid; vlak [plat] zijn |
| henpen-片片 | kleine stukjes; fragmenten |
| henpi-辺鄙 | een afgelegen [moeilijk bereikbare] plaats |
| henreki-遍歴 | reis; rondreis; zwerftocht; pelgrimage |
| hensai-変災 | catastrofe; ramp; calamiteit |
| hensai-辺際 | grens; limiet; uiterste; (uit)einde |
| hensen-変遷 | verandering; overgang; wisselvalligheid; wederwaardigheid; lotswisseling |
| henshū-偏執 | vooringenomenheid; vooroordeel; koppigheid |
| henshu-変種 | variëteit; variant; mutatie |
| henshū-扁舟 | kleine boot; bootje |
| hensoku-変則 | onregelmatigheid; afwijkend [abnormaal; incorrect; onjuist] zijn |
| hentai-変態 | abnormaliteit; perversiteit |
| hen'ai-偏愛 | partijdigheid; vooringenomenheid; begunstiging |
| hen'ondōbutsu-変温動物 | koudbloedigheid; poikilothermie; koudbloedig dier |
| heppoko-へっぽこ | slecht; inferieur (in vaardigheid); nutteloos |
| herikudaru-謙る | bescheiden [nederig] zijn |
| herumesu-ヘルメス | Hermes (figuur uit de Griekse Mythologie: zoon van Zeus, god van handel, reizigers en dieven) |
| herusu-ヘルス | gezondheid |
| herusu・kea-ヘルス・ケア | gezondheidszorg |
| herutsu-ヘルツ | hertz (eenheid voor trillingen per seconde) |
| hesomagari-臍曲がり | dwars [tegendraads; moeilijk in de omgang] zijn |
| heta-下手 | onbekwaamheid; onhandigheid; ondeskundigheid |
| heteronōmativiti-ヘテロノーマティヴィティ | heteronormativiteit |
| hetsurau-諂う | vleien; ophemelen; stroop om de mond smeren; bij iemand in de gunst [in het gevlij] proberen te komen |
| heyazumi-部屋住み | (bij gangsters) bendelid dat in de groepsruimte woont en klusjes doet voor de bendeleider |
| hi-比 | een equivalent; vergelijkbare entiteit |
| hiaringu-ヒアリング | het luisteren; luistervaardigheid |
| hiashi-火脚 | het verspreiden [om zich heen grijpen] van vuur [brand] |
| hibiki-響き | resonantie; vibratie; akoestiek; kwaliteit van een geluid |
| hibiku-響く | (van verre) weerklinken; weergalmen; echoën; ver reiken (geluid) |
| hibiku-響く | effect hebben; indruk maken; beïnvloeden |
| hichū-秘中 | heimelijk gekoesterd; geheim gehouden (veelal gevoelens) |
| hidane-火種 | vonk; gloeiend kooltje [houtje] (om vuur aan te maken) |
| hidarikiki-左利き | linkshandigheid |
| hidariuchiwa-左団扇 | welgesteldheid; in goede doen zijn |
| hiden-秘伝 | geheim; geheimhouding; mysterie |
| hidenka-妃殿下 | Hare Koninklijke Hoogheid |
| hiebie-冷え冷え | (tussen mensen) kilheid; kilte |
| hieshō-冷え性 | gevoeligheid voor kou; slecht tegen kou kunnen |
| higaeri-日帰り | dagtrip; dagtocht; heen- en terugreis op één dag |
| higaitodoke-被害届 | aangifte van geleden schade (bij een overheidsinstelling, politie, e.d.) |
| hige-卑下 | zelfverachting; een lage dunk van jezelf hebben; nederigheid; onderdanigheid |
| higi-秘儀 | geheime ceremonie [ritueel] |
| hihō-秘法 | geheime formule [methode} |
| hihokenbutsu-被保険物 | verzekerd object [artikel; eigendom] |
| hihon-秘本 | dierbaar boek (waar men zuinig op is en zelden aan anderen laat zien); geheim boek |
| hii-非違 | onwettelijkheid; onrechtmatigheid |
| hii-非違 | (arch.) hoofd van de politie en rechtbank (Heian en Kamakura periode |
| hiiki-贔屓 | partijdigheid |
| hijō-非情 | ongevoeligheid; kilheid; onverschilligheid |
| hijū-比重 | relatieve dichtheid |
| hikage-日陰 | onbekendheid; duisterheid; onbegrijpelijkheid |
| hikage-日陰 | onbekendheid; onopvallendheid; duisterheid; onbegrijpelijkheid |
| hikagemono-日陰者 | iemand die door de wereld is vergeten; iemand die in de anonimiteit leeft |
| hikanshōshugi-非干渉主義 | non-interventie; non-interventionisme (het uit principe niet tussen beide komen) |
| hikasu-引かす | schulden (van iemand anders) betalen (b.v. om een geisha of prostituee vrij te kopen) |
| hike-引け | sluiting van een zaak [sessie]; einde van een werkdag, [schoolperiode, etc] |
| hikei-秘計 | geheim plan |
| hiken-丕顕 | uitgebreide verduidelijking |
| hiken-卑倹 | (arch.) spaarzaamheid; natuurlijke eenvoud; soberheid; zuinigheid |
| hiken-秘剣 | geheime leer in zwaardvechtkunst |
| hiken-秘鍵 | geheime betekenis |
| hiken-秘鍵 | geheime leer (in een religie) |
| hiki-匹 | (woord voor het tellen van kleinere dieren, zoals katten, honden, vissen, insecten, etc.) |
| hikiatekin-引当金 | reserve (boekhouden: gedeelte van eigen vermogen in een onderneming)) |
| hikigane-引き金 | (fig.) trigger; oorzaak; aanleiding; aanzet (tot) |
| hikihanasu-引き離す | wegtrekken; uit elkaar halen; scheiden |
| hikiiru-率いる | aanvoeren; de leiding [het commando] hebben over |
| hikimayu-引眉 | de natuurlijke wenkbrauwen verwijderen, en dan wenkbrauwen op het voorhoofd tekenen (Pre-modern Japan, m.n. in de Heian periode, 794-1185) |
| hikimekagibana-引き目鉤鼻 | een schildertechniek voor het tekenen van menselijke gezichten (gebruikt in Yamato-e tijdens de Heian-periode) |
| hikinobasu-引き伸ばす | uittrekken; verlengen; uitbreiden |
| hikite-引き手 | leider; leidinggevende; gids; degene die de touwtjes in handen heeft: |
| hikite-引き手 | (afk. voor) een theehuis dat klanten naar prostituees leidde (Edo periode) |
| hikitechaya-引き手茶屋 | een theehuis dat klanten naar prostituees leidde (Edo periode) |
| hikitsukeru-引き付ける | fascineren; boeien; aantrekken; bekoren |
| hikkei-必携 | handboek; handleiding |
| hikkoshisoba-引っ越し蕎麦 | (lett. verhuisnoedels) boekweitnoedels (soba), traditioneel uitgedeeld aan de buren na een verhuizing; soba kan in het Japans ook betekenen: naast) |
| hikō-非行 | misdrijf; misdadigheid; wangedrag |
| hikō-飛行 | vlucht; luchtvaart; luchtreis |
| hikōkai-非公開 | niet open voor publiek; gesloten; geheim; privé |
| hiku-引く | trekken (aan); slepen; leiden (een paard, e.d.) |
| hikyō-卑怯 | lafheid; gemeenheid |
| hikyō-秘境 | onontgonnen [onontwikkeld; onbekend; afgelegen] gebied; buiten de geijkte paden |
| hikyoku-秘曲 | geheime [esoterische] muziek |
| hima-隙 | kans; gelegenheid |
| himago-曾孫 | achterkleinkind |
| himan-肥満 | overgewicht; corpulentie; zwaarlijvigheid |
| himegaki-姫垣 | een lage omheining |
| himegoto-秘め事 | een geheim |
| himekomatsu-姫小松 | kleine [lage] den [pijnboom] |
| himitsu-秘密 | geheim |
| himitsu-秘密 | geheimhouding; vertrouwelijkheid |
| himitsukessha-秘密結社 | een geheim genootschap |
| himitsushugi-秘密主義 | geheimzinnigheid; geslotenheid |
| hinaarare-雛霰 | kleine, zoete, gekleurde rijstkoekjes die bij het Poppenfestival (op de Meisjesdag, 3 maart) worden gegeten |
| hinagiku-雛菊 | madeliefje; meizoentje |
| hinamatsuri-雛祭り | Japans poppenfeest [Meisjesdag] (op 3 maart, dan stallen meisjes hun traditionele poppen uit) |
| hinekurimawasu-捻くり回す | friemelen; peuteren; prutsen; knoeien (aan); morrelen (aan); spelen (met) |
| hinkaku-品格 | waardigheid; goede smaak; elegantie |
| hinokuruma-火の車 | moeilijke (financiële) omstandigheden |
| hinsei-品性 | (menselijk) karakter; aard; inborst; persoonlijkheid |
| hinshitsu-品質 | kwaliteit (van een product) |
| hinshitsukanri-品質管理 | kwaliteitsmanagement |
| hinzūkyō-ヒンズー教 | Hindoeïsme |
| hiraba-平場 | vlakke grond; vlak terrein |
| hirachi-平地 | vlakte; vlak land; vlak terrein |
| hiraishin-避雷針 | bliksemafleider |
| hirajiro-平城 | een kasteel dat op een vlak terrein is gebouwd (dus niet op een berg of heuvel) |
| hirame-平目 | Japanse heilbot (Paralichthys olivaceus) |
| hiranomi-平ノミ | beitel |
| hiretsu-卑劣 | gemeenheid; laagheid; achterbaksheid |
| hiriki-非力 | machteloosheid; hulpeloosheid |
| hirō-疲労 | vermoeidheid; moeheid |
| hiroba-広場 | plein; grote open publieke ruimte; forum |
| hirogaru-広がる | zich (ver)spreiden; wijder [groter; langer] worden |
| hirogeru-広げる | verbreden; vergroten; (uit)spreiden; uitbreiden |
| hiroi-広い | weids, ruim; breed; uitgestrekt |
| hiroizumu-ヒロイズム | heroïsme; heldendom; heldhaftigheid |
| hiroyaka-広やか | weidsheid; uitgestrektheid |
| hirumu-怯む | terugdeinzen; ineenkrimpen; aarzelen |
| hisai-被災 | een (natuur) ramp; rampspoed; calamiteit; catastrofe |
| hisaku-秘策 | geheim plan; geheime strategie |
| hiseisantekirōdō-非生産的労働 | niet-productieve arbeid; niet-renderende arbeid |
| hisenkyoken-被選挙権 | gerechtigdheid om verkozen te worden (als volksvertegenwoordiger); verkiesbaarheid |
| hisoka-密か | geheim; heimelijk; stiekem; clandestien; privé |
| hisokani-密かに | in het geheim, stiekem |
| hisoyaka-密やか | heimelijk; ongrijpbaar; onopvallend |
| hissageru-引っ提げる | leiden (van troepen) |
| hissen-筆洗 | verwijdering van inkt uit een penseelpunt; het reinigen van een penseel(punt) |
| hisshi-必死 | wanhoop; wanhopigheid |
| hīsu-ヒース | dopheide; erica |
| hīsu-ヒース | hei; heideveld; onbebouwd stuk land |
| hitahita-ひたひた | voldoende vloeistof [vocht] |
| hitan-悲嘆 | verdriet; leed; smart; droefheid |
| hiteiteki-否定的 | negativiteit; tegenstrijdigheid |
| hitō-秘湯 | (afgelegen) weinig bekende warme bron |
| hitoashi-一足 | kleine [korte] afstand |
| hitode-人手 | arbeider |
| hitodebusoku-人手不足 | tekort aan personeel; tekort aan arbeiders |
| hitogara-人柄 | karakter; aard; persoonlijkheid |
| hitoikire-人熱れ | muffe [benauwde] lucht (van veel mensen in een kleine ruimte) |
| hitokurō-一苦労 | moeilijke tijd; het moeilijk hebben |
| hitomae-人前 | publiek; openbaar; (in) aanwezigheid van (andere) mensen |
| hitomakase-人任せ | het aan anderen overlaten; geen verantwoordelijkheid nemen |
| hitomakasesuru-人任せする | (iets) aan anderen overlaten; geen verantwoordelijkheid nemen |
| hitomishiri-人見知り | verlegenheid; schuw [bang] zijn voor vreemden; eenkennig zijn |
| hitonaka-人中 | openbaarheid |
| hitonigiri-一握り | een handvol; handjevol; kleine hoeveelheid; klein [gering] aantal |
| hitooji-人怖じ | verlegenheid; schichtigheid (bij vreemden) |
| hitoriaruki-独り歩き | je eigen leven leiden; op eigen benen staan |
| hitoribotchi-独りぼっち | een eenling; einzelgänger |
| hitoributai-一人舞台 | alleen de leiding [regie] hebben; veruit de beste zijn |
| hitoridachi-独り立ち | het onafhankelijk zijn; op eigen benen staan |
| hitorigime-独り決め | (eigen) aanname [beslissing] zelf beslissen |
| hitoritabi-一人旅 | het single [solo] reizen; alleen reis |
| hitoriyogari-独りよがり | zelfingenomenheid; eigendunk; eigenwijsheid |
| hitoshirenu-人知れぬ | verborgen; geheim; ongezien |
| hitoshirezu-人知れず | verborgen; geheim; ongezien |
| hitosujinawa-一筋縄 | een stuk touw; een eind koord |
| hitoyama-一山 | opstakel; moeilijke situatie |
| hitozuki-人好き | charme; aantrekkelijkheid |
| hitozure-人擦れ | wereldwijsheid; levenswijsheid; levenservaring |
| hīto・airando-ヒート・アイランド | hitte-eiland; warmte-eiland |
| hitsui-筆意 | schrijfvaardigheid; schrijfstijl; houding bij het kalligraferen |
| hitsumetsu-必滅 | sterfelijkheid; mortaliteit |
| hitsuryoku-筆力 | expressiviteit [expressieve kracht] van een penseelvoering [beschrijving] |
| hitsuyō-必用 | noodzaak; vereiste |
| hitsuyō-必要 | noodzaak; vereiste; behoefte |
| hitsuyōjōken-必要条件 | sine qua non; noodzakelijke voorwaarden (relatie tussen stellingen); vereisten |
| hittō-筆頭 | hoofd; leidinggevende; aanvoerder |
| hiuo-氷魚 | jonge (nog doorschijnende) onvolgroeide Ayu (visjes) |
| hiwa-秘話 | een geheim [onbekend] verhaal |
| hiwai-卑猥 | onzedelijkheid; obsceniteit |
| hiyaku-秘薬 | geheim geneesmiddel; geneesmiddel waarvan het recept geheim gehouden wordt |
| hiyaku-秘鑰 | geheime sleutel |
| hiyaku-秘鑰 | aanwijzing die een geheim of mysterie onthult; sleutel tot de oplossing |
| hiyaringu-ヒヤリング | het luisteren; luistervaardigheid |
| hiyatoi-日雇い | dagarbeid; werk per dag; dagloner; dagarbeider |
| hiyō-日傭 | dagarbeid; werk per dag; dagarbeider; dagloner |
| hiyoke-火除け | brandbeveiliging; bescherming tegen brand |
| hiyoku-肥沃 | vruchtbaarheid (van grond, aarde) |
| hiyorimi-日和見 | opportunisme; afwachtende houding; besluiteloosheid; de kat uit de boom kijken |
| hiyōtori-日傭取り | dagloner; dargarbeider |
| hiyowa-ひ弱 | zwakte; fragiliteit; broosheid |
| hō-奉 | (in combinatie met andere karakters) toewijding; offer; eerbied; gehoorzaamheid |
| ho-帆 | zeil (van een schip) |
| hoan-保安 | handhaving van de openbare orde [veiligheid]; ordehandhaving |
| hōan-奉安 | (m.n. religieuze) kostbaarheden zorgvuldig en veilig bewaren [opslaan] |
| hoanchō-保安庁 | agentschap voor nationale veiligheid |
| hoankensa-保安検査 | veiligheidscontrole |
| hoanyōin-保安要員 | ordehandhavingspersoneel; beveiligingsmedewerker |
| hobikibune-帆曳船 | (traditioneel) zeilschip met één groot zeil over de gehele bootlengte |
| hobikifune-帆引き船 | (Japanse) (vissers)boot, met één groot zeil over de gehele lengte van het zeilvaartuig |
| hobikisen-帆曳船 | (traditioneel) zeilschip met één groot zeil over de gehele bootlengte |
| hobune-帆船 | zeilschip; zeilboot; windjammer |
| hōdai-放題 | het je eigen zin doordrijven; doen wat je wilt |
| hodo-程 | mate; graad; grootte; reikwijdte |
| hodō-補導 | begeleiding; supervisie; raadgeving |
| hōgakubu-法学部 | Faculteit der Rechtsgeleerdheid |
| hohoemu-微笑む | (van bloemen) beginnen te bloeien; opengaan |
| hoihoi-ほいほい | gemakkelijk; zonder enige moeite; volgzaam |
| hoikushi-保育士 | kleuterleidster; kleuterjuf |
| hoikushishō-保育士証 | diploma kleuterleidster |
| hōitsu-放逸 | losbandigheid; liederlijkheid; genotzucht |
| hojō-捕縄 | bindtouw om bewegingsvrijheid van verdachten, criminelen, e.d., te beperken tijdens het vervoer van een locatie naar een andere (vgl. een hondenlijn) |
| hōjō-豊穣 | vruchtbaarheid; rijke [overvloedige] oogst [groei] |
| hōjō-豊饒 | vruchtbaarheid; fertiliteit |
| hōjū-放縦 | genotzucht; losbandigheid; onmatigheid |
| hōka-放課 | het einde van een schooldag |
| hōka-法科 | juridische afdeling; opleiding Rechten; juridische opleiding |
| hokage-帆影 | een zeil (van een schip) dat in de verte zichtbaar [te zien] is |
| hokakebune-帆掛け船 | zeilschip; zeilboot |
| hokan-保管 | (veilige) bewaring; berging; stalling; opslag |
| hōkan-奉還 | teruggave (door de shogun) van een verleende (vol)macht (b.v. aan de keizer) |
| hoken-保健 | hygiëne; bevordering [behoud] van gezondheid |
| hoken-保健 | gezondheidszorg (als schoolvak) |
| hokenfu-保健婦 | verpleegkundige [verpleegster] (volks)gezondheidszorg |
| hokenjo-保健所 | gezondheidscentrum; consultatiebureau |
| hokenshi-保健士 | verpleegkundige [verpleger] (volks)gezondheidszorg |
| hokenshi-保健師 | verpleegkundige (volks)gezondheidszorg |
| hōkeru-呆ける | verstrooid [afgeleid; in gedachten verzonken] zijn |
| hokidasu-吐き出す | spuien (kritiek, etc.); uitstromen; verspreiden; verklappen; onthullen |
| hokkaidō-北海道 | Hokkaido (noordelijkste hoofdeiland van Japan) |
| hokora-祠 | een kleine Shinto-schrijn (langs de kant van de weg) |
| hokosaki-矛先 | (fig.) speerpunt (leidend element) |
| hōkōtanchiki-方向探知器 | radar; radiopeiler; richtingzoeker (radiosignalen) |
| hokuyō-北洋 | een term die in China werd gebruikt om te verwijzen naar de drie provincies van de Qing-dynastie, Zhihlei (Hebei), Shandong en Mukden (Liaoning) |
| homaesen-帆前船 | (westers) zeilschip; zeilboot; jacht |
| hōman-豊満 | weelderigheid; molligheid; wulpsheid |
| hōmingu-ホーミング | geleiding (naar een doel) van moderne wapens (zoals raketten) |
| homo・ekonomikusu-ホモ・エコノミクス | homo economicus (de mens die zich laat leiden door economische en rationele overwegingen) |
| hōmu-ホーム | perron (van een treinstation) |
| hōmumēdo-ホームメード | eigengemaakt; zelf vervaardig [bereid] |
| hōmurūmu-ホームルーム | schoollokaal waar een groep leerlingen extra begeleiding krijgt van een vaste leraar (vaak voordat de reguliere lessen beginnen) |
| hōmushikku-ホームシック | (lijdend aan) heimwee |
| hōmu・guraundo-ホーム・グラウンド | (sport) op het eigen (speel)veld [terrein] |
| hōmu・guraundo-ホーム・グラウンド | het eigen vakgebied (waar je goed in bent) |
| hōmu・in-ホーム・イン | (honkbal) honkloper die de thuisplaat bereikt |
| hon-ホン | foon (eenheid die de luidheid van geluid uitdrukt) |
| honchō-本庁 | hoofdkantoor van de centrale overheid |
| hondai-本題 | het hoofdonderwerp; de kwestie in behandeling; dit onderwerp; het eigenlijke onderwerp |
| honden-本殿 | hoofdschrijn in een shintō heiligdom |
| honden-本殿 | woonhuis [dagelijks verblijf] van een keizer (voorheen de Seiryōden in Kyōto) |
| hondō-本堂 | hoofdtempel (binnen een tempeldomein) |
| honenashi-骨無し | slapheid; zonder ruggengraat (fig.); een slap iemand; iem. zonder ruggengraat |
| honeori-骨折り | moeite; krachtsinspanning; zwaar werk |
| honeorizon-骨折り損 | vergeefse [verspilde] moeite [energie]; al het werk voor niets |
| honeppoi-骨っぽい | (qua karakter) stug; star; moeilijk om mee om te gaan |
| hongū-本宮 | hoofdschrijn (binnen een shinto heiligdom); oorspronkelijke schrijn |
| honke-本家 | hoofdplaats; de naam van een domeinheer |
| honki-本気 | ernst; ernstigheid; seriositeit |
| honma-本真 | (vooral gebruikt in Kyoto en Kansai) waarheid |
| honmatsu-本末 | oorzaak en gevolg; begin en einde; de middelen en het doel; wortel en tak; hoofd- en bijzaak |
| honmō-本望 | tevredenheid; voldoening |
| honni-本に | echt; werkelijk; waarlijk; heus; feitelijk |
| honobono-仄仄 | vaagheid; wazigheid |
| honobono-仄仄 | warmte; vriendelijkheid |
| honrai-本来 | in wezen; van nature; in hoofdzaak; in werkelijkheid |
| honryō-本領 | kenmerk; karakteristiek; (speciale) eigenschap; specialiteit |
| honsei-本姓 | oorspronkelijke achternaam [familienaam]; meisjesnaam |
| honsha-本社 | belangrijkste heiligdom [schrijn; tempel] |
| honsha-本社 | dit [hier genoemde] bedrijf [heiligdom] |
| honshiken-本試験 | eindexamen; afsluitend examen |
| honshitsu-本質 | ware aard [natuur]; essentie (van iets); intrinsieke [wezenlijke] kwaliteit [waarde] |
| honshoku-本職 | (v.n.l. in geschriften gebruikt voor de eerste persoon enkelvoud in overheidsfunctie) ik, naam, in de functie van (politiebeambte)... |
| honshū-本州 | Honshu (hoofdeiland van Japan) |
| honsō-奔走 | het verlenen van gastvrijheid |
| honsō-本葬 | officiële begrafenis- of crematieplechtigheid |
| hontō-本島 | hoofdeiland (in een groep van eilanden) |
| hontō-本島 | dit eiland; ons eiland |
| hontō-本当 | waarheid; juistheid; oprechtheid; authenticiteit |
| hontōni-本当に | echt; waarlijk; heus; werkelijk; feitelijk |
| honuno-帆布 | canvas; zeildoek |
| hon'in-本院 | aanduiding voor een voormalige keizer |
| hōō-法皇 | een keizer die afstand heeft gedaan van de troon en monnik is geworden |
| hōratsu-放埒 | losbandigheid |
| hōren-鳳輦 | keizerlijke koets; keizerlijk rijtuig |
| hōren-鳳輦 | een draagstoel (voor de keizer) met een vergulde bronzen feniks erop |
| hōretsu-放列 | batterij (van kanonnen); geschut; in een rij opgestelde artillerie-eenheid |
| hōrinageru-放り投げる | het tussentijds eindigen; onderbreken |
| hōritsugaku-法律学 | rechtswetenschap(pen); rechtsgeleerdheid |
| horo-幌 | dekzeil; wagenkap; autohoes; huif |
| horō-歩廊 | perron (van een treinstation); bushalte |
| hōrōheki-放浪癖 | neiging [instelling] tot zwerven (als levenswijze) |
| horohoro-ほろほろ | (onomatopee) geleidelijk; druppelsgewijs; zachtvallend; uit elkaar vallend; verspreid; afbrokkelend; gorgelend; sudderend |
| horumiumu-ホルミウム | holmium (scheikundig element) |
| horumon-ホルモン | (in Kansai dialect) orgaanvlees, slachtafval van koeien of varkens |
| horusutain-ホルスタイン | Holstein (regio in Duitsland) |
| horusutain-ホルスタイン | koeienras Holstein-Friesian |
| horyū-蒲柳 | zwakke gezondheid; zwak gestel; fragiele constitutie |
| hōsaku-方策 | plan; schema; maatregel; beleid |
| hōshanōosen-放射能汚染 | radioactieve besmetting; radioactieve verontreiniging |
| hōshasei-放射性 | radioactiviteit |
| hōshi-奉仕 | dienstverlening; dienstbaarheid |
| hōshi-奉祀 | in een heiligdom plaatsen; (een heiligdom) toewijden [opdragen] aan |
| hōshi-放恣 | losbandigheid; genotzucht |
| hōshi-芳志 | (uw) vriendelijkheid [vrijgevigheid] |
| hoshii-糒 | rijst die eerst gaargestoomd is en daarna gedroogd (makkelijk mee te nemen op reis en klaar om te eten na het te weken in water) |
| hoshiimama-擅 | zelfzuchtig [eigenzinnig; koppig; eigenwijs] zijn |
| hoshika-干し鰯 | meststof op basis van gedroogde ontvette sardines en haring (werd gebruikt voor de katoen- en tabaksteelt van late Edo-periode tot de Meiji periode) |
| hōshin-放心 | verstrooidheid; afgeleid zijn |
| hōshin-方針 | beleid; koers; aanpak |
| hōshin-芳信 | bericht over het bloeien van de bloemen [kersenbloesems] |
| hōshin-芳心 | (uw) goede bedoelingen; vriendelijkheid |
| hoshitsu-保湿 | het hydrateren; bevochtigen; behoud van vochtigheid |
| hoshō-保障 | garantie; zekerheid |
| hōsho-奉書 | Japans papier van hoge kwaliteit |
| hōshō-放縦 | genotzucht; losbandigheid; onmatigheid |
| hoshō-補償 | compensatie; schadevergoeding; schadeloosheidstelling |
| hōshō-褒章 | eremedaille; medaille voor verdienstelijkheid |
| hōshō-褒賞 | lof; eer; onderscheiding |
| hōshogami-奉書紙 | Japans papier van hoge kwaliteit |
| hoshōsuru-保障する | zekeren; veilig stellen |
| hōshutsu-放出 | het afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
| hōshutsusuru-放出する | afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
| hōsōdaigaku-放送大学 | Open Universiteit (van Japan) |
| hosoji-細字 | klein [fijn] schrift; kleine [dunne] schrifttekens [karakters] |
| hosomi-細み | een van de fundamentele principes van de shōfū- of Bashō-stijl in de Japanse poëzie, n.l. het streven naar verfijning en oprechtheid |
| hossu-法主 | voorzitter [leider] bij een boeddhistische dienst [ceremonie] |
| hōsu-ホース | rubber of plastic slang [buis; pijp] om vloeistoffen of gas te transporteren (b.v. tuinslang) |
| hosu-干す | (water) aftappen; afvloeien; leeg laten lopen; vasten (de maag legen) |
| hōsui-放水 | uitwatering; waterafvoer; besproeiing |
| hōsuiki-豊水期 | regenseizoen |
| hōtai-包帯 | verband; pleister |
| hōtan-放胆 | grote moed; stoutmoedigheid; dapperheid; onverschrokkenheid |
| hotaruishi-蛍石 | fluoriet; vloeispaat |
| hotei-布袋 | Hotei, god van overvloed en goede gezondheid (afgebeeld met dikke buik en zak op zijn rug), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
| hōtei-法定 | legaliteit; wettelijkheid |
| hoteiaoi-布袋葵 | waterhyacint (Eichhornia crassipes) |
| hōteidensenbyō-法定伝染病 | meldingsplichtige infectieziekte (besmettelijke ziekte die men wettelijk verplicht moet melden aan de autoriteiten) |
| hōteisokudo-法定速度 | wettelijk toegestane snelheid |
| hotoke-仏 | een heilige |
| hototogisu-杜鵑 | kleine koekoek (Cuculus poliocephalus) |
| howaito-ホワイト | correctievloeistof |
| howaitoanken-ホワイト案件 | regulier werk (d.w.z. geen criminele activiteiten) |
| hoyahoya-ほやほや | (nog dampend) warm eten (dat net is bereid) |
| hōyoku-豊沃 | vruchtbaarheid (van grond, aarde) |
| hōyōryoku-包容力 | tolerantie; ruimdenkendheid |
| hoyūsha-保有者 | bezitter; eigenaar; houder; drager |
| hōzuru-崩ずる | overlijden; sterven (van een keizer, keizerin, douiarière) |
| hyakka-百花 | vele [allerlei (soorten)] bloemen |
| hyakka-百貨 | vele [allerlei] goederen [producten] |
| hyakujū-百獣 | allerlei soorten dieren |
| hyappatsuhyakuchū-百発百中 | altijd raak schieten; onfeilbaar zijn; het altijd goed doen |
| hyonna-ひょんな | vreemd; onverwacht; toevallig; ongewoon; eigenaardig |
| hyōri-表裏 | voor- en achterkant; beide kanten |
| hyōshitsu-氷質 | ijskwaliteit; kwaliteit van ijs |
| hyōshōshiki-表彰式 | uitreikingsceremonie van een eerbewijs |
| hyōtan-氷炭 | contradictie; tegenstelling; onverenigbaarheid; strijdigheid |
| hyūmanitī-ヒューマニティー | (Eng.: humanity) mensheid |
| hyūzu-ヒューズ | (elektriciteit) zekering; stop |
| i-囲 | (in kanji combinaties) insluiten; omringen; omcirkelen; omheinen; omvatten; belegeren; omgeving; omtrek |
| i-易 | eenvoud; gemak; moeiteloosheid |
| i-異 | ongewoonheid; vreemdheid; zonderling [afwijkend] zijn |
| i-移 | (arch.) een circulaire (uitwisseling van documenten tussen overheidsinstellingen ten tijde van het Ritsuryō-systeem) |
| ianfu-慰安婦 | troostmeisje(s) |
| iatsukan-威圧感 | bedreigende sfeer; gevoel van intimidatie |
| ibasho-居場所 | de eigen plek [plaats] van iemand; de plek waar men zich thuisvoelt |
| iburu-燻る | roken; smeulen; walmen; gloeien |
| ichibai-一倍 | vermenigvuldigen met één; oorspronkelijke bedrag [hoeveelheid] |
| ichibetsu-一別 | scheiding; afscheid |
| ichibushijū-一部始終 | het hele verhaal, van begin tot eind; alle details [bijzonderheden] |
| ichidanraku-一段落 | tijdelijke afronding; tussendoel (bereikt); tussenstap |
| ichidanrakusuru-一段落する | iets tijdelijk afronden; een belangrijk doel [tussenstap] (in een groter proces) bereiken |
| ichigo-苺 | aardbei |
| ichii-一意 | ijver; toewijding; betrokkenheid |
| ichiitaisui-一衣帯水 | smalle zeestraat [zee-engte] tussen twee landen; (twee landen) gescheiden door een smalle strook water |
| ichijikaiko-一時解雇 | (tijdelijk) ontslag; afvloeiing (van personeel); non-actief |
| ichimaikanban-一枚看板 | de enige attractie; de enige trekpleister; iemands enige trots |
| ichimei-一命 | (China) heer; man van beschaving; overheidsdienaar; krijgsman; strijder |
| ichimi-一味 | (Boeddhisme) de eenheid van de veelheid van interpretatieverschillen, die afhankelijk van tijdperk, locatie en individuen ontstaan |
| ichimon'oshimi-一文惜しみ | gierigheid; zuinigheid |
| ichinan-一難 | een probleem; moeilijkheid; ramp |
| ichinenhokki-一念発起 | vastberadenheid; oprecht voornemen [plan] |
| ichiransei-一卵性 | eeneiig zijn |
| ichiranseisōseiji-一卵性双生児 | eeneiige tweeling |
| ichiretsu-一列 | dezelfde rang [graad; reikwijdte] |
| ichiritsu-一律 | eenvormigheid; gelijkvormigheid; gelijkheid |
| ichiroheian-一路平安 | een uitdrukking om iemand een goede reis te wensen |
| ichiryū-一流 | top; eerste [hoogste] klas [niveau]; unieke kwaliteit |
| ichiyō-一様 | eenvormigheid; gelijkheid |
| ichiyō-一葉 | een telwoord voor kleine boten |
| ichizon-一存 | zijn eigen [persoonlijke] oordeel [mening] |
| ichizu-一途 | toewijding; doelbewustheid; vastberadenheid; rechtlijnigheid |
| ichō・nomi-イチョウ・ノミ | beitel met een ronde bovenkant (stierenkop beitel) |
| idai-偉大 | grootsheid; pracht |
| iden-遺伝 | erfelijkheid; (genetische) overerving |
| idengaku-遺伝学 | genetica; erfelijkheidsleer |
| idō-異同 | verschil; onderscheid |
| idōdo-移動度 | mobiliteit |
| idōtoshokan-移動図書館 | (stedelijke) bibliobus; bibliotheekbus; kleine rijdende bibliotheek |
| iemochi-家持ち | huiseigenaar; gezinshoofd; hoofd van een familie |
| ienken-以遠権 | landingsrecht dat een luchtvaartmaatschappij toestaat om na aankomst in het land dat het reisdoel is, door te vliegen en te landen in een ander land |
| ienoko-家の子 | (einde van de Heian periode) lid van een clan die een meester-dienaarrelatie had met de feodale heer |
| ietsuki-家付き | een eigen huis hebben; aan een huis verbonden zijn; bij een huis behorend; bij een familie intrekken |
| ifū-威風 | indrukwekkende aanwezigheid; autoriteit [gezag] afdwingende verschijning; waardigheid |
| igakubu-医学部 | Medische Faculteit; Faculteit der Geneeskunde |
| igen-威厳 | waardigheid; statigheid; aanzien |
| ihai-違背 | ongehoorzaamheid |
| ihō-違法 | onwettigheid; onrechtmatigheid |
| iiateru-言い当てる | het goed raden; het bij het rechte eind hebben |
| iidakudaku-唯唯諾諾 | bereidwillig; gewillig; instemmend |
| iifurasu-言い触らす | een gerucht verspreiden |
| iikagen-いい加減 | precies goed [passend; geschikt]; zoals het hoort zijn; geschiktheid; de juiste maat [mate] |
| iikagen-いい加減 | willekeur; onverantwoordelijkheid |
| iikagen-いい加減 | onvolledigheid |
| iikagen-いい加減 | behoorlijk (wat); tamelijk; nogal; niet gering; niet weinig |
| iimorasu-言い漏らす | zich verspreken; een geheim verraden [verklappen] |
| iinayamu-言い悩む | aarzelen [het moeilijk vinden] om te zeggen |
| iinikui-言い難い | moeilijk om te zeggen; pijnlijk; delicaat; gênant |
| iitsukaru-言いつかる | geïnstrueerd [bevolen] worden; instructie [opdracht; bevel] krijgen |
| iizama-好い様 | (ironisch spraakgebruik) netelige [moeilijke; lastige; beschamende] omstandigheid [situatie] |
| iji-意地 | wilskracht; zelfbewustzijn; koppigheid; halsstarrigheid |
| iji-意地 | eetlust; gulzigheid |
| ijimashii-いじましい | kleinzielig; gemeen; gierig; zielig |
| ijippari-意地っ張り | eigenwijs [eigenzinnig; koppig] zijn |
| ijippari-意地っ張り | een eigenzinnig [eigenwijs; koppig] persoon |
| ijō-以上 | Het einde. (tekst in boeken, catalogi, etc.) |
| ijō-委譲 | overdracht (van bevoegdheid, gezag, etc.) |
| ijōseiyoku-異常性欲 | hyperseksualiteit; abnormale seksuele drang |
| ika-以下 | al degenen onder de leiding van iem.; inclusief; vanaf.. en lager |
| ikaku-威嚇 | (be)dreiging; intimidatie; dreigement; bangmakerij |
| ikakusuru-威嚇する | bedreigen; intimideren; bang maken |
| ikan-移管 | overplaatsing; verplaatsing; overbrenging; overdracht (b.v. van overheidsstukken) |
| ikareru-いかれる | geobsedeerd [geboeid; gefascineerd] worden; helemaal verliefd zijn [worden] |
| iken-遺賢 | een bekwaam persoon die niet door de overheid in dienst wordt genomen (maar in de private sector werkt) |
| ikensei-違憲性 | ongrondwettigheid |
| ikeru-生ける | leven; een leven leiden |
| iki-息 | harmonie; eensgezindheid; eendracht |
| iki-行き (往き) | heenreis |
| ikichigai-行き違い | onenigheid; verschil van mening |
| ikidaore-行き倒れ | een overleden persoon die op straat ligt (vroeger iem. die stierf tijdens een reis en niet begraven kon worden omdat hij geen gegevens bij zich had) |
| ikigire-息切れ | kortademigheid |
| ikiji-意気地 | wilskracht; doortastendheid; vasthoudendheid; zelfrespect |
| ikikaeru-生き返る | weer bijkomen (na bewusteloosheid); weer tot leven komen |
| ikioi-勢い | vitaliteit; levenskracht; levensmoed |
| ikioi-勢い | macht; gezag; autoriteit; invloed |
| ikiryō-生き霊 | een levende (lichaamsloze) geest die zijn eigen lichaam heeft verlaten om wraak te nemen op iemand; een wraakzuchtige geest |
| ikisaki-行き先 | (eind)bestemming; verblijfplaats |
| ikitsuku-行き着く | (de bestemming) bereiken; uitkomen op [bij]; tot de conclusie komen |
| ikiwakare-生き別れ | levenslang gescheiden zijn |
| ikiwataru-行き渡る | rondgaan; verspreiden; uitdelen |
| ikizumaru-息詰まる | buiten adem [benauwd] zijn; (bijna) niet kunnen ademen (van zenuwachtigheid) |
| ikizumaru-行き詰まる | een grens bereiken; in een doodlopende weg komen; in een impasse komen; aan het einde zijn [haar] vermogen komen |
| ikkō-一行 | een groep (mensen); gevolg; begeleiders |
| Ikkoku-一石 | één koku (oude volume eenheid) |
| ikuji-意気地 | wilskracht; doortastendheid; vasthoudendheid; zelfrespect |
| ikusei-育成 | opvoeding; vorming; opleiding; onderricht; training |
| ikyo-依拠 | afhankelijkheid; basis; steun; toeverlaat |
| ikyō-異教 | heidendom; paganisme |
| ikyōto-異教徒 | heiden |
| imishinchō-意味深長 | met diepe [geheime] betekenis |
| imohori-芋掘り | (scherts, beledigend) plattelander; iemand die uit de klei is getrokken |
| imon-慰問 | bezoek (uit medeleven) aan een ongelukkig persoon of iemand die het moeilijk heeft |
| imonsuru-慰問する | (uit medeleven) een ongelukkig persoon of iemand die het moeilijk heeft bezoeken |
| in-院 | (achtervoegsel achter de naam van een teruggetreden keizer) ex-keizer |
| inbi-淫靡 | obsceniteit; wellust; wulpsheid; geilheid |
| inbō-陰謀 | complot; intrige; heimelijk plan |
| indasutoriaru・dainamikkusu-インダストリアル・ダイナミックス | industriële dynamiek (het gebruik van computers om de economische activiteiten van een onderneming te simuleren) |
| indasutoriaru・pāku-インダストリアル・パーク | industriepark; (een complex van) industrieterreinen |
| indō-引導 | begeleiding (m.n. in de boeddhistische leer) |
| infaitingu-インファイティング | (verborgen) machtsstrijd; stammenstrijd; heimelijke concurentie |
| inferioritī・konpurekkusu-インフェリオリティー・コンプレックス | minderwaardigheidscomplex |
| infīrudo・furai-インフィールド・フライ | (regel bij honkbal) de scheidsrechter kan bepalen dat de slagman uit is, ook al is er geen vangbal |
| ingaidan-院外団 | lobby (poging tot beïnvloeding van politici) |
| ingaritsu-因果律 | de wet [het principe] van oorzaak en gevolg [van causaliteit; oorzakelijkheid] |
| ingin-慇懃 | beleefdheid; hoffelijkheid |
| ingin-慇懃 | vriendschap; (seksuele) intimiteit |
| inginburei-慇懃無礼 | gespeelde [niet gemeende] beleefdheid; verborgen afkeer |
| ingō-因業 | hardvochtigheid; harteloosheid; genadeloosheid; meedogenloosheid |
| ingō-院号 | erenaam van een keizer (tijdens het leven of postuum gegeven) |
| ingō-院号 | erenaam van de vrouw (of dochter) van een keizer |
| ingo-隠語 | geheimtaal; jargon; Bargoens; argot |
| inishie-古 | oudheid; oude tijden |
| inji-印璽 | keizerlijk zegel; staatszegel |
| inken-陰険 | bedrieglijkheid; sluwheid |
| inken-隠見 | verschijning en verdwijning; zichtbaarheid en onzichtbaarheid [verborgenheid} |
| inki-陰気 | treurigheid; zwaarmoedigheid; melancholie |
| inkō-淫行 | obsceniteit; onzedelijk gedrag |
| inkububun-インク部分 | beinkt gebied |
| inkyo-隠居 | pensionering; het met pensioen gaan; het leiden van een stil [teruggetrokken] leven |
| inmyunitī-インミュニティー | immuniteit; onschendbaarheid; vrijstelling |
| innā・torippu-インナー・トリップ | innerlijke reis; meditatie |
| inobēshon-イノベーション | innovatie; nieuwigheid |
| inochigake-命がけ | gevaar voor eigen leven; het leven wagen [riskeren] |
| inochishirazu-命知らず | roekeloosheid; onstuimigheid |
| inpei-隠蔽 | verzwijging; geheimhouding; verhulling; verberging |
| inperiaru-インペリアル | keizerlijk; vorstelijk |
| inpon-淫奔 | losbandigheid; ontucht |
| inpotensu-インポテンス | impotentie; machteloosheid; onvermogen |
| inran-淫乱 | losbandigheid; (zinnelijke) onmatigheid |
| inretto-インレット | inlaat; toegang (voor vloeistoffen) |
| inrō-印籠 | (Edo periode) traditioneel Japans doosje (voor het meenemen van kleine voorwerpen), gehangen aan de obi |
| insan-陰惨 | gruwelijkheid; afgrijselijkheid |
| insei-陰性 | negativiteit; het negatief zijn |
| intābijon-インタービジョン | intervisie (een georganiseerd gesprek tussen een kleine groep vakgenoten) |
| intāfea-インターフェア | tussenbeide komen; ingrijpen; interfereren |
| intai-引退 | het uit bedrijf nemen [ontmantelen] (van grote voertuigen, m.n. schepen, treinen, e.d.) |
| intānashonaru・sekyuritī-インターナショナル・セキュリティー | internationale veiligheid |
| intāoperabiritī-インターオペラビリティー | interoperabiliteit (onderlinge uitwisselbaarheid) |
| interu-インテル | interlinie (bij boekdrukkerij, metalen plaatje om regels te scheiden) |
| intō-淫蕩 | losbandigheid; ontucht; onzedelijkheid |
| intoku-隠匿 | verberging; schuilhouding; geheimhouding |
| intoro-イントロ | introductie; inleiding |
| intoro-イントロ | (muziekterm) introductie; intro (een inleidend gedeelte van een muziekstuk) |
| intorodakushon-イントロダクション | introductie; inleiding |
| intorodakushon-イントロダクション | (muziekterm) introductie; intro (een inleidend gedeelte van een muziekstuk) |
| inwai-淫猥 | obsceniteit; onzedelijkheid |
| inzen-隠然 | onzichtbaar [verborgen; geheim; sluimerend; latent] zijn |
| in'itsu-淫逸 | losbandigheid |
| in'utsu-陰鬱 | somberheid; troosteloosheid |
| ippa-一波 | rimpeling; deining; sensatie |
| ippan-一斑 | een klein deel (van het geheel) |
| ippo-一歩 | een kleine hoeveelheid; een beetje |
| ipponjōshi-一本調子 | eentonigheid |
| ipponjōshi-一本調子 | langdradigheid; saaiheid |
| ipponjōshi-一本調子 | eenvoud; rechtlijnigheid |
| ippon'yari-一本槍 | (iemands) speciale vaardigheid |
| ippon'yari-一本槍 | het doorzetten [volharden] met slechts één methode van begin tot eind |
| iradatsu-苛立つ | geïrriteerd raken; het geduld verliezen |
| iraira-いらいら | (onomatopee) nerveus; geïrriteerd |
| iraira-苛苛 | (onomatopee) zenuwachtig; ongeduldig; geïrriteerd; geërgerd; gespannen; nerveus |
| iratsuku-苛つく | geïrriteerd raken; zich ergeren aan |
| irebun・nain-イレブン・ナイン | elf-negen, verwijst naar een stof-zuiverheid van 99,999999999% |
| irei-遺例 | voorbeeld [geval] van een nog bestaand voorwerp [overblijfsel] uit de oudheid |
| irimachi-入り待ち | het wachten van fans bij de ingang (tot een beroemdheid arriveert en naar binnen gaat) |
| iro-色 | kleur; tint; teint |
| iroiro-色々 | verscheidenheid |
| irojikake-色仕掛け | (vrouwelijke) verleidingskunst |
| iroka-色香 | schoonheid; charme |
| iroke-色気 | sexappeal; seksuele aantrekkelijkheid |
| irokeshi-色消し | kleurloosheid; achromatisme |
| irokichigai-色気違い | erotomanie; hyperseksualiteit; nymfomanie |
| irome-色目 | verleidelijke blik; lonk |
| iromeku-色めく | wankelen; weifelen; onzeker worden |
| ironna-色んな | verschillende; allerlei; verscheidene |
| irowake-色分け | kleuronderscheid; kleur-codering |
| iru-入る | bereiken; tot stand brengen; verkrijgen |
| iryoku-威力 | macht; gezag; autoriteit; invloed |
| iryūhin-遺留品 | (bij politieonderzoek) voorwerpen die zijn achtergelaten door de dader; eigendommen van het slachtoffer; gevonden voorwerpen |
| isakai-諍い | ruzie; onenigheid; woordenwisseling |
| isei-威勢 | macht; invloed; autoriteit |
| isei-威勢 | kracht; sterkte; energie; opgewektheid |
| iseiai-異性愛 | heteroseksualiteit |
| iseiaichūshinshugi-異性愛中心主義 | heteronormativiteit |
| iseiaikihan-異性愛規範 | heteronormativiteit |
| ishiatama-石頭 | eigenwijsheid; koppigheid |
| ishiatama-石頭 | een stijfkop; koppig [eigenwijs] persoon |
| ishibōchō-石包丁 | (oudheid) een stenen (oogst) mes |
| ishigaki-石垣 | stenen muur; stenen omheining |
| ishigami-石神 | een heilige steen [rots] (waarvan men gelooft dat er een godheid in woont)) |
| ishigumi-石組み | schikking [groepering] van stenen in een Japanse tuin (waarbij de stenen symbolisch worden gebruikt als eiland, berg, etc.) |
| ishiki-違式 | informaliteit |
| ishikifumei-意識不明 | bewusteloosheid; coma |
| ishin-威信 | gezag; prestige; aanzien; waardigheid |
| ishin-維新 | (afk. voor) de Meiji-restauratie (1867) |
| ishitsu-遺失 | verlies; vergetelheid; het verliezen; vergeten; (per ongeluk) achterlaten (b.v. een paraplu in de bioscoop) |
| ishitsubutsu-遺失物 | verloren [kwijtgeraakte] artikelen [goederen; eigendom] |
| ishitsusha-遺失者 | eigenaar [eigenares] van een verloren voorwerp |
| ishizuki-石突き | (metalen) dop om het uiteinde [de punt] van een stok (zwaardschede; wapenstok; paraplu, wandelstok, e.d.] |
| isho-遺書 | afscheidsbericht [afscheidbrief] van een overledene; zelfmoordbrief |
| ishoku-異色 | verschil; onderscheid |
| ishokugote-移植鏝 | kleine schep [hark] (voor de tuin) |
| ishu-意趣 | wrok; wrevel; boosaardigheid |
| isokando-イソ感度 | ISO-gevoeligheid (van een camera) |
| ison-依存 | afhankelijkheid |
| isondo-依存度 | mate [graad] van afhankelijkheid [vertrouwen] |
| issei-一世 | de eerste van een koning of keizer waarbij de naam van de vorst tevens in de volgende generaties voorkomt (b.v.: Willem I der Nederlanden) |
| issei-一斉 | gelijkheid; gelijkwaardigheid |
| issei-一斉 | gelijktijdigheid |
| issen-一線 | een lijn [streep]; scheidslijn; onderscheid |
| isshinkyō-一神教 | monotheïsme (geloof in één god) |
| isshokenmei-一所懸命 | met de volle inzet [met grote moeite; uit alle macht] (iets doen) |
| issō-一掃 | her in een keer wegvegen [afschaffen; uitroeien] |
| issokutobi-一足飛び | een sprint [run] (naar de eindbestemming) |
| issun-一寸 | 1 stapje; een klein stukje |
| isukumeru-射竦める | de tegenstander intimideren met een woeste [dreigende] blik |
| itami-痛み | (geestelijke) pijn; bezorgdheid; angst; verdriet |
| itan-異端 | ketterij; dwaalleer; heidendom |
| itansha-異端者 | ketter; heiden |
| itaranai-至らない | ontoereikend; onbevredigend; onervaren; incompetent |
| itaranaiten-至らない点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
| itaranu-至らぬ | ontoereikend; onbevredigend; onervaren; incompetent |
| itaranuten-至らぬ点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
| itarikkurōman-イタリックローマン | cursief romeins (lettertype) |
| itatsuki-労 | pijn; last; moeite; bezorgdheid; angst |
| itazuki-労き | pijn; last; moeite; bezorgdheid; angst |
| itazura-悪戯 | kattenkwaad; ondeugendheid; schelmenstreken |
| itazura-悪戯 | tijdverdrijf; pleziertje; amusement; hobby (dit zegt men bescheiden over zijn eigen daden) |
| itchi-一致 | overeenstemming; overeenkomst; uniformiteit |
| itoguchi-糸口 | het eind van de draad |
| itoguchi-糸口 | aanwijzing; leidraad; clue |
| itoma-暇 | afscheid; vaarwel |
| itoma-暇 | scheiding |
| itonami-営み | bezigheid; activiteit; werk; zaken |
| itonamu-営む | voorbereidingen treffen voor een evenement [banket, e.d.] |
| itonamu-営む | een (religieuze) ceremonie houden [leiden] |
| itsuwari-偽り | onwaarheid; valsheid; onechtheid; leugen |
| itsuwaru-偽る | liegen; bedriegen; doen alsof; veinzen; vervalsen |
| ittaigata-一体型 | gecombineerde unit; geïntegreerd model |
| ittan-一端 | rand; kant; uiteinde |
| ittetsu-一徹 | koppigheid; weerspannigheid; halsstarrigheid |
| iwaba-岩場 | rotsachtig terrein [gebied]; plek met steile rotswand(en) |
| iwaburo-岩風呂 | bad in [(temidden) van] rotsen [rotsachtig terrein] |
| iwaibashi-祝い箸 | ronde eetstokjes met dunne uiteinden die men gebruikt bij feestelijke maaltijden |
| iware-謂れ | reden; aanleiding |
| iwatokeiki-岩戸景気 | Iwato Boom ( periode van economische bloei, 1958-1961) |
| iyagarase-嫌がらせ | het treiteren; kwelling; intimidatie |
| iyaiya-嫌嫌 | het hoofd schudden (in weigering) |
| iyō-異様 | ongewoonheid; eigenaardigheid |
| izaisoku-居催促 | weigering om te vertrekken [weg te gaan] (tot men zijn zin [betaling] heeft gekregen |
| izakoza-いざこざ | complicaties; conflict(en); moeilijkheden; (geld) problemen |
| izanagikeiki-いざなぎ景気 | de Izanagi hausse [hoogconjunctuur] (economische bloeiperiode in Japan van 1965-1970) |
| izenkei-已然形 | (taalkunde) izenkei (conditionele vorm) |
| izon-依存 | afhankelijkheid |
| izonsei-依存性 | afhankelijkheid; afhankelijke aard |
| izumi-泉 | (water)bron; fontein |
| izumonokami-出雲の神 | godheid van het Izumo heiligdom (wordt gezien als god van het huwelijk) |
| izumotaisha-出雲大社 | Izumo heiligdom [schrijn] (Shimane prefectuur) |
| izure-何れ | hoe dan ook, wat er ook van zijn mag; uiteindelijk; vroeg of laat |
| izure-何れ | beide; de een of de ander; geen van beide |
| jaaku-邪悪 | wreedheid; kwaadaardigheid; gemeenheid |
| jain-邪淫 | ongeremdheid; wellustigheid; onzedelijkheid |
| jajauma-じゃじゃ馬 | een onhandelbare [eigenzinnige] persoon [vrouw] |
| jājī-ジャージー | Jersey (Brits eiland) |
| jājītō-ジャージー島 | Jersey (Brits eiland) |
| jakkan-若干 | een kleine hoeveelheid; een beetje; een weinig; een paar |
| jakki-惹起 | oorzaak; aanleiding; reden |
| jakkisuru-惹起する | aanleiding geven tot; leiden tot; veroorzaken |
| jakkoku-弱国 | een zwakke natie; een land met weinig macht [kracht] |
| jako-雑魚 | kleine [jonge] visjes |
| jakushō-弱小 | zwak zijn; weinig kracht hebben |
| jakyoku-邪曲 | verdorvenheid; gemeenheid; oneerlijkheid |
| jamu-ジャム | jam; gelei; confituur |
| japonika-ジャポニカ | japonica, wetenschappelijke naam voor plant-variëteiten |
| jashin-邪神 | een kwade godheid; boze geest; duivel |
| jashū-邪宗 | heidendom |
| jendā・aidentitī-ジェンダー・アイデンティティー | genderidentiteit |
| jerī-ジェリー | gelei; gelatine |
| ji-痔 | aambei(en) |
| jiai-自愛 | egoïsme; eigenbelang |
| jibun-時分 | tijd; seizoen; tijd (van het jaar); uur |
| jibunkatte-自分勝手 | zelfzuchtigheid; egoïsme; egocentrisch zijn |
| jibyō-持病 | (fig.) een slechte gewoonte (die moeilijk te doorbreken is) |
| jichi-自治 | lokale overheid |
| jichin-自沈 | het tot zinken brengen van de eigen boot [de boot waar men zelf aan boord is) |
| jichinsai-地鎮祭 | de ceremonie van het zuiveren van een bouwterrein bij de aanvang van de bouw van een Shinto heiligdom |
| jichitai-自治体 | gemeente; plaatselijke overheid |
| jicho-自著 | het eigen (literaire) werk [boek] |
| jichō-自重 | het goed voor zichzelf zorgen; behoedzaamheid; bedachtzaamheid; voorzichtigheid |
| jidai-事大 | onderdanigheid; gehoorzaamheid |
| jidaikōshō-時代考証 | historisch onderzoek (b.v. voor een waarheidsgetrouwe weergave van historische items in films, series, kunst, e.d.); achtergrondonderzoek |
| jidaraku-自堕落 | genotzuchtigheid; aan al zijn verlangens toegevend [verloederd] gedrag |
| jidōjiritsushienshisetsu-児童自立支援施設 | instelling voor jeugdzorg ter ondersteuning van de zelfredzaamheid van kinderen |
| jidori-地取り | (bij sumo) training in de ruimte van de eigen stal |
| jidōshasongaibaishōsekininhoken-自動車損害賠償責任保険 | wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor voertuigen |
| jidōsokudoihankanshisōchi-自動速度違反監視装置 | snelheidsbewakingsapparatuur; snelheidsradar; radarkanon |
| jiei-自営 | zelfstandig een bedrijf runnen; eigen baas zijn |
| jifu-自負 | trots; zelfverzekerdheid |
| jifun-自噴 | het uit de grond omhoog spuiten [stromen; opwellen] van vloeistoffen [water, olie) of gas [stoom] |
| jigajisan-自画自賛 | zijn eigen lof zingen; zichzelf ophemelen; opschepperij |
| jigatamesuru-地固めする | de basis leggen; de weg effenen; plaveien |
| jige-地下 | (arch.) lagere overheidsfunctionaris |
| jige-地毛 | (iemands) eigen [echte; natuurlijke] haar |
| jigen-字源 | het Chinese karakter [de kanji] waar een kana-teken van is afgeleid |
| jigen-時限 | tijdseenheid; tijdsduur (b.v. van een lesuur) |
| jigen-示現 | openbaring; verschijning; manifestatie (van een godheid, Boeddha, e.d.) |
| jigi-時宜 | geschikt moment; juiste [passende] gelegenheid |
| jigyō-事業 | werk; project; transactie; activiteit |
| jihan-事犯 | een strafbaar feit [gedrag]; overtreding; misdaad |
| jihatsu-自発 | spontaniteit; vrijwilligheid |
| jihi-慈悲 | mededogen; barmhartigheid; genade |
| jihishuppan-自費出版 | zelfpublicatie; publicatie op eigen kosten |
| jihitsu-自筆 | eigen schrijfwerk; (eigen) handtekening |
| jiito-地糸 | draad die niet fabrieksmatig wordt gesponnen (traditioneel vaak gedaan als nevenactiviteit in o.a. het boerenbedrijf) |
| jijin-自陣 | eigen (militaire) positie [basis]; eigen kamp |
| jijin-自陣 | (voetbal) de eigen helft (van het veld) |
| jijitsu-事実 | feit; realiteit |
| jijitsujō-事実上 | in feite; feitelijk; werkelijk |
| jijitsumukon-事実無根 | ongegrond [ongefundeerd] zijn; in strijd zijn met de feiten |
| jijo-児女 | meisje |
| jijo-児女 | jongens en meisjes |
| jijū-自重 | leeggewicht; het eigen gewicht van een voertuig of machine (zonder lading) |
| jika-磁化 | de hoeveelheid magnetisch moment per volume-eenheid |
| jika-自家 | (je) eigen huis |
| jika-自火 | een brand in eigen huis; een vuur [brand] die in iemands eigen huis uitbreekt |
| jikahatsuden-自家発電 | eigen (thuis) energieopwekking |
| jikaku-痔核 | aambei(en) |
| jikasei-自家製 | eigengemaakt; zelf vervaardigd [bereid] zijn |
| jikatsu-自活 | zelfstandig levensonderhoud; het voorzien in eigen levensonderhoud |
| jiketsu-自決 | zelfdoding (bij het op zich nemen van verantwoordelijkheid) |
| jiki-時期 | tijd; periode; seizoen; timing |
| jiki-時機 | (goede) gelegenheid; kans; goede [geschikte] tijd (om iets te doen) |
| jiki-磁器 | Japans porselein (Arita, Kutani, Seto, etc.) |
| jikisho-直書 | eigen handschrift [geschreven tekst]; handtekening |
| jikkyō-実教 | (boeddh.) de ware leer die tot verlichting leidt |
| jikkyō-実況 | echte [feitelijke] situatie; omstandigheid |
| jikō-事項 | zaak; aangelegenheid; kwestie; item; categorie |
| jikofutan-自己負担 | op eigen kosten |
| jikohasan-自己破産 | het eigen faillissement aanvragen |
| jikokabushiki-自己株式 | eigen aandelen die zijn teruggekocht door een bedrijf |
| jikoku-時刻 | goed tijdstip; gelegenheid; kans |
| jikomanzoku-自己満足 | zelfgenoegzaamheid; eigendunk; zelfbehagen; zelfingenomenheid |
| jikomujun-自己矛盾 | een innerlijke tegenspraak; tegenstrijdigheid |
| jikoryū-自己流 | je eigen stijl [manier; methode] |
| jikoshihon-自己資本 | eigen vermogen |
| jikoshihonhiritsu-自己資本比率 | solvabiliteitsratio |
| jikoshuchō-自己主張 | zelfbewustheid; aanmatiging |
| jikyo-辞去 | het vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
| jikyosuru-辞去する | vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
| jikyū-自給 | zelfstandigheid; zelfvoorziening |
| jikyūhiryō-自給肥料 | mest van eigen bedrijf |
| jikyūjisoku-自給自足 | zelfvoorzienigheid |
| jikyūsakumotsu-自給作物 | landbouwproducten voor eigen gebruik |
| jikyūsuru-自給する | in zijn eigen onderhoud voorzien; zelfstandig iets uitvoeren; zelfvoorzienend zijn |
| jiman-自慢 | trots; zelfwaardering; verwaandheid; arrogantie |
| jimei-自明 | vanzelfsprekendheid; duidelijkheid |
| jimenshi-地面師 | zwendelaar [oplichter] in grondverkoop (niet in eigen bezit) |
| jimetsu-自滅 | natuurlijk verval; zelfvernietiging; je eigen graf graven; je eigen nederlaag over jezelf afroepen |
| jimi-地味 | eenvoud; soberheid |
| jimichi-地道 | normale loopsnelheid (van een paard e.d.) |
| jimoku-耳目 | aandacht; oplettendheid |
| jimonjitō-自問自答 | zijn eigen vraag beantwoorden; alleenspraak; monoloog |
| jimono-地物 | traditioneel zangstuk met shamisen begeleiding |
| jimunajiumu-ジムナジウム | gymnasium (opleiding) |
| jinbun-人文 | mensheid; beschaving; cultuur |
| jinbutsu-人物 | persoonlijkheid; aard; karakter |
| jingi-仁義 | naastenliefde en rechtvaardigheid (in confucianisme) |
| jingi-神器 | heilige schat (m.n. de drie heilige schatten van de keizerlijke troon, het zwaard, het juweel, de spiegel) |
| jingi-神器 | de keizerlijke troon |
| jingisukannabe-ジンギスカン鍋 | gietijzeren grillpan voor het bereiden van Genghis Khan-hotpot |
| jingū-神宮 | (lett. paleis van de goden) een shinto schrijn [heiligdom] |
| jinjifusei-人事不省 | bewusteloosheid; onderbewustzijn |
| jinjiin-人事院 | Nationale Personeelsautoriteit; Nationaal Personeelsbureau |
| jinkaku-人格 | karakter; aard; persoonlijkheid |
| jinkan-人間 | de wereld; de mensheid |
| jinkenhi-人件費 | personeelskosten; arbeidsloon |
| jinkenseisaku-人権政策 | mensenrechtenbeleid |
| jinkō-人皇 | de keizer |
| jinkōmen'eki-人工免疫 | kunstmatige immuniteit |
| jinkōmitsudo-人口密度 | bevolkingsdichtheid |
| jinkōsuikei-人口推計 | een schatting van de bevolkingsdichtheid |
| jinkōzōka-人口増加 | bevolkingsgroei |
| jinkōzunō-人工頭脳 | kunstmatig [mechanisch] brein |
| jinmei-人名 | persoonsnaam; eigennaam van een persoon |
| jinmeiyōkanji-人名用漢字 | lijst van officieel toegelaten karakters om eigennamen weer te geven in de familieregisters |
| jinmon-人文 | mensheid; beschaving; cultuur |
| jinmukeiki-神武景気 | Jimmu Boom (periode van economische bloei in het midden van de jaren 1950) |
| jinnō-人皇 | de keizer |
| jinrin-人倫 | de mensheid |
| jinrin-人倫 | menselijke betrekkingen [relaties]; moraliteit, |
| jinrui-人類 | menselijk wezen; de mens (Homo sapiens); de mensheid |
| jinryoku-尽力 | (zware) inspanning; kracht; moeite; onderneming |
| jinshi-人士 | persoon met een hoge status [opleiding]; iemand van goede komaf |
| jinshin-人身 | (iemands) persoonlijkheid |
| jinsoku-迅速 | spoed; promptheid |
| jinushi-地主 | landeigenaar; landbezitter |
| jinzō-人造 | kunstmatigheid |
| jin'ya-陣屋 | (Edo periode) residentie van de daimyo van een klein domein zonder kasteel |
| jipangu-ジパング | Zipangu, de naam waarmee naar Japan wordt verwezen in Marco Polo's Reizen (het Engelse woord Japan is daarvan afgeleid) |
| jippahitokarage-十把一絡げ | zonder onderscheid; ongenuanceerd; lukraak |
| jiridaka-じり高 | geleidelijke stijging (van prijzen, koersen, e.d.) |
| jirijiri-じりじり | beetje bij beetje; stap voor stap; langzaam maar zeker; langzamerhand; geleidelijk |
| jirijiri-じりじり | ongeduldig; geïrriteerd |
| jirijiri-じりじり | verschroeiende [verzengende] hitte van de zon |
| jirijirisuru-じりじりする | ongeduldig worden; geïrriteerd raken |
| jiriki-地力 | ware [eigen] kracht; ware kunnen |
| jiriki-自力 | eigen kracht |
| jiritsu-自律 | autonomie; onafhankelijkheid; zelfbeschikking |
| jiritsu-自立 | zelfstandigheid; onafhankelijkheid; zelfvoorziening |
| jiriyasu-じり安 | geleidelijke daling (van prijzen, koersen, e.d.) |
| jirō-耳漏 | oorsmeer; afscheiding uit het oor |
| jiryō-寺領 | tempeldomein; tempelterrein |
| jiryokusenkō-磁力選鉱 | magnetische scheiding |
| jisaku-自作 | (iemands) eigen werk; iets dat men zelf maakte |
| jisashukkin-時差出勤 | variabele [flexibele] werktijden [arbeidstijden] |
| jisatsuten-自殺点 | eigen doelpunt; doelpunt in eigen doel |
| jisei-自製 | een zelfgemaakt [eigengemaakt] voorwerp [artikel] |
| jiseishokubutsu-自生植物 | inheemse plant (groeiend in eigen verspreidingsgebied) |
| jiseisuru-自生する | natuurlijk [spontaan] groeien; in het wild groeien |
| jiseki-事績 | prestatie; wapenfeit; heldendaad |
| jiseki-自席 | de eigen zitplaats |
| jisha-侍者 | monnik die de hoofdpriester van een tempel bijstaat bij allerlei zaken |
| jisha-寺社 | (boeddhistische) tempel en (shintō) heiligdom [schrijn] |
| jishakabushikishutokuken-自社株式取得権 | het recht hebben om eigen aandelen te verwerven |
| jishingaku-地震学 | seismologie |
| jishinkajō-自信過剰 | overmoedigheid; zelfoverschatting; arrogantie |
| jishinsōjitsu-自信喪失 | minderwaardigheidscomplex |
| jishitsu-痔疾 | aambei |
| jisho-自書 | eigen schrijfwerk; (eigen) handtekening |
| jisho-自署 | (eigen) handtekening [ondertekening] |
| jisho-辞書 | keizerlijke brief (als antwoord, of berichtgeving) |
| jishu-自主 | autonomie; onafhankelijkheid; zelfbeschikking |
| jisoku-時速 | snelheid per uur |
| jisoku-自足 | zelfstandigheid; onafhankelijkheid; op eigen benen kunnen staan; autarkie |
| jison-自尊 | zelfrespect; eigenwaarde; zelfachting |
| jison-自損 | door eigen toedoen verwonding of schade oplopen |
| jisonshin-自尊心 | (gevoel van) eigenwaarde; zelfrespect; trots |
| jissai-実際 | werkelijkheid; realiteit; stand van zaken |
| jisseikatsu-実生活 | realiteit; dagelijkse werkelijkheid; (in) het echte leven |
| jisshō-実性 | (boeddh.) absolute realiteit [werkelijkheid] |
| jisshō-実正 | (vastgesteld) feit; zekerheid; waarheid |
| jisshō-実証 | feitelijk [op feiten gebaseerd] bewijs; solide [door feiten ondersteund; aangetoond] bewijs |
| jissō-実相 | de feiten; de werkelijkheid; feitelijke omstandigheden; realiteit |
| jissō-実相 | (boeddh.) de echte werkelijkheid (van alle fysieke verschijnselen) |
| jissōkannyū-実相観入 | (poëzietheorie van Mokichi Saito) de werkelijkheid achter de waarneming [perceptie] beschrijven in tanka |
| jisuru-辞する | vertrekken; weggaan; afscheid nemen |
| jisuru-辞する | weigeren; afzeggen |
| jisuru-辞する | (met ontkenning) bereid zijn te doen; (vastberaden) doorgaan; niet opgeven |
| jitai-自体 | zelf; zichzelf; het eigen lichaam |
| jitai-辞退 | het (beleefd) weigeren [afzien} van (een aanbod, uitnodiging, prijs, e.d.) |
| jitaku-自宅 | eigen huis; woning in privé [eigen] bezit |
| jitan-時短 | werktijdverkorting; arbeidsduurverkorting |
| jitchoku-実直 | eerlijkheid; betrouwbaarheid |
| jitchūhakku-十中八九 | met grote waarschijnlijkheid; negen van de tien keer; in negen van de tien gevallen |
| jitei-自邸 | eigen woning [huis] |
| jiteki-自適 | zorgeloos leven; een rustig leventje leiden |
| jiten-自転 | omwenteling; aswenteling; rotatie (van een hemellichaam om de eigen as) |
| jiten-辞典 | (vanaf de Meiji periode en in titels) woordenboek |
| jitsugi-実技 | praktische bekwaamheid [vaardigheid] |
| jitsujō-実状 | de feitelijke [actuele] situatie [toestand]; de huidige stand van zaken; de werkelijkheid |
| jitsuni-実に | werkelijk; echt; feitelijk; zeker |
| jitsuroku-実録 | feitelijke [waarheidsgetrouwe] beschrijving |
| jitsuroku-実録 | historische [chronologisch] verslag over een vorst (keizer, koning, e.d.) |
| jitsurokumono-実録物 | een feitelijk [waarheidsgetrouw] verslag |
| jitsuryoku-実力 | (werkelijke) kracht; vermogen; competentie; talent; vaardigheid |
| jitsuwa-実は | in feite; feitelijk; trouwens; om de waarheid te zeggen |
| jitsuyō-実用 | praktisch gebruik; bruikbaarheid; functionaliteit |
| jitsuzai-実在 | bestaande conditie [situatie; toestand]; realiteit |
| jitsuzai-実在 | (filosofie) objectieve werkelijkheid |
| jitsuzō-実像 | echte [waarheidsgetrouwe] afbeelding [beeltenis] (van iets of iemand) |
| jittai-実態 | feitelijke situatie; realiteit |
| jittei-実弟 | de (eigen) jongere broer; volle broer |
| jiun-自運 | kanji kalligraferen en daarbij je eigen creativiteit volgend |
| jiyū-事由 | (jur.) feiten die als directe reden of oorzaak van iets aangemerkt worden |
| jiyū-自由 | vrijheid |
| jiyūhōnin-自由放任 | laisser faire (economische beleidsprincipe zonder overheidsinterventie) |
| jiyūhōninshugi-自由放任主義 | het laisser faire principe (ook economische term voor vrijheid van productie en (handels)verkeer zonder overheidsbemoeienis) |
| jiyūishi-自由意志 | vrije wil; spontaniteit |
| jiyūsairyōken-自由裁量権 | discretionaire bevoegdheid (naar eigen inzicht) |
| jizai-自在 | persoonlijke vrijheid (om te doen wat je wilt) |
| jizen-慈善 | filantropie; liefdadigheid |
| jizoku-持続 | voortzetting; duurzaamheid; voortduring; continuïteit |
| jizokukanōsei-持続可能性 | duurzaamheid |
| ji・endo-ジ・エンド | het einde |
| jō-上 | Zijne Majesteit |
| jō-定 | waarheid; echtheid; zekerheid |
| jō-定 | gebied; reikwijdte; begrenzing |
| jō-定 | zodanigheid; zo is het |
| jō-情 | koppigheid |
| jō-穣 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 28 |
| jōai-情愛 | affectie; genegenheid; liefde |
| jōbu-丈夫 | kracht; stevigheid; fitheid; gezondheid |
| jōbutsu-成仏 | het bereiken van de Verlichting; Boeddha worden |
| jōbutsusuru-成仏する | de Verlichting bereiken; Boeddha worden |
| jōchan-嬢ちゃん | jong meisje; juffrouw |
| jōchi-上知 | grote wijsheid |
| jōdo-壌土 | leem [klei] grond (geschikt voor landbouw) |
| jōgai-場外 | buiten een plaats [locatie; zaal; terrein] |
| jōhōin-情報員 | spion; geheim agent |
| joji-女児 | jong meisje; schoolmeisje |
| jōjitsu-情実 | partijdigheid; bevoorrechting; voortrekkerij; vriendjespolitiek |
| jōjō-情状 | situatie; omstandigheid |
| jojoni-徐徐に | stap voor stap; beetje bij beetje; geleidelijk |
| jōju-成就 | verwezenlijking; prestatie; behaald succes; verworvenheid; hetgeen bereikt is |
| jōjusuru-成就する | verwezenlijken; bereiken; voltooien; succes behalen |
| jōkaku-城郭 | kasteelmuur; omheining van een kasteel |
| jōkan-上官 | leidinggevende; chef |
| jōkasuru-浄化する | zuiveren; reinigen |
| jōkenzukenatsuinshōsho-条件付捺印証書 | borg [zekerheidstelling] in handen van derden (tot de voorwaarde is voldaan) |
| jōkigen-上機嫌 | goed humeur; vrolijkheid; opgewektheid |
| jōko-上古 | verre [klassieke] oudheid; ver verleden |
| jōkō-上皇 | ex-keizer; voormalige keizer; keizer die troonsafstand doet |
| jokō-女工 | fabrieksarbeidster |
| jōkyaku-乗客 | passagier (in boot, trein, vliegtuig, auto, e.d.) |
| jokyo-除去 | verwijdering; eliminatie; uitroeiing |
| jokyū-女給 | serveerster; barmeisje |
| jōmai-上米 | topklasse (topkwaliteit) rijst |
| jōman-冗漫 | breedsprakigheid; omslachtigheid; langdradigheid |
| jōmono-上物 | kwaliteitsproduct(en) |
| jōmu-乗務 | het dienstdoen [werkzaam zijn] als bestuurder van een voertuig (trein, vliegtuig, e.d.) |
| jōmuin-乗務員 | bestuurder van een voertuig (trein, vliegtuig, e.d.) |
| jōmukai-常務会 | directiecomité (met als taak het uitvoeren van het door de Raad van Bestuur vastgestelde beleid) |
| jōnai-場内 | binnen(in) een plaats [locatie; zaal; terrein] |
| jōnetsu-情熱 | passie; enthousiasme; bezieling; gedrevenheid |
| jōnō-上納 | het betalen (van geld of goederen) aan de overheid\ |
| jōnōkin-上納金 | monetaire betaling van burgers aan de vorst, overheid, overkoepelende organisaties (soms crimineel), e.d. |
| jōran-上覧 | keizerlijke inspectie |
| joron-序論 | introductie; inleiding |
| jorunāta-ジョルナータ | hoeveelheid fresco verf die in 1 dag kan worden opgebracht (van Italiaans: giornata, een dag werk) |
| jōsha-乗車 | met de auto [bus, trein, taxi, e.d.] gaan [reizen] |
| jōshi-上司 | (directe) baas [chef; leidinggevende] |
| joshi-女子 | vrouw; meisje |
| joshidaigaku-女子大学 | vrouwenuniversiteit; universiteit voor vrouwen |
| joshidaisei-女子大生 | studente aan een universiteit voor vrouwen |
| jōshigun-娘子軍 | leger dat geheel bestond uit (of werd geleid door) vrouwen (tijdens de T'ang periode in de Chin. geschiedenis) |
| joshijidō-女子児童 | jong meisje; schoolmeisje |
| jōshiki-常識 | (gezond) verstand; slimheid; pienterheid |
| jōshō-常勝 | onoverwinnelijkheid; onverslaanbaar zijn; voortdurende overwinningen |
| joshō-序章 | inleiding; voorwoord; proloog |
| jōshūhan-常習犯 | recidive; herhaling van strafbare feiten; het opnieuw vervallen in dezelfde zonde [fouten] |
| jōshūsei-常習性 | handeling [drang; neiging] uit gewoonte; recidivisme |
| josō-序奏 | (muziekterm) introductie; intro (een inleidend gedeelte van een muziekstuk) |
| josondanpi-女尊男卑 | vrouwelijk chauvinisme; (het geloof in) de superioriteit van vrouwen over mannen (lett. de vrouw is geëerd, de man nederig) |
| jōsui-上水 | waterleiding; aanvoer van vers [schoon] water |
| jōtai-状態 | staat; conditie; omstandigheid; situatie |
| jōtatsu-上達 | (het doorgeven van de wensen [meningen]) van ondergeschikten naar superieuren (bottom-up beleidsstructuur, met inspraak) |
| jotei-女帝 | (regerend) keizerin |
| jōtō-上等 | hoge [uitstekende] kwaliteit; excellentie |
| jōzu-上手 | bekwaamheid; expertise |
| jū-柔 | zachtheid; breekbaarheid; teerheid |
| jūboku-従僕 | dienaar; bediende; lakei |
| jūbun-十分 | voldoende; genoeg; toereikend |
| jūchin-重鎮 | een vooraanstaande figuur; autoriteit [expert] (in zijn/haar vakgebied) |
| judai-入内 | het betreden van het keizerlijk hof door de bruiloftsstoet van de toekomstige keizerin |
| jūdansuru-縦断する | door het hele land [gebied] gaan [lopen; reizen] |
| judō-受動 | inactiviteit; passiviteit |
| jūgun'ianfu-従軍慰安婦 | troostmeisje (als prostituee gebruikte gevangene van de Japanse bezetters in WO II) |
| jugyo-入御 | (respectvolle term voor de verplaatsing van een keizer, keizerin, mikoshi, en later ook iemand van adel) de binnenkomst; het binnengaan |
| jūhachiban-十八番 | iemand's specialiteit [sterke kant] |
| jūhan-従犯 | medeplichtigheid; medeplichtige |
| jūhō-重宝 | waardevolle [kostbare] schat; kostbaarheid |
| jūichi-じゅういち | Maleise sperwerkoekoek (Cuculus fugax) |
| jūjun-従順 | gehoorzaamheid; volgzaamheid |
| jūkashitsu-重過失 | (jur.) grove nalatigheid |
| jūkeibi-重警備 | zware beveiliging; maximum security (gevangenis) |
| jukensensō-受験戦争 | examenoorlog, de felle competitie bij toelatingsexamen(s) (voor scholen of universiteiten) |
| juku-塾 | privéschool; stoomcursus (ter voorbereiding op toelatingsexamen voor middelbare scholen en universiteiten) |
| jukuchi-熟知 | grondige kennis (van); goede bekendheid (met) |
| jukunenrikon-熟年離婚 | scheiden op latere leeftijd (m.n. na pensionering) |
| jukuren-熟練 | vakkundigheid; bekwaamheid |
| jukusei-塾生 | student aan een privéschool (voor extra onderwijsdoeleinden ter voorbereiding van toelatingsexamens aan middelbare scholen) |
| jukusu-熟す | rijpen (fig.); goed ontwikkeld zijn [worden] (b.v. gedachte, plan, gelegenheid, vaardigheid) |
| jukusuru-熟する | rijpen (fig.); goed ontwikkeld zijn [worden] (b.v. gedachte, plan, gelegenheid, vaardigheid) |
| jukutatsu-熟達 | hoog ontwikkelde vakkundigheid; bekwaamheid |
| jukutō-塾頭 | hoofdonderwijzer [docent; leraar] aan een privéschool (voor extra onderwijsdoeleinden ter voorbereiding van toelatingsexamens aan middelbare scholen) |
| jūmintōhyō-住民投票 | plaatselijk referendum (d.w.z. een politiek referendum onder de inwoners van een lokale overheid) |
| junan-受難 | zware beproeving(en); onheil; (pijn) lijden |
| junbi-準備 | voorbereiding |
| junbisuru-準備する | voorbereiden |
| junbusshitsu-純物質 | zuivere stof (scheikunde) |
| jundaijin-准大臣 | (Heian periode) iemand die de taken van de hoofdstaatsdienaar kan behartigen |
| jundo-純度 | zuiverheid (van een stof); zuiverheidsgraad |
| jungyaku-順逆 | gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid; loyaliteit en verraad |
| junkaibunko-巡回文庫 | bibliobus; bibliotheekbus; kleine rijdende bibliotheek (gedateerd, tevens ver-afgelegen plaatsen) |
| junkaitoshokan-巡回図書館 | bibliobus; bibliotheekbus; kleine rijdende bibliotheek (m.n. voor ver-afgelegen plaatsen) |
| junken-巡見 | inspectiereis; patrouille; rondgaan om inspecties [controles] uit te voeren |
| junken-巡見 | rondreizen en verschillende plaatsen bezoeken |
| junkyo-準拠 | conformiteit; aanpassing; gelijkvormigheid; overeenstemming; navolging |
| junkyū-準急 | semi-sneltrein; regionale sneltrein |
| junnō-順応 | aanpassing; conformatie; inschikkelijkheid; acclimatisatie |
| junpitsu-順筆 | (kalligrafie) schrijftechniek van beginpunt tot eindpunt in volgorde zonder tegengestelde schrijfrichting |
| junpō-遵奉 | gehoorzaamheid; inachtneming [naleving] van voorschriften [regels] |
| junreki-巡歴 | het rondtrekken; het rondreizen; (rond)reis |
| junryō-順良 | goedaardigheid en deugdzaamheid; eerlijkheid |
| junsai-蓴菜 | de waterplant Brasenia schreier (waarvan de jonge loten en bladeren in Japan gegeten worden) |
| junshaku-巡錫 | rondreis van een priester [monnik] (om de leer uit te dragen [te prediken] |
| junshin-純真 | zuiverheid; puurheid; reinheid; onschuld |
| junshinmuku-純真無垢 | zuiver [rein] en onschuldig |
| junshisan-純資産 | netto waarde; netto (eigen) vermogen; netto activa |
| junshu-遵守 | naleving; inachtneming; eerbiediging; gehoorzaamheid |
| junsui-純粋 | zuiverheid; puurheid; echtheid |
| jun'en-巡演 | tournee; rondreizende optredens |
| jun'en-順縁 | het feit dat in de natuurlijke loop der dingen de mensen sterven in volgorde van ouderdom |
| jupitā-ジュピター | Jupiter (Romeinse God) |
| jūrōdō-重労働 | zware arbeid; zwaar werk |
| jūru-ジュール | joule (J, eenheid van energie) |
| jūryō-十両 | 10-ryo, oude Japanse munteenheid |
| jūryokusenkō-重力選鉱 | zwaartekrachtscheiding (een industriële methode om twee componenten te scheiden) |
| jūsei-獣性 | dierlijkheid; bestialiteit; beestachtigheid |
| jūseki-重責 | zware [grote] verantwoordelijkheid |
| jushōsha-受章者 | ontvanger van een onderscheiding |
| jushōshiki-受賞式 | plechtigheid bij het uitreiken van een prijs; officiële [ceremoniële] prijsuitreiking |
| jushōshiki-授賞式 | prijsuitreiking |
| jūtai-重態 | kritieke [levensbedreigende] toestand (letsel, ziekte, e.d.) |
| jūtenseisaku-重点政策 | belangrijkste beleidslijn; voorrangsbeleid |
| jūtenshugi-重点主義 | prioriteitssysteem; beleid [principe] van het zich richten op essentiële zaken |
| jūtenteki-重点的 | gefocust; geconcentreerd; met hoge prioriteit |
| jutsu-術 | een kunst; een techniek; operatie; een bekwaamheid; een vaardigheid; een kundigheid |
| jutsunai-術ない | wanhopig; ten einde raad zijn |
| juyo-授与 | uitreiking; toekenning |
| jūyō-重要 | belangrijkheid; belang; essentie |
| jūzen-十善 | (arch.) de keizer (als de Heer van de Tien Goede Daden) |
| juzen-受禅 | (keizerlijke) troonopvolging |
| jūzennokimi-十善の君 | (arch.) de keizer (als de Heer van de Tien Goede Daden) |
| jūzoku-従属 | ondergeschiktheid; afhankelijkheid; gehoorzaamheid |
| ka-禍 | ramp; calamiteit |
| ka-科 | departement; afdeling; faculteit; specialisatie; afdeling; onderverdeling |
| ka-苛 | geïrriteerd (huid); ontstoken |
| kaban-鞄 | (leren) tas; reistas; aktetas |
| kabin-過敏 | (over)gevoeligheid; nervositeit |
| kabo-家母 | je (eigen) moeder |
| kabun-過分 | ongeschiktheid; onverdiend [niet goed genoeg] zijn |
| kabunushishihon-株主資本 | eigen vermogen |
| kaburo-禿 | kaalheid |
| kaburo-禿 | kortgeknipt meisjeskapsel |
| kaburo-禿 | (arch.) een meisje van ongeveer 10 jaar oud, als leerling van courtisane |
| kabushikiginkō-株式銀行 | aandelenbank (een bank die eigendom is van en wordt gecontroleerd door aandeelhouders) |
| kachieru-勝ち得る | winnen; behalen; bereiken |
| kachiki-勝ち気 | vastberadenheid |
| kachikosu-勝ち越す | de leiding nemen; overwinning(en) boeken |
| kachiku-家畜 | vee; levende have (koeien, paarden, varkens, schapen, etc.) |
| kachō-課長 | hoofd van een (kleinere) afdeling |
| kachōfūgetsu-花鳥風月 | schoonheid in de natuur; de natuurlijke schoonheden in de Japanse esthetiek |
| kachū-家中 | (Edo periode) dienaar [vazal] in een han-domein; vazal van een daimyo; han-domein |
| kadai-架台 | (bouw)steiger; stellage; podium |
| kādigan-カーディガン | gebreid vest |
| kadō-可動 | beweeglijkheid; beweegbaarheid |
| kadode-門出 | je huis verlaten en op reis gaan |
| kadoguchi-門口 | in- of uitgang van een huis; (kleine) deur in een poort |
| kadomiumu-カドミウム | cadmium (scheikundig element) |
| kadomiumuosen-カドミウム汚染 | cadmium verontreiniging |
| kaeri-帰り | terugkeer; terugreis |
| kaeribana-返り花 | tweede bloei (binnen een jaar); herbloei |
| kaerizaki-返り咲き | herbloei; tweede bloei |
| kafein-カフェイン | cafeïne; coffeïne |
| kafēpaurisuta-カフェーパウリスタ | (Japanse) coffeeshop [koffiebar] die gespecialiseerd is in Braziliaanse koffiesoorten en manieren van bereiden |
| kafu-家父 | je (eigen) vader |
| kafu-寡夫 | gescheiden (niet hertrouwde) man |
| kafu-寡婦 | gescheiden (niet hertrouwde) vrouw |
| kafu-花譜 | een boek met afbeeldingen van bloemen (gerangschikt naar bloeiseizoen) |
| kaga-夏芽 | zomerknoppen (bloem- of bladknoppen die aan planten en bomen groeien in de zomer, en dan later in het jaar uitkomen) |
| kagai-花街 | rosse buurt; wijk met restaurants, geisha's en bordelen |
| kagaku-化学 | scheikunde; chemie |
| kagakushiki-化学式 | molecuulformule; scheikundige formule |
| kagebenkei-陰弁慶 | een opschepper; bullebak; iem. met een grote moed (maar weinig moed) |
| kagehinata-陰日向 | oneerlijkheid; onoprechtheid; twee kanten hebben |
| kagemusha-影武者 | (hist. bij legerleiders) dubbelganger; plaatsvervanger (om de vijand te verwarren) |
| kagemusha-影武者 | iemand (het brein, de feitelijke leider) die achter de schermen werkt en anderen als marionetten bespeelt of gebruikt |
| kagen-加減 | aanpassing; verbetering; matiging; de juiste hoeveelheid gebruiken (b.v. van kruiden) |
| kagenagara-陰ながら | van achter de schermen; vanaf de zijlijn; op de achtergrond; in het geheim |
| kageri-陰り | schaduw; somberheid |
| kagezen-陰膳 | een maaltijd klaarmaken voor een afwezige persoon (met een gebed voor diens veilige terugkeer) |
| kagiri-限り | het einde (van het leven) |
| kagiwakeru-嗅ぎ分ける | verschillende geuren onderscheiden (door ruiken) |
| kagyō-課業 | hoeveelheid werk; werk quotum |
| kahan-過半 | het grootste deel; de meerderheid; meer dan de helft |
| kahansū-過半数 | de meerderheid; het grootste aantal |
| kahei-寡兵 | klein leger; kleine militaire eenheid |
| kaheikachi-貨幣価値 | monetaire waarde; de waarde van een munteenheid |
| kahen-可変 | variabiliteit; veranderlijkheid |
| kahi-下婢 | dienstmeisje |
| kahin-佳品 | goed artikel; goed werk; kwaliteitsprodukt |
| kahogo-過保護 | overbezorgdheid; overdreven bezorgdheid; te beschermend zijn |
| kai-械 | handboeien; (vast)bindingen; banden |
| kai-櫂 | peddel; paddel; roeispaan |
| kai-甲斐 | gevolg; resultaat; voordeel; de moeite waard |
| kaichō-開帳 | het openen (op bepaalde dagen) van de gordijnen of deuren van een heiligdom, zodat het publiek het verborgen Boeddhabeeld kan zien |
| kaichō-開張 | vleugelspanwijdte van insecten, vogels e.d.; het openspreiden van vleugels |
| kaigaishinshutsu-海外進出 | handel expansie [uitbreiding] overzee; uitbreiding van handel naar het buitenland |
| kaigen-戒厳 | in hoogste staat van paraatheid [waakzaamheid] verkeren |
| kaigen-改元 | verandering van de naam van een tijdperk in Japan (m.n. bij een nieuwe keizerlijke troonsbestijging) |
| kaigen-開眼 | (boeddh.) het ontwaken tot de boeddhistische waarheid |
| kaigoken-介護犬 | assistentiehond; ADL-hond (om mensen met een handicap te helpen met Activiteiten van het Dagelijks Leven) |
| kaigunhikōyokarenshūsei-海軍飛行予科練習生 | de opleiding [training] voor piloten bij de Japanse marine |
| kaigunhikōyokarenshūsei-海軍飛行予科練習生 | de aspirant piloot of leerling vlieger op die opleiding |
| kaihatsutojōkoku-開発途上国 | ontwikkelingsland; de groeilanden; de opkomende naties |
| kaihō-解放 | vrijlating; invrijheidstelling; bevrijding; verlossing |
| kaihōsuru-解放する | vrijlaten; in vrijheid stellen |
| kaijo-解除 | annulering; herroeping; intrekking; opheffing; beëindiging |
| kaika-開花 | het ontluiken [tot bloei komen] van bloemen |
| kaikaishiki-開会式 | openingsceremonie; openingsplechtigheid |
| kaiko-解雇 | ontslag; opzegging van een arbeidsovereenkomst door een werkgever |
| kaikoku-回国 | wandelen [reizen] door het land |
| kaikoku-海国 | zeenatie; zeevarende natie; eilandstaat |
| kaikomu-掻い込む | (vloeistof) opscheppen [ergens uitscheppen] |
| kaikyō-懐郷 | heimwee; nostalgie |
| kaikyōbyō-懐郷病 | heimwee |
| kainade-掻い撫で | oppervlakkigheid |
| kaininki-買い人気 | een bereidheid [enthousiasme] om te kopen |
| kainushi-飼い主 | eigenaar [baasje] van een huisdier |
| kaionsetsu-開音節 | een open lettergreep (die eindigt op een klinker of tweeklank) |
| kairi-乖離 | vervreemding; het uit elkaar groeien; het verwateren van een contact |
| kairiseidōitsuseishōgai-解離性同一性障害 | dissociatieve identiteitsstoornis |
| kairo-回路 | stroomcircuit; stroombaan (elektriciteit) |
| kairo-懐炉 | warmtepleister; hotpack |
| kairo-海路 | zeereis (per boot of schip) |
| kaisei-回生 | (elektriciteit) regeneratie (versterking door terugkoppeling) |
| kaisenjiyū-開戦事由 | casus belli (een geval van oorlog; aanleiding tot oorlog) |
| kaisetsusho-解説書 | handleiding; instructies |
| kaishiki-開式 | het begin [de opening] van een ceremonie [plechtigheid] |
| kaishō-解消 | (m.b.t. probleem, moeilijkheid, stress e.d.) oplossing; opheffing |
| kaison-海損 | schade aan schepen en lading tijdens de reis; averij |
| kaitenritsu-回転率 | omloopsnelheid (goederen, kapitaal) |
| kaitenzushi-回転寿司 | restaurant waar sushi op kleine bordjes op een lopende band langs de klanten gaan (de klanten nemen dan de sushi die ze willen eten zelf van de band) |
| kaitouranma-快刀乱麻 | (vakkundige) besluitvaardigheid |
| kaizan-改竄 | falsificatie; verdraaiing (van de feiten); onbevoegde [onrechtmatige] verandering (van tekst) |
| kaizeruhige-カイゼル髭 | een snor met omhoog gekrulde punten zoals die van de Duitse Keizer Wilhelm II |
| kaizoe-介添え | helper; hulp; assistent; secondant; bruidsmeisje; bruidsjonker |
| kaizoenin-介添人 | getuige bij een huwelijk; bruidsjonker; bruidsmeisje |
| kajiki-梶木 | (verzamelnaam voor makreelachtige zeevissen zoals) zwaardvis; zeilvis; marlijn |
| kajin-佳人 | een mooie vrouw; een schoonheid |
| kajino-カジノ | casino; gokpaleis |
| kajitori-舵取り | (lett. of fig.) het sturen (in een bepaalde richting); aan het roer staan; leiderschap; leiding |
| kajitori-舵取り | stuurman; roerganger; leider |
| kajō-過剰 | overschot; overvloed; overmaat; overtolligheid |
| kajōryūdōsei-過剰流動性 | bovenmatige liquiditeit |
| kakaa-嚊 | echtgenote; (eigen) vrouw (vaak pejoratief) |
| kakakutenkai-価格転嫁 | het doorberekenen van prijsstijgingen, zoals van grondstofkosten en arbeidskosten |
| kakashi-案山子 | iem. die iets [iemand] lijkt te zijn, maar dat in werkelijkheid niet is |
| kakawariai-関わり合い | betrokkenheid |
| kakebanareru-掛け離れる | ver verwijderd raken [worden]; uit elkaar raken [groeien] |
| kakebuton-掛け布団 | (bedden)sprei |
| kakehashi-懸け橋 | een tijdelijke [geïmproviseerde] brug; noodbrug; hangbrug |
| kakehi-筧 | open waterleiding; waterbuis (van hout of bamboe) |
| kakei-筧 | open waterleiding; waterbuis (van hout of bamboe) |
| kakekotoba-掛け詞 | een woordspeling; dubbelzinnigheid; woorden met dezelfde uitspraak maar verschillende betekenissen |
| kakeme-掛け目 | omslag (breien |
| kakera-欠けら | zeer kleine hoeveelheid |
| kaki-垣 | hek; schutting; omheining |
| kaki-夏季 | zomer; zomerseizoen |
| kakin-課金 | belastinggeld; overheidssubsidie |
| kakinagasu-書き流す | (iets) snel [vlot; vloeiend] (op)schrijven |
| kakine-垣根 | heg; haag; omheining; hek |
| kakitama-掻き玉 | eiersoep |
| kakki-活気 | levendigheid; vitaliteit; energie; activiteit |
| kakkoku-各国 | verscheidene landen |
| kakoi-囲い | omheining; hek |
| kakoku-過酷 | strengheid; wreedheid; verschrikking |
| kakomu-囲む | insluiten; omringen; omcirkelen; omheinen; omvatten |
| kakon-禍根 | wortel [bron; oorsprong] van het kwaad [van rampspoed; onheil; tegenspoed] |
| kaku-拡 | (in kanji combinaties) vergroting; uitbreiding |
| kaku-確 | juist; correct; feitelijk |
| kakuchi-各地 | sommige [verscheidene; diverse] gebieden [plaatsen] |
| kakuchi-客地 | reisbestemming; buitenland |
| kakuchō-拡張 | expansie; uitbreiding; verlenging; vergroting |
| kakudai-拡大 | uitbreiding; vermeerdering; (uit)vergroting |
| kakudo-確度 | (mate van) zekerheid; waarschijnlijkheid; betrouwbaarheid; nauwkeurigheid |
| kakuekiteisha-各駅停車 | stoptrein; boemeltrein |
| kakufukakusanjōyaku-核不拡散条約 | (NPV) het Non-proliferatieverdrag (het verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens) |
| kakugo-覚悟 | mentale voorbereiding [gereedheid]; paraatheid |
| kakuho-確保 | het veiligstellen [waarborgen] |
| kakujū-拡充 | uitbreiding [expansie; vergroting] (van een werkplek, productielijn, e.d.) |
| kakuobi-角帯 | een stugge obi (kimono-ceintuur) voor mannen |
| kakurekirishitan-隠れキリシタン | geheime [ondergedoken] christelijke kerkgemeenschap (tijdens de onderdrukking van het christendom door het Tokugawa shogunaat in de Edo periode) |
| kakuritsu-確率 | waarschijnlijkheid; kans |
| kakuritsubunpu-確率分布 | waarschijnlijkheidsverdeling |
| kakusa-格差 | verschil; onderscheid; ongelijkheid |
| kakusan-拡散 | verspreiding; diffusie |
| kakusan-核酸 | nucleïnezuur |
| kakushi-客思 | gemoedstoestand van een reiziger (op weg naar een bestemming) |
| kakushi-客死 | het sterven op reis [tijdens verblijf in het buitenland] |
| kakushidokoro-隠し所 | geheime bergplaats; schuilplaats; verstopplek |
| kakushiki-格式 | formaliteit; (persoonlijke, familie, etc.) gedragsregels; gedragscode |
| kakushu-各種 | allerlei [verschillende] soorten |
| kakushugakkō-各種学校 | beroepsopleiding; vakschool |
| kakusode-角袖 | (Meiji-tijdperk) een officier [agent] in burgerkleding |
| kakusu-隠す | verstoppen; verbergen; verhullen; verzwijgen; maskeren; achterhouden; geheimhouden; bedekken |
| kakutei-各停 | stoptrein; boemeltrein |
| kama-鎌 | sikkel; zeis |
| kamaeru-構える | een bepaalde houding aannemen (b.v. ter verdediging); gereed hebben; bij de hand hebben; klaar staan (om te); voorbereiden |
| kami-神 | god; godheid; goden |
| kamigakari-神懸かり | goddelijke verschijning [bezetenheid]; goddelijke geest in het lichaam van een persoon |
| kamigata-上方 | (Meiji periode) aanduiding voor de stad Kyoto |
| kamihitoe-紙一重 | een dunne scheidslijn |
| kamikaze-神風 | roekeloosheid; waaghalzerij |
| kaminazuki-神無月 | de 10de maand op de maankalender (de maand dat alle goden van Japan vanuit hun eigen gebieden in Izumo Taisha samenkomen) |
| kamioroshi-神降ろし | de uitnodiging [aanroeping] aan een god om naar een heiligdom te komen |
| kamioroshi-神降ろし | aanroeping (in een shinto heiligdom) van een medium aan een god om (tijdelijk) bezit van haar te nemen om voorspellende uitspraken te kunnen doen |
| kamisama-神様 | (figuurlijke stijlfiguur om een autoriteit op een bepaald gebied te noemen) expert; groot deskundige; meester |
| kamitsu-過密 | (overmatige) gedetailleerdheid |
| kamiwakeru-噛み分ける | onderscheid maken; begrijpen |
| kamoi-鴨居 | latei; bovenbalk (voor schuifdeuren) |
| kamoku-寡黙 | terughoudendheid; zwijgzaamheid; geslotenheid |
| kamoshika-羚羊 | gems; berggeit |
| kamosu-醸す | veroorzaken; tot stand brengen; aanleiding geven tot; teweegbrengen |
| kamotsu-貨物 | goederentrein |
| kamotsuressha-貨物列車 | goederentrein |
| kamuro-禿 | kaalheid |
| kamuro-禿 | kortgeknipt meisjeskapsel |
| kamuro-禿 | (arch.) een meisje van ongeveer 10 jaar oud, als leerling van courtisane |
| kan-款 | welwillendheid; goedheid; vriendelijkheid; oprechtheid |
| kan-澗 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 36 |
| kan-監 | wacht; waakzaamheid; observatie; surveillance |
| kana-かな | (aan het einde van een zin) ik vraag me af of; zal ik maar; zou ik |
| kana-かな | (aan het einde van een zin, met een ontkenning) ik wens dat; ik hoop dat; ik wou dat |
| kanaa-かなあ | (aan het einde van een zin) ik vraag me af of; zal ik maar; zou ik |
| kanaa-かなあ | (aan het einde van een zin, met een ontkenning) ik wens dat; ik hoop dat; ik wou dat |
| kanan-火難 | calamiteit als gevolg van brand; door brand veroorzaakte ramp |
| kanashimi-悲しみ | verdriet; bedroefdheid; smart; leed |
| kanbai-寒梅 | vroegbloeiende pruimenboom |
| kanbasu-カンバス | canvas (zeildoek) |
| kanbatsu-間伐 | uitdunning van een bos; vermindering van een bosdichtheid |
| kanben-冠冕 | aanduiding voor de officiële taken van overheidsambtenaren |
| kanben-勘弁 | geduld; tolerantie; verdraagzaamheid |
| kanbetsu-鑑別 | onderscheiding; differentiatie |
| kanbi-完備 | volledigheid; compleet zijn |
| kanbō-官房 | secretariaat (werkend) voor leidinggevende functionarissen van het kabinet [de ministeries] |
| kanbō-感冒 | verkoudheid; griep |
| kanbōchōkan-官房長官 | leider van het kabinetssecretariaat [kabinetschef] van Japan |
| kanbu-幹部 | leidinggevenden (binnen een bedrijf); directie; staf; kader |
| kanbushain-幹部社員 | staflid; kaderlid; leidinggevende |
| kanchi-奸知 | sluwheid; listigheid; bedrog |
| kanchō-漢朝 | keizerlijk hof van de Han dynastie (206 v.Chr. - 220 na Chr., China) |
| kanchō-艦長 | scheepskapitein; gezagvoerder (m.n. op een marineschip) |
| kanchō-貫長 | hoofd; leider; chef |
| kanchō-貫長 | hoofd van de keizerlijke kroniekschrijvers |
| kanchō-間諜 | spion; geheim agent |
| kandera-カンデラ | candela (eenheid van lichtsterkte) |
| kanensei-可燃性 | brandbaarheid; ontvlambaarheid |
| kanetataki-鉦叩き | het slaan met een stok [hamertje] op een kleine metalen bel [gong] (bij boeddhistische rituelen, zoals het reciteren van soetra's) |
| kanezumari-金詰まり | geldgebrek; (te) weinig geld hebben |
| kangaekomu-考え込む | in gedachte verzonken zijn; piekeren; peinzen; tobben; diep nadenken (over) |
| kangen-寛厳 | soepelheid en strengheid |
| kangen-甘言 | mooipraterij; gladde praatjes; vleierij |
| kangiku-寒菊 | Chrysanthemum indium, een winterbloeiende chrysant |
| kangun-官軍 | regeringsleger; keizerlijk leger; strijdkrachten [troepen] van de regering [keizer] |
| kangyō-官業 | staatsbedrijf; overheidsbedrijf |
| kangyo-還御 | terugreis van de keizer [shogun] (of leden van het hof) |
| kanitama-蟹玉 | een Chinees gerecht van ei (omelet) met krab en groenten |
| kanja-間者 | spion; geheim agent |
| kanjaku-閑寂 | stilte; kalmte; vredigheid |
| kanjin-勧進 | het inzamelen van donaties voor de bouw en reparatie van heiligdommen, tempels, e.d. |
| kanjin-寛仁 | grootmoedigheid; edelmoedigheid; barmhartigheid |
| kanjiru-観じる | (boeddh.) mediteren; reflecteren (op de waarheid) |
| kanjishōken-幹事証券 | de leidende effectenmakelaar [underwriter; risicobeoordelaar] bij een effectenuitgifte |
| kanjiyasui-感じ易い | gevoelig; kwetsbaar; ontvankelijk; vatbaar; beïnvloedbaar |
| kanjo-寛恕 | vrijgevigheid; gulheid |
| kanjo-寛恕 | verdraagzaamheid; tolerantie; (grootmoedige) vergeving; vergiffenis; clementie |
| kanjō-灌頂 | ceremonie waarbij een bodhisattva die de verlichting bereikt water over zijn hoofd gegoten krijgt |
| kanjō-灌頂 | onderwijzing [lering] van de geheimen van Japanse poëzie |
| kanju-官需 | behoeften van de overheid; producten of diensten die overheid nodig heeft |
| kanju-貫首 | (andere naam voor 天台座主) de hoofdpriester van de Enryaku-ji-tempel op de berg Hiei (van de Tendai-sekte) |
| kanjuku-完熟 | volle rijpheid, volle wasdom |
| kanjuku-慣熟 | meesterschap; vaardigheid; bekwaamheid |
| kanjusei-感受性 | gevoeligheid; sensibiliteit |
| kanka-換価 | (jur.) in beslag genomen eigendommen omrekenen in geld |
| kanka-看過 | veronachtzaming; toegevendheid; oogluiking |
| kankaku-扞格 | meningsverschil; verschil van mening [inzicht]; onverenigbaarheid |
| kankasuru-感化する | beïnvloeden; inspireren |
| kankatsu-寛闊 | verdraagzaamheid; meegaandheid; mildheid |
| kankatsu-管轄 | jurisdictie; (rechts)bevoegdheid; controle |
| kanken-官憲 | autoriteiten; het gezag; de overheid |
| kanken-官権 | overheidsgezag |
| kanki-乾季 | het droge seizoen |
| kankibinran-官紀紊乱 | nalatigheid [corruptie] van de ambtelijke discipline |
| kankō-寛厚 | ruimdenkendheid; vrijgevigheid; gulheid |
| kankō-緩行 | traag tempo; lage snelheid; langzame vooruitgang |
| kankō-還幸 | terugkeer van een Keizer naar het paleis |
| kankō-還幸 | terugkeer van een heilig voorwerp (shintai) naar een shinto tempel |
| kankōba-勧工場 | In de Meiji- en Taisho-periode een plek (markt, bazaar) waar vele winkels onder één dak allerlei goederen verkochten |
| kankōchi-観光地 | trekpleister; toeristische bestemming (met historische, culturele, religieuze of natuurlijke bezienswaardigheden) |
| kankōchō-官公庁 | overheidsinstanties; overheidsgebouwen; publieke instellingen; openbare instanties |
| kankōjusu-観光繻子 | satijn (geweven van zijde en katoen; in de Meiji-periode geproduceerd in de prefectuur Gunma en verkocht bij een toeristenbureau in Asakusa, Tokio) |
| kankyo-官許 | officiële goedkeuring [vergunning] (van de overheid) |
| kankyō-環境 | (leef)omgeving; (leef)milieu; omstandigheid; toestand |
| kankyōosen-環境汚染 | milieuvervuiling; milieuverontreiniging |
| kankyū-官給 | levering [geld; goederen] van de overheid |
| kanmatsu-巻末 | het slot [einde] van een boek |
| kanmei-官命 | overheidsbevel; opdracht [verordening] van de regering |
| kanmei-簡明 | beknoptheid; bondigheid |
| kanmi-甘味 | zoetheid; zoete smaak |
| kanmin-官民 | ambtenaar en burger; overheid en burgerij; publieke en particuliere sector |
| kannan-艱難 | ontberingen; moeilijkheden |
| kannazuki-神無月 | de 10de maand op de maankalender (de maand dat alle goden van Japan vanuit hun eigen gebieden in Izumo Taisha samenkomen) |
| kannei-奸佞 | doortrapheid; slinksheid; sluwheid |
| kannō-官能 | zintuiglijkheid; sensualiteit |
| kannō-感応 | gevoeligheid; sympathie; toewijding |
| kannōshugi-官能主義 | sensualisme; zinnelijkheid |
| kannyūsō-陥入爪 | ingegroeide nagel |
| kanō-可能 | mogelijkheid |
| kanōha-狩野派 | de Kanō school van Japanse schilderkunst (de meest dominante school van eind 15e eeuw tot de Meiji periode |
| kanōsei-可能性 | mogelijkheid; waarschijnlijkheid; kans |
| kanpa-看破 | inzicht; scherpzinnigheid |
| kanpatsu-煥発 | genialiteit; schittering; briljantheid |
| kanpeichūsha-官幣中社 | kanpei-chūsha (middelste klassering van een Shintō heiligdom) |
| kanpeishōsha-官幣小社 | kanpei-shōsha (lage klassering van een Shintō heiligdom) |
| kanpeitaisha-官幣大社 | kanpei-taisha (hoge klassering van een Shintō heiligdom) |
| kanpeki-完璧 | perfectie; volmaaktheid |
| kanpeki-癇癖 | heetgebakerdheid; opvliegendheid; een kort lontje; prikkelbaarheid |
| kanpi-官費 | overheidsuitgaven; staatsfondsen |
| kanryōshudō-官僚主導 | bureaucratisch leiderschap; initiatief van bureaucraten bij overheidsbeleid |
| kanryūsuru-貫流する | stromen [vloeien] (door) |
| kansei-乾性 | droogheid |
| kansei-完成 | voltooiing; vervulling; voleindiging |
| kansei-官製 | door de overheid [overheidsbedrijven; organisaties] gemaakt [vervaardigd] |
| kansei-感性 | gevoeligheid |
| kansei-慣性 | traagheid; inertie |
| kansei-閑静 | stilte; rust; kalmte; vredigheid |
| kanseiyu-乾性油 | drogende olie (met siccatief behandeld om de droogsnelheid van olieverf te verhogen) |
| kansen-官撰 | selectie en redactie van de overheid (van een gedichtenbundel, e.d.) |
| kansensuru-感染する | geïnfecteerd worden; ontstoken raken; een ziekte oplopen |
| kansetsu-間接 | indirectheid |
| kansha-感謝 | dank; dankbaarheid; waardering |
| kanshaku-癇癪 | kwaadheid; slecht humeur; geïrriteerdheid; woede-uitbarsting |
| kanshin-歓心 | blijdschap; blijheid |
| kansho-官署 | overheidskantoor; overheidsinstelling |
| kanshō-干渉 | interventie; tussenkomst; bemoeienis |
| kanshō-感傷 | sentimentaliteit; (grote) gevoeligheid |
| kanshō-環礁 | atol; (ringvormig) koraaleiland |
| kanshō-癇性 | geïrriteerdheid; lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid; slechtgehumeurd zijn |
| kanshoku-官職 | [een functie in) overheidsdienst; ambtenarij |
| kanshōsuru-干渉する | tussenbeide komen; zich mengen (in); zich bemoeien (met) |
| kantai-款待 | vriendelijke bejegening; gastvrijheid; hartelijkheid |
| kantan-簡単 | eenvoud; ongecompliceerdheid |
| kanteisho-鑑定書 | echtheidsverklaring (van een kunstwerk, e.d.) |
| kanzen-完全 | perfectie; volmaaktheid; compleetheid |
| kanzenkoyō-完全雇用 | volledige werkgelegenheid [tewerkstelling] |
| kanzenshitsugyōritsu-完全失業率 | het volledige werkloosheidspercentage (gebaseerd op het aantal mensen dat actief op zoek is naar werk) |
| kanzeon-観世音 | Avalokitesvara; Kannon (bodhisattva van barmhartigheid en mededogen |
| kanzetsu-冠絶 | uniekheid; eigenheid; ongeëvenaardheid; suprematie; onovertroffenheid |
| kanzukasa-主神 | overheidsfunctionaris die verantwoordelijk is voor Shintō-rituelen (ritsuryō-systeem) |
| kanzume-缶詰め | (in) afzondering; afgescheiden [afgesloten; apart] gehouden zijn [worden] |
| kanzuru-観ずる | (boeddh.) mediteren; reflecteren (op de waarheid) |
| kan'in-官印 | overheidsstempel |
| kan'in-官印 | stempel van een overheidsambtenaar |
| kan'in-官員 | overheidsfunctionaris; ambtenaar |
| kan'on-感恩 | dankbaarheid |
| kan'yō-寛容 | tolerantie; verdraagzaamheid; ruimdenkendheid |
| kan'yō-肝要 | belangrijkheid; essentie |
| kan'yo-関与 | deelname; betrokkenheid |
| kan'yū-官有 | staatseigendom; rijkseigendom; regeringseigendom |
| kan'yūzaisan-官有財産 | rijkseigendommen; rijksgebouwen |
| kaodashi-顔出し | aanwezigheid; verschijning |
| kaomake-顔負け | in verlegenheid gebracht; beschaamd zijn |
| kaomakesuru-顔負けする | in verlegenheid gebracht zijn; overschaduwd [beschaamd] zijn |
| kaorin-カオリン | kaolien (klei) |
| kapitan-カピタン | kapitein (van een schip) |
| karafutoshishamo-樺太柳葉魚 | lodde (soort kleine zalm, Mallotus villosus) |
| karai-辛い | pijnlijk; bitter; moeilijk |
| karakami-唐紙 | Chinees papier met patronen erop gedrukt (in de Heian periode gebruikt als schrijfpapier, en later voor het bedekken van fusuma (schuifdeuren)) |
| karakuchi-辛口 | strengheid; hardvochtigheid; scherpte |
| karamawari-空回り | vergeefse moeite; ondoelmatig [ondoeltreffend] zijn |
| karami-絡み | verstrengeling; verbintenis; interactie; betrokkenheid |
| karatsuyu-空梅雨 | een droog regenseizoen; regenseizoen met bijna geen regen |
| karatto-カラット | karaat (eenheid die de zuiverheid van goud en edelstenen aangeeft) |
| karauri-空売り | (short selling) het verkopen van effecten die men niet in eigen bezit heeft (om snel te kunnen anticiperen op koerswisselingen) |
| karaza-カラザ | chalaza; hagelsnoer (band tussen dooier en binnenste vlies van een ei) |
| kare-彼 | hij of zij; die persoon (tot aan Meiji tijdperk gebruikt); u; jij (arch.); dat (arch.) |
| karei-佳麗 | schoonheid; mooie vrouw |
| karei-華麗 | pracht; praal; grootsheid |
| karejji-カレッジ | universiteit; hogeschool |
| karen-可憐 | mooiheid; leukheid; charme; lieflijkheid |
| karen-可憐 | zieligheid; beklagenswaardigheid |
| kariba-狩り場 | jachtterrein; jachtgebied |
| kariginu-狩衣 | informele kleding van de hofadel in de Heian periode (oorspronkelijk gedragen tijdens de jacht) |
| karikomu-刈り込む | (terug)snoeien; trimmen; knotten |
| karikomu-刈り込む | oogsten (maaien [afsnoeien] en opslaan) |
| karimiya-仮宮 | een tijdelijk heiligdom [paleis] |
| karishakuhō-仮釈放 | voorwaardelijke vrijlating [invrijheidstelling] |
| karōjite-辛うじて | nauwelijks; amper; nog maar net; met moeite |
| karoyaka-軽やか | luchtigheid; elegantie; lichtheid |
| karudera-カルデラ | caldeira (grote krater van een vulkaan) |
| karuhazumi-軽はずみ | onbesuisdheid; onvoorzichtigheid |
| karukuchi-軽口 | spraakzaamheid; loslippigheid |
| karukuchi-軽口 | scherts; grapje; grappige opmerking; spitsvondigheid |
| karusa-軽さ | lichtheid; licht gewicht; geringe zwaarte |
| karuyaka-軽やか | luchtigheid; elegantie; lichtheid |
| karyō-科料 | een kleine [lage] boete (voor een lichte overtreding) |
| karyokuhatsudensho-火力発電所 | kolencentrale; elektriciteitscentrale met stoomturbine |
| kasa-枷鎖 | boei en ketting; een keten [ketting] om gevangenen aan elkaar te klinken |
| kasa-枷鎖 | (zenboeddhisme) mentale boeien; immateriële beperkingen |
| kasen-架線 | bovengrondse bedrading; (elektrische) bovenleiding; stroomleiding |
| kasha-火車 | oude Chinese stoomtrein |
| kasha-貨車 | goederenwagen; goederentrein; vrachtwagen; vrachtauto |
| kashi-かし | eindpartikel, benadrukt en versterkt de betekenis |
| kashi-下賜 | een gift [geschenk] van iemand van een hogere rang aan iemand van een lagere rang; keizerlijk geschenk |
| kashi-可視 | zichtbaarheid |
| kashi-樫 | (groenblijvende) eik; eikenboom (Fagaceae-familie) |
| kashi-瑕疵 | (jur.) gebrek; nalatigheid |
| kashi-菓子 | snoep; snoepgoed; zoetigheid |
| kashi-華氏 | Fahrenheit (graden) |
| kashidori-樫鳥 | (een bijnaam, vanwege het eikeltjes eten, voor カケス) Japanse gaai (Garrulus glandarius) |
| kashira-頭 | het hoofd; de baas; de leider |
| kashira-頭 | topdeel aan het eind van de zwaardgreep |
| kashirabun-頭分 | leider; baas |
| kashitsu-過失 | (jur.) nalatigheid; culpa |
| kashizashiki-貸座敷 | tatamikamer die verhuurd wordt voor geheime ontmoetingen tussen mannen en vrouwen; bordeel |
| kashō-寡少 | een klein beetje; bijzonder kleine hoeveelheid |
| kashō-過小 | te klein |
| kashō-過少 | te kleine hoeveelheid |
| kasō-仮葬 | provisorische begrafenis- of crematieplechtigheid |
| kaso-過疎 | onderbevolking; lage bevolkingsdichtheid; ontvolking |
| kasōgenjitsu-仮想現実 | (computer) virtuele werkelijkheid ( virtual reality, VR) |
| kasosei-可塑性 | plasticiteit |
| kasōshiki-火葬式 | crematieplechtigheid |
| kasumeru-掠める | misleiden; bedriegen; om de tuin leiden; (iets) stiekem doen |
| kasumime-翳み目 | aandoening waarbij het gezichtsvermogen is verslechterd door ouderdom, ziekte, etc.; slechtziendheid |
| kasuru-化する | beïnvloeden |
| kataho-片帆 | een verkleind [gereefd] zeil (bij harde wind e.d.) |
| kataho-片帆 | het kantelen van het zeil, bij het varen met zijwind |
| katai-固い | koppig; eigenwijs |
| katai-過怠 | (feodaal Japan) bestraffing van een fout of misdaad via geldelijke vergoeding of verplichte arbeid te voldoen |
| katame-片目 | één oog; één van beide ogen |
| katameshitsumei-片目失明 | blindheid aan één oog |
| katamichi-片道 | enkele reis |
| kataru-騙る | misleiden; bedriegen |
| katasaki-肩先 | topje [punt; uiteinde] van de schouder (begin van de bovenarm) |
| katasutorofī-カタストロフィー | ramp; catastrofe; calamiteit |
| katatataki-肩叩き | iemand lichtjes op de schouders kloppen (tegen stijfheid) |
| katatsu-下達 | (het doorgeven van instructies) van superieuren naar ondergeschikten (top-down beleidsstructuur, zonder inspraak) |
| katawa-片端 | onvolkomenheid; onvolmaaktheid |
| katawa-片端 | onbetamelijkheid; ongepastheid |
| katō-下等 | lagere klasse; lage kwaliteit; inferioriteit |
| katō-下等 | vulgariteit; grofheid |
| katsudō-活動 | activiteit; actie; beweging; inspanning; bedrijvigheid |
| katsuro-活路 | overlevingsstrategie; ontsnappingswijze; uitweg (uit moeilijkheden, impasse, e.d.) |
| katsuyaku-活躍 | activiteit; bedrijvigheid |
| katte-勝手 | handelwijze; weten hoe zich te gedragen; iets gebruiken naar eigen inzicht |
| kattō-葛藤 | problemen [moeilijkheden; onenigheid; geschillen] tussen mensen |
| kattoin-カットイン | tussen beide komen; in de rede vallen |
| kaunseringu-カウンセリング | counseling; advisering; hulpverlening; begeleiding |
| kawagoshi-川越し | door een rivier gescheiden zijn; de andere kant van de rivier |
| kawaridane-変わり種 | iets nieuws; variëteit; kruising |
| kawarimi-変わり身 | wendbaarheid; lichtvoetigheid |
| kayō-可溶 | oplosbaarheid (in een vloeistof) |
| kayoiji-通い路 | (hist.) hoofdweg met poststations en pleisterplaatsen |
| kayou-通う | heen- en weer gaan [reizen]; pendelen; forenzen |
| kazagoe-風邪声 | (door verkoudheid veroorzaakte) hese stem |
| kazarike-飾り気 | aanstellerij; vertoon; gekunsteldheid |
| kazashio-風潮 | getijde waarbij het waterpeil van de zee stijgt als gevolg van harde wind vanuit de zee richting het land |
| kazatooshi-風通し | openheid; goede communicatie |
| kaze-風邪 | verkoudheid; kou(tje); influenza |
| kazegusuri-風邪薬 | medicijn tegen verkoudheid |
| kazein-カゼイン | caseïne |
| kazeitan'i-課税単位 | fiscale eenheid; belastingeenheid; eenheid van belasting |
| kazeke-風邪気 | lichte verkoudheid; koutje |
| kazetooshi-風通し | openheid; goede communicatie |
| kazō-加増 | toename; uitbreiding (van toelage, bezit, domein, e.d.) |
| kazoekirenai-数え切れない | ontelbaar; talloos; oneindig veel |
| kazu-数 | hoeveelheid; aantal; getal (taalkunde) |
| kazu-数 | enige; sommige; verscheidene |
| kazukeru-被ける | iemand de schuld [verantwoordelijkheid] geven |
| kazunoko-数の子 | haringkuit; haring eitjes |
| kā・torein-カー・トレイン | autotrein; autoslaaptrein |
| kē-ケー | K, symbool voor kelvin (eenheid van temperatuur) |
| kebiishi-検非違使 | (arch.) hoofd van de politie en rechtbank (Heian en Kamakura periode) |
| kebyō-仮病 | het simuleren [veinzen] van een ziekte |
| kechi-けち | zuinigheid; gierigheid; krenterigheid; spaarzaamheid |
| kechigan-結願 | (boeddh.) het einde [de laatste dag] van de rituelen van bidden tot [het doen van geloften aan] Boeddha |
| kedo-けど | toch? (een partikel aan het eind van een elliptische zin waarmee de reactie van de gesprekspartner gepeild wordt) |
| kegare-汚れ | (spirituele) verontreiniging [onreinheid] |
| kegasu-汚す | onteren; ontheiligen; bezoedelen; aantasten |
| kehaegusuri-毛生え薬 | haargroeimiddel |
| kei-京 | eenheid van getal, 10 tot de macht 16 |
| keibai-競売 | (door rechtbank georganiseerde) veiling; openbare verkoping |
| keibaku-繋縛 | (iemand) vastbinden; boeien; ketenen |
| keiben-軽便 | (afk. voor) smalspoor (trein) |
| keibentetsudō-軽便鉄道 | smalspoor (trein) |
| keibi-警備 | bewaking; beveiliging |
| keibi-軽微 | geringe mate; onbeduidendheid |
| keibihoshō-警備保障 | beveiligingsdienst; veiligheidsdienst |
| keibiishi-検非違使 | (arch.) hoofd van de politie en rechtbank (Heian en Kamakura periode) |
| keibu-警部 | inspecteur van politie; politieinspecteur |
| keidai-境内 | binnen het terrein [complex] van een tempel [heiligdom] |
| keidenki-継電器 | (elektriciteit) relais |
| keieisaikōsekininsha-経営最高責任者 | bestuursvoorzitter; leidinggevende directeur, CEO (chief executive officer) |
| keieisha-経営者 | manager; bedrijfsleider; eigenaar |
| keien-敬遠 | respectvolle afstand (tussen personen); het iemand omzeilen; in een boog om iemand heen lopen |
| keigo-警護 | bescherming; beveiliging |
| keigo-警護 | lijfwacht; beveiliger |
| keihaku-軽薄 | wispelturigheid; frivoliteit; oppervlakkigheid; lichtzinnigheid; onoprechtheid |
| keihō-軽砲 | licht geschut; lichte artillerie; klein kaliber wapen |
| keiji-刑事 | strafbaar feit |
| keijidōsha-軽自動車 | kleine [compacte] auto; licht voertuig; minicar |
| keijisekinin-刑事責任 | strafrechtelijke aansprakelijkheid |
| keijō-敬譲 | respect en nederigheid tonen t.o.v. een ander |
| keijō-警乗 | (politie)bewaking [beveiliging] in openbaar vervoer [m.n. treinen] |
| keijōrieki-経常利益 | reguliere [terugkerende] winsten (voortvloeiend uit de gewone bedrijfsactiviteiten van een onderneming) |
| keikai-警戒 | waaksheid; waakzaamheid |
| keikaikan-警戒感 | waakzaamheid; alertheid; behoedzaamheid |
| keikaishin-警戒心 | behoedzaamheid; waakzaamheid; alertheid |
| keikakukeizai-計画経済 | planeconomie; geleide economie |
| keikakusei-計画性 | planmatigheid |
| keikan-挂冠 | ontslagname [aftreden] uit een overheidsfunctie [ambt] |
| keikei-炯炯 | doordringendheid |
| keiken-敬虔 | vroomheid; eerbiedigheid; devotie |
| keiki-京畿 | gebied(en) in de buurt van Kyoto [van het keizerlijk paleis} |
| keiki-契機 | gelegenheid; kans |
| keiki-景気 | zakelijke activiteit; (goede) financiële markt [economie] |
| keiki-景気 | levendigheid; energie; enthousiasme |
| keikifuyōseisaku-景気浮揚政策 | economisch herstelbeleid |
| keikijōshō-景気上昇 | economische opleving [bloei] |
| keikō-傾向 | neiging; tendens; trend |
| keikō-径行 | rechtlijnigheid; spontaniteit |
| keikō-携行 | het iets meenemen [bij zich dragen] (tijdens een reis, tocht, e.d.) |
| keikoku-渓谷 | bergvallei; (diep) dal |
| keikyoku-荊棘 | obstakel; bron van moeilijkheden; doorn (in het oog) |
| keimanshotō-ケイマン諸島 | Kaaimaneilanden |
| keimu-警務 | militaire politie (afkorting van keimukan) |
| keimukan-刑務官 | cipier; gevangenisbewaarder; detentiebegeleider |
| keiran-鶏卵 | kippenei |
| keirin-競輪 | Keirin (discipline in het baanwielrennen) |
| keiro-毛色 | situatie; omstandigheid; soort; type; aard; karakter |
| keirōdō-軽労働 | lichte arbeid; licht werk |
| keiryū-渓流 | een stroom [rivier] in een bergvallei |
| keisai-荊妻 | (nederig taalgebruik t.o.v. een hoger geplaatste) mijn (eigen) vrouw |
| keisei-傾城 | beeldschone vrouw; schoonheid |
| keiseki-蛍石 | fluoriet; vloeispaat |
| keisenfuhyō-係船浮標 | meerboei; tuiboei (scheepvaart) |
| keishi-京師 | (keizerlijke) hoofdstad; Kyoto |
| keishiki-形式 | vorm; frame; raamwerk; formaliteit |
| keishikibi-形式美 | schoonheid van vorm; uiterlijke schoonheid |
| keishitsu-形質 | eigenschap; vorm; kenmerk |
| keishō-軽少 | kleinigheid; een beetje |
| keishoku-軽食 | een lichte [kleine] maaltijd; snelle hap; tussendoortje |
| keisotsu-軽率 | onvoorzichtigheid; lichtvaardigheid; onbesuisdheid |
| keitei-径庭 | (groot) verschil; kloof; discrepantie; ongelijkheid |
| keiten-経典 | heilige geschriften in een religie (zoals de Bijbel, de Koran, e.d.) |
| keito-毛糸 | wollen draad; breiwol |
| keizaidantairengōkai-経済団体連合会 | Nippon Keidanren, een Japanse organisatie die tot doel heeft de economische groei in en buiten Japan duurzaam te stimuleren |
| keizaikatsudō-経済活動 | economische bedrijvigheid [activiteit] |
| keizaiseichōritsu-経済成長率 | mate [percentage] van economische groei |
| kejime-けじめ | onderscheid; verschil; scheidslijn |
| kekkan-欠陥 | nalatigheid; tekortkoming; gebrek; onvolkomenheid; defect; tekort; ontoereikendheid |
| kekkaron-結果論 | oordeel [mening; advies] achteraf geformuleerd, nadat de feiten [resultaten] bekend zijn |
| kekkin-欠勤 | verzuim (van werk); absentie; afwezigheid (zonder toestemming) |
| kekku-結句 | uiteindelijk; tenslotte |
| kekkyoku-結局 | uiteindelijk; op den duur; tenslotte |
| kemari-蹴鞠 | een balsport, waarbij de bal de grond niet mag raken, gespeeld door Japanse hovelingen aan het keizerlijk hof (Heian periode) |
| kemikaru-ケミカル | chemisch; scheikundig |
| kemikaru・shūzu-ケミカル・シューズ | schoeisel vervaardigd van synthetische materialen; kunstleren schoenen |
| ken-間 | lengte eenheid (ca. 1.818 meter) |
| kenage-健気 | dapperheid; edelmoedigheid |
| kenasu-貶す | afkraken; afbrekende kritiek hebben op; kleineren |
| kenba-犬馬 | (bescheiden term om naar zichzelf te verwijzen) ik; (uw) dienaar |
| kenban-検番 | bemiddelingsbureau [kantoor] voor geisha's |
| kenban-検番 | een geregistreerde [ervaren] geisha |
| kenbangeisha-検番芸者 | een geregistreerde [ervaren] geisha |
| kenbiishi-検非違使 | (arch.) hoofd van de politie en rechtbank (Heian en Kamakura periode) |
| kenbutsu-見物 | het bezoeken van bezienswaardigheden; sightseeing |
| kenchō-県庁 | overheidskantoor van de prefectuur; provinciehuis |
| kenden-喧伝 | verspreiding (nieuws etc.); het verkondigen; rondbazuinen |
| kendon-慳貪 | gebrek aan mededogen; wreedheid; onvriendelijkheid; kwaadaardigheid |
| kenen-懸念 | angst; zorg; bezorgdheid; vrees |
| kenen-縣念 | bezorgdheid; ongerustheid; vrees; zorg |
| kengai-圏外 | buiten bereik [ontvangstgebied] |
| kengai-懸崖 | een steile [overhangende] rotswand [klif] |
| kengaku-見学 | studiereis; werkbezoek; leren door werkzaamheden te observeren in de praktijk |
| kengen-建言 | een petitie [voorstel; suggestie; mening] geven aan een hogere ambtenaar [overheidsinstantie] |
| kengen-権限 | bevoegdheid; jurisdictie |
| kengu-賢愚 | wijsheid en domheid; de wijze [slimme] en de dwaze [domme] |
| kengyō-兼業 | bijbaan; nevenactiviteit(en) |
| kengyō-検校 | toezichthouder bij administratieve zaken van een heiligdom of tempel |
| kenjiru-献じる | een offer brengen aan een godheid of Boeddha |
| kenjō-謙譲 | nederigheid; bescheidenheid |
| kenka-喧嘩 | ruzie; onenigheid |
| kenkai-狷介 | koppigheid; eigenwijsheid |
| kenkan-顕官 | een hoge overheidsfunctionaris [ambtenaar] |
| kenkō-健康 | gezondheid; fitheid; in goede conditie zijn |
| kenkō-軒昂 | vrolijkheid; opgewektheid; levendigheid |
| kenkōjōtai-健康状態 | lichamelijke conditie; staat van gezondheid; gezondheidstoestand |
| kenkyō-牽強 | verdraaiing van de feiten; kromme redenatie |
| kenkyo-謙虚 | bescheidenheid; nederigheid |
| kenmaku-剣幕 | dreigende [boze] blik [houding] |
| kenmei-賢明 | wijsheid; scherpzinnigheid; oordeelkundigheid; intelligentie |
| kennai-圏内 | binnen bereik [ontvangstgebied] |
| kenninfubatsu-堅忍不抜 | doorzettingsvermogen; volharding; vastberadenheid |
| kenninjigaki-建仁寺垣 | omheining van bamboe (zoals voor het eerst gebruikt bij de Kenninji-tempel) |
| kennō-権能 | autoriteit; macht; bevoegdheid |
| kennon-剣吞 | risico; onzekerheid; gevaar |
| kenpei-権柄 | macht; gezag; autoriteit |
| kenpin-検品 | goedereninspectie; inspectie van de kwaliteit en kwantiteit van producten |
| kenpōkinenbi-憲法記念日 | Dag van de Grondwet (in Japan op 3 mei) |
| kenran-絢爛 | pracht; bloemrijkheid; oogverblindendheid |
| kenren-眷恋 | sterke gehechtheid [liefde; affectie] |
| kenri-権利 | recht: bevoegdheid; aanspraak; privilege |
| kenri-権利 | macht; autoriteit; gezag |
| kenrō-堅牢 | stevigheid; duurzaamheid |
| kenro-険路 | steile [hellende] weg [straat]; steil pad |
| kenryokubunritsu-権力分立 | scheiding der machten |
| kenshiki-見識 | scherpzinnigheid; oordeelkundigheid; inzicht |
| kenshiki-見識 | ijdelheid; verwaandheid |
| kenshin-検針 | opname van de (gas-, water-. elektriciteits-)meterstand |
| kenshin-見神 | mystiek godsbesef (het voelen van de aanwezigheid van God) |
| kenshinsuru-検針する | de (gas-, water-. elektriciteits-)meterstand opnemen |
| kenshō-健勝 | goede gezondheid |
| kenshō-見性 | (zen-boeddhisme) het zien van de eigen ware aard |
| kenshun-険峻 | een steile, ruige plek |
| kenshun-険峻 | steil (en ruig) zijn |
| kenso-険阻 | steil [ruig] zijn |
| kenso-険阻 | steil [ruig] terrein [stuk grond] |
| kenson-謙遜 | bescheidenheid; ingetogenheid |
| kentai-倦怠 | vermoeidheid; lusteloosheid |
| kentai-兼帯 | veelzijdige bruikbaarheid; dubbele functie; tweeledig doel |
| kentan-健啖 | grote eetlust; gulzigheid; vraatzucht |
| kenzai-健在 | in goede gezondheid [conditie]; (nog steeds) krachtig [sterk; actief] |
| kenzai-顕在 | duidelijke zichtbaarheid [aanwezigheid]; onmiskenbaarheid; gemanifesteerd [geopenbaard] zijn |
| kenzen-健全 | gezondheid |
| kenzen-顕然 | duidelijkheid; opvallendheid |
| kenzetsu-懸絶 | groot verschil; aanzienlijk onderscheid |
| kenzuru-献ずる | een offer brengen aan een godheid of Boeddha |
| ken'aku-険悪 | gevaarlijk [hard; zwaar; ernstig; hachelijk; kritiek; dreigend] zijn |
| ken'ei-兼営 | nevenberoep; nevenactiviteit |
| ken'ei-献詠 | het opdragen van een gedicht aan een vorst, heiligdom, e.d. |
| ken'ei-献詠 | een gedicht opgedragen aan een vorst, heiligdom, e.d. |
| ken'i-権威 | gezag; autoriteit; macht |
| ken'i-権威 | kenner van; expert [meester; autoriteit] in |
| ken'yaku-倹約 | zuinigheid; spaarzaamheid |
| ken'yō-兼用 | het gebruik van iets voor verschillende doeleinden |
| ken'yoku-謙抑 | bescheidenheid; nederigheid |
| keosareru-気圧される | geïmponeerd [geintimiteerd] worden; zich (door iemand) overweldigd [overrompeld voelen] |
| keppaku-潔白 | onschuldigheid; integriteit; puurheid |
| keppan-血判 | met bloed bezegelen (om trouw en saamhorigheid te zweren) |
| keroido-ケロイド | keloïd (verdikking op de huid door overmatige groei van littekenweefsel) |
| keru-蹴る | weigeren; afwijzen; verwerpen |
| keshōhin-化粧品 | schoonheidsproduct; cosmetisch product |
| kesō-懸想 | verliefdheid |
| kessaku-傑作 | (van) een bizarre [vreemde; eigenaardige] kwaliteit zijn |
| kesseki-欠席 | afwezigheid |
| kessho-血書 | het schrijven met (eigen) bloed; een document geschreven met bloed |
| kesshōka-結晶化 | kristallisatie; kristalgroei |
| kessoku-結束 | vereniging; eenheid; solidariteit |
| kesuta-ケスタ | (geologie) cuesta (steilwandige reliëfvorm, asymmetrische berg of heuvel) |
| ketsu-穴 | achtereind; achterste stuk |
| ketsugo-結語 | conclusie; afronding; eindresultaat; slotopmerkingen; epiloog |
| ketsui-決意 | besluit; (vast) voornemen; bedoeling; vastberadenheid |
| ketsujo-欠如 | gebrek; tekort; afwezigheid (van iets); ontbering |
| ketsumatsu-結末 | voltooiing; afwerking; totstandbrenging; realisering; eindresultaat; einde; afloop |
| ketsurei-欠礼 | het nalaten iemand te begroeten [te complimenteren]; gebrek aan respect [beleefdheid; manieren] |
| ketsuro-血路 | manier om moeilijkheden te overwinnen [om te overleven] |
| kettei-闕庭 | keizerlijke tuin; paleistuin |
| keu-稀有 | zeldzaamheid |
| kewashii-険しい | steil (van een helling, e.d.); moeilijk; zwaar |
| ki-希 | zeldzaamheid |
| ki-機 | kans; gelegenheid |
| ki-毅 | (in kanji combinaties) sterk; krachtig; eigenzinnig |
| ki-気 | neiging; voorkeur; interesse |
| kiake-忌明け | het einde van de rouwperiode (na een overlijden) |
| kiba-木場 | houthandel; hout opslagterrein |
| kibarashi-気晴らし | afleiding; ontspanning; amusement |
| kibasami-木鋏 | snoeischaar; tuinschaar |
| kibataraki-気働き | tact; meelevendheid; (snel van) begrip; inzicht |
| kibera-木べら | houten modelleergereedschap voor klei; modelleerhoutje |
| kibi-機微 | fijne punten; subtiliteiten; nuances |
| kibi-機微 | geheimen; innerlijke kenmerken |
| kibiki-忌引 | afwezigheid [verlof] van werk of school vanwege rouw |
| kibin-機敏 | gevatheid |
| kibone-気骨 | bezorgdheid; angst; nervositeit |
| kibutsusonkai-器物損壊 | eigendomsschade, schade aan iemands eigendom |
| kibyō-奇病 | zeldzame ziekte (waarvan oorzaak en geneesbaarheid niet bekend zijn) |
| kichi-既知 | bekendheid; (algemeen) bekend zijn |
| kichijōsō-吉祥草 | reineckea (Reineckea carnea) |
| kido-輝度 | (mate van) helderheid [licht] |
| kidōsha-気動車 | een dieseltrein; een trein met een verbrandingsmotor |
| kidōtai-機動隊 | oproerpolitie; mobiele eenheid |
| kieiru-消え入る | geleidelijk vervagen [verdwijnen; afnemen]; wegsterven |
| kifu-寄付 | schenking; donatie (aan tempels, heiligdommen, kerken, scholen, etc.) |
| kigaru-気軽 | luchthartigheid; zorgeloosheid |
| kigo-季語 | seizoenwoord (voor verwijzingen naar seizoenen in Japanse gedichten) |
| kigo-綺語 | (boedddh., een van de tien kwaden) loze woorden die indruisen tegen de waarheid; iets mooier voorstellen dat het is |
| kigokoro-気心 | temperament; geaardheid; karakter; inborst |
| kigu-危惧 | angst; vrees; bezorgdheid |
| kigurai-気位 | hooghartigheid; arrogantie; trots |
| kigurō-気苦労 | mentale uitputting (door zorg(en), angst, ongerustheid, etc.) |
| kigyō-機業 | weefnijverheid; textielindustrie |
| kigyōhimitsu-企業秘密 | bedrijfsgeheim; handelsgeheim; fabrieksgeheim |
| kigyōsekinin-企業責任 | maatschappelijk verantwoord ondernemen; collectieve verantwoordelijkheid |
| kihai-気配 | attentie; hartelijkheid |
| kihaku-希薄 | gebrek aan enthousiasme [aandacht; inhoud]; slap [ongeïnteresseerd] zijn |
| kihaku-気迫 | levenskracht; vitaliteit; geestelijke energie; moed; durf |
| kihan-帰帆 | een zeilschip op de terugvaart; een naar de thuishaven terugkerende zeilboot |
| kihonhōshin-基本方針 | basis richtlijn; standaard beleid |
| kiippon-生一本 | zuiverheid; puurheid; eerlijkheid; rechtlijnigheid |
| kiji-生地 | eigen [natuurlijke] eigenschap(pen) [aanleg] |
| kijiku-機軸 | het middelpunt [centrum] van activiteit |
| kijitsu-期日 | vastgestelde datum (voor betaling, houdbaarheid, e.d.)\ |
| kijō-気丈 | vastberaden [eigenzinnig; standvastig; wilskrachtig] zijn |
| kijutsu-奇術 | toverkunst; goochelarij; goocheltruc; vingervlugheid |
| kikai-機会 | gelegenheid; kans |
| kikan-貴官 | respectvolle term voor het persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon, wordt gebruikt voor overheidsfunctionarissen, militair personeel, e.d. |
| kikashokubutsu-帰化植物 | een exoot; een uitheemse plant (die buiten zijn eigen verspreidingsgebied groeit) |
| kiken-危険 | gevaar; risico; bedreiging |
| kikigurushii-聞き苦しい | pijnlijk [onaangenaam; moeilijk] om te horen |
| kikikan-危機感 | gevoel van dreigend gevaar [onheil] |
| kikimono-聞き物 | iets dat de moeite waard [belangrijk] is om te horen |
| kikinikui-聞き難い | moeilijk hoorbaar [om te horen] zijn |
| kikitori-聞き取り | luistervaardigheid in [auditief begrip van] een vreemde taal |
| kikiwake-聞き分け | het goed luisteren; redelijkheid; volgzaamheid |
| kikiwakeru-聞き分ける | goed kunnen horen; geluiden goed kunnen onderscheiden |
| kikizurai-聞き辛い | moeilijk te horen [verstaan; vragen] |
| kikkake-切っ掛け | signaal [teken; aanwijzing; gelegenheid] om iets te beginnen; oorzaak; motief |
| kikkake-切っ掛け | bezieling; ijver; vitaliteit; wilskracht |
| kikkō-拮抗 | rivaliteit; concurrentie; competitie |
| kikkutsu-詰屈 | moeilijk te begrijpen zijn |
| kikō-季候 | het weer [klimaat] van een seizoen |
| kikō-帰航 | terugreis; thuisreis |
| kikō-紀行 | reisverslag; reisverhaal |
| kikoku-帰国 | remigratie; terugkeer naar eigen land; thuiskomst |
| kikokusuru-帰国する | remigreren; naar eigen land terugkeren |
| kikotsu-奇骨 | excentriek zijn; excentrieke persoonlijkheid |
| kikotsu-気骨 | innerlijke kracht; morele ruggengraat; standvastigheid; onverzettelijkheid; sterke persoonlijkheid; sterk karakter |
| kiku-危懼 | vrees; angst; bezorgdheid |
| kikubari-気配り | aandacht; waakzaamheid; zorg (voor anderen) |
| kikubiyori-菊日和 | (lett. chrysanten-weer) (helder) herfstweer (wanneer de chrysanten bloeien) |
| kikunigana-菊苦菜 | cichorei (Cichorium intybus) |
| kikusuru-掬する | (water) scheppen met beide handen |
| kikyō-奇矯 | excentriek zijn; excentriek gedrag; onvoorspelbaarheid; onberekenbaarheid |
| kikyō-帰京 | terugkeer naar de hoofdstad (voor de Meiji-periode was dat Kyoto, daarna Tokio) |
| kikyō-棄教 | apostasie; afvalligheid van het geloof; geloofsverzaking |
| kikyū-企及 | poging [inspanning] (om iets te bereiken, je achterstand in te halen, of gelijk te komen) |
| kimagure-気紛れ | gril; wispelturigheid; grilligheid; impulsiviteit |
| kimagure-気紛れ | veranderlijkheid; wisselende omstandigheden |
| kimakase-気任せ | het de eigen wil [zin; voorkeur] volgen [doen] |
| kimama-気儘 | koppigheid; egoïsme; eigenbelang |
| kimama-気儘 | zorgeloosheid; onbekommerdheid |
| kimatsu-期末 | het einde van een termijn [periode] |
| kimatsushiken-期末試験 | tentamen aan het eind van een semester |
| kimayoi-気迷い | besluiteloosheid |
| kimedokoro-決め所 | het belangrijkste [cruciale] punt, het punt dat de doorslag kan geven; de perfecte gelegenheid [kans] |
| kimete-決め手 | doorslaggevende [beslissende] factor; doorslaggevend bewijs [feit] |
| kimi-気味 | neiging (tot); zweem; schijn; vleugje; glimp |
| kimi-黄身 | dooier; eigeel |
| kimigayo-君が代 | keizerlijke heerschappij via een familielijn voortgezet in een voortdurende tijdsperiode |
| kimijika-気短 | opvliegendheid; lichtgeraaktheid; ongeduldigheid |
| kimitsu-機密 | geheim; geheime informatie; geheimhouding |
| kimitsubunsho-機密文書 | vertrouwelijke [geheime] documenten |
| kimitsuhi-機密費 | geheime begroting [fondsen] |
| kimitsuhoji-機密保持 | geheimhouding; vertrouwelijkheid |
| kimitsuhojikeiyaku-機密保持契約 | geheimhoudingsovereenkomst; geheimhoudingsverklaring |
| kimitsujikō-機密事項 | vertrouwelijke [geheime] zaken |
| kimitsusei-気密性 | luchtdichtheid |
| kimitsushorui-機密書類 | vertrouwelijke [geheime] documenten |
| kimiwarugi-気味悪気 | een slecht [onheilspellend] gevoel |
| kimodameshi-肝試し | dapperheidstest; test van iemands moed |
| kimon-奇問 | een vreemde [onverwachte] vraag; een moeilijke [lastige] vraag |
| kimon-鬼門 | zwakheid; zwak punt; gebrek |
| kimuzukashii-気難しい | kieskeurig; veeleisend; moeilijk (van karakter) |
| kimyō-奇妙 | eigenaardigheid; merkwaardigheid |
| kin-僅 | (in kanji combinaties) kleine hoeveelheid; een beetje; gering; weinig |
| kin-謹 | respectvol; bescheiden |
| kinakusai-きな臭い | verbrande [verschroeide] geur |
| kinakusai-きな臭い | dreigende [gespannen] sfeer (fig. de geur van buskruit, doet denken aan oorlog) |
| kinbō-近傍 | buurt; (naaste) omgeving; nabijheid |
| kinchō-緊張 | spanning; nervositeit |
| kinchoku-謹直 | plichtsgetrouwheid; zorgvuldigheid; nauwgezetheid; eerlijkheid; integriteit |
| kinda-勤惰 | ijver en luiheid; aanwezigheid en afwezigheid (op het werk) |
| kindengyokurō-金殿玉楼 | een kostbaar gedecoreerd paleis; prachtig [majestueus] gebouw |
| kingan-近眼 | bijziendheid; myopie |
| kinhin-経行 | (zen-boeddh.) loopmeditatie (m.n. als afwisseling met zitmeditatie (zazen) om slaperigheid te voorkomen) |
| kinin-帰任 | (na een tijdelijke afwezigheid) het terugkeren naar [opnieuw opnemen van] een functie [betrekking; dienst] |
| kininaru-気になる | geïnteresseerd zijn in; nieuwsgierig zijn naar |
| kininaru-気になる | zin hebben in [om]; geneigd zijn om |
| kinisuru-気にする | zich zorgen maken over; ergens om geven; zich bemoeien met |
| kinji-矜持 | zelfrespect; trots; waardigheid |
| kinjo-近所 | buurt; omgeving; nabijheid |
| kinken-勤倹 | ijver en soberheid; vlijt en zuinigheid |
| kinki-錦旗 | keizerlijke standaard [vaandel] |
| kinkokei-禁固刑 | gevangenisstraf (zonder gedwongen arbeid) |
| kinori-気乗り | geïnteresseerd zijn (in); zin hebben om iets te doen; enthousiasme |
| kinpen-近辺 | (naaste) omgeving; buurt; nabijheid |
| kinriseisaku-金利政策 | rentebeleid |
| kinrō-勤労 | werk; arbeid |
| kinrōkanshanohi-勤労感謝の日 | Dag van de Arbeid (in Japan op 23 november) |
| kinrōsha-勤労者 | arbeider |
| kinrōshotoku-勤労所得 | inkomen uit arbeid |
| kinsa-僅差 | een kleine marge; klein verschil |
| kinsei-均整 | (juiste) verhouding; proportie; evenredigheid |
| kinsetsu-近接 | nabijheid |
| kinshi-近視 | bijziendheid; myopie |
| kinshigan-近視眼 | bijziendheid |
| kinshigan-近視眼 | (fig.) kortzichtigheid |
| kinshigyokuyō-金枝玉葉 | keizerlijke familie [nakomelingen] |
| kinshitsu-均質 | homogeniteit |
| kinshō-僅少 | een klein aantal; kleine hoeveelheid; slechts een paar |
| kinshōsa-僅少差 | gering verschil; kleine marge |
| kinshukuseisaku-緊縮政策 | bezuinigingsbeleid; bezuinigingsmaatregelen |
| kintai-勤怠 | ijver en luiheid; aanwezigheid en afwezigheid op het werk |
| kinzanjimiso-金山寺味噌 | Kanzanji-miso (vernoemd naar de bereidingswijze in de Kinzanji, een tempel in China) |
| kinzen-欣然 | vreugde; blijheid; vrolijkheid |
| kin'ei-禁衛 | de bewaking [bewakers] van het keizerlijk paleis |
| kin'i-金位 | zuiverheid van goud |
| kin'in-近因 | directe oorzaak; aanleiding |
| kin'in-金員 | (hoeveelheid) geld; geldbedrag |
| kin'itsu-均一 | uniformiteit; eenvormigheid; gelijkheid |
| kin'yūseisaku-金融政策 | financieel [monetair] beleid |
| kin'yūseisakukōchokuka-金融政策硬直化 | de onbuigzaamheid [verstarring] van het monetair beleid |
| kin'yūsōsa-金融操作 | financiële operatie (m.n. een specifiek pakket van maatregelen van een centrale bank om de liquiditeit in het bankverkeer te vergroten of verkleinen) |
| kiokure-気後れ | verlegenheid; gêne; schroom; gebrek aan zelfvertrouwen |
| kiomo-気重 | inactiviteit op de aandelenmarkt; stagnerende handel |
| kirau-嫌う | ontwijken; onderscheid maken |
| kirei-奇麗 | schoonheid |
| kireidokoro-奇麗所 | geisha |
| kireizuki-奇麗好き | (iemand met) een voorkeur voor netheid |
| kireji-切れ字 | slotwoord aan het einde van een Japans gedicht (haiku, renga, e.a.) om een bepaald gevoel uit te drukken (b.v. 'kana') |
| kireji-切れ痔 | aambei(en) |
| kiri-切り | einde; grens; limiet |
| kiriageru-切り上げる | beëindigen; stoppen (met); afronden |
| kiridooshi-切り通し | een weg een door bergachtig [heuvelachtig] terrein [landschap] |
| kirifuki-霧吹き | sproeier; verstuiver; vernevelaar |
| kirifuki-霧吹き | het sproeien; verstuiven; vernevelen |
| kirigishi-切り岸 | steile klip [klif; rots] |
| kirihanasu-切り放す | (in gedachten) scheiden [uit elkaar houden]; als twee aparte dingen beschouwen |
| kiriharau-切り払う | weghakken; wegsnoeien; wieden; (grond) vrijmaken (van bomen, onkruid, etc.) |
| kiriishi-切り石 | uitgebeitelde [uitgehakte] steen; flagstone |
| kirime-切り目 | eind; slot |
| kirinashi-限無し | eindeloos; grenzeloos; onbeperkt |
| kiritoru-切り取る | afsnijden; uitsnijden; snoeien; uitknippen |
| kirorittoru-キロリットル | kiloliter (kl, volume-eenheid) |
| kirowatto-キロワット | kilowatt (kW, eenheid van elektrisch arbeidsvermogen) |
| kiru-切る | ophouden; beëindigen; ophangen; verbreken; afbreken; uitdoen; uitzetten; (iem.) ontslaan |
| kiruku-キルク | kurk (materiaal, van de bast van de kurkeik) |
| kiryō-器量 | iemands capaciteiten [competentie] |
| kiryo-羈旅 | reis; het reizen |
| kiryo-羈旅 | een term in Japanse gedichten (wake, haiku) die verwijst naar de gevoelens van reizen |
| kiryoku-気力 | energie; kracht; vitaliteit; durf; wilskracht |
| kisai-機才 | gevatheid; spitsvondigheid; vlugheid van begrip |
| kisaki-后 | keizerin; koningin; prinses-gemalin |
| kisanji-気散じ | afleiding; ontspanning |
| kisei-希世 | zeldzaamheid; bijzonderheid |
| kisetsu-季節 | seizoen; jaargetijde |
| kisetsurōdō-季節労働 | seizoenarbeid; seizoenwerk |
| kisha-喜捨 | een (charitatieve) donatie (m.n. aan een tempel of heiligdom); aalmoes |
| kisha-汽車 | trein; stoomtrein |
| kishagurabu-記者グラブ | Japanse pers-club; groep verslaggevers van specifieke nieuwsorganisaties (met bronnen bij de overheid en bedrijven) |
| kishidō-騎士道 | ridderschap; ridderlijkheid |
| kishin-寄進 | donatie [schenking; gift] aan een tempel of heiligdom |
| kishin-帰心 | de wens [heimwee; het verlangen] om terug te keren naar je geboorteplaats of geboortehuis |
| kishōsei-希少性 | zeldzaamheid |
| kisuru-帰する | resulteren in; leiden tot; aankomen bij; komen tot (een conclusie) |
| kitai-希代 | zeldzaamheid; bijzonderheid |
| kitō-亀頭 | (lett. schildpaddenkop) glans; eikel (van de penis) |
| kitsu-詰 | (on-lezing; in kanji combinaties) vooroverbuigen; bukken; krom [moeilijk te begrijpen] zijn |
| kiyō-器用 | bekwaamheid; handigheid |
| kiyō-紀要 | door universiteiten of onderzoeksinstellingen gepubliceerde uitgave (met artikelen, onderzoeksverslagen, etc.) |
| kiyū-杞憂 | ongegronde bezorgdheid; onnodige angst [vrees] |
| kizamu-刻む | fijn snijden; in kleine stukjes snijden [hakken] |
| kizamu-刻む | graveren; kerven; beitelen; uitsnijden |
| kizukai-気遣い | zorg; bedachtzaamheid; attentheid; voorkomendheid |
| kizukai-気遣い | angst; vrees; bezorgdheid; nervositeit |
| ko-個 | stuk (woord voor het tellen van allerlei voorwerpen, zoals zeep, cake, fruit) |
| kō-公 | lord [heer, vorst, meester] (achter voornaam of eigennaam) |
| kō-后 | (in kanji combinaties) vorstin; keizerin; vorst; keizer; lokale god |
| ko-小 | (voorvoegsel) klein; smal; weinig; een beetje |
| kō-弘 | (in kanji combinaties) uitgebreid; wijd; groot; uitgespreid |
| kō-溝 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 32 |
| koaji-小味 | kleine prijsschommelingen op de handelsmarkt |
| koakinai-小商い | kleine onderneming; kleinschalig bedrijf [project] |
| kōan-公安 | nationale [publieke, openbare] veiligheid [vrede] |
| kōanbu-公安部 | politie (Afdeling Openbare Veiligheid) |
| kōanchōsachō-公安調査庁 | (Public Security Intelligence Agency; PSIA) Agentschap voor onderzoek openbare veiligheid |
| kōan'iinkai-公安委員会 | commissie voor openbare veiligheid |
| koatari-小当たり | het uithoren; (fig.) peilen; poolshoogte nemen |
| koatari-小当たり | kleine jackpot (bij pachinko) |
| kōatsu-高圧 | (elektriciteit) hoogspanning |
| kōatsusen-高圧線 | hoogspanningsleiding; hoogspanningskabel; hoogspanningslijn |
| koaza-小字 | kleine bestuurlijke eenheid [klein administratief onderdeel] van een dorp, gemeente, etc |
| koa・shisutemu-コア・システム | bouwconstructiesysteem, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen (machinekamers, trappen, toiletten, liften) middenin een gebouw worden geïnstalleerd |
| kōba-工場 | (kleine) fabriek; werkplaats |
| kobachi-小鉢 | kleine kom; schaaltje |
| kōbai-公売 | (openbare) veiling; openbare verkoop |
| kōbai-紅梅 | roodbloeiende Japanse abrikoos |
| kobaka-小馬鹿 | een zekere dwaasheid; domheid |
| kōbaku-広漠 | onmetelijke uitgestrektheid |
| kobamu-拒む | weigeren; afslaan |
| koban-小判 | klein formaat (papier) |
| kobi-媚 | gevlei; geslijm; flirt |
| kobihetsurau-媚び諂う | vleien |
| kobijutsu-古美術 | oude kunstwerken; antiquiteiten |
| kobin-小瓶 | kleine fles; flesje |
| kōbin-幸便 | een uitgelezen kans; goede gelegenheid [mogelijkheid] |
| kobiru-媚びる | vleien; stroopsmeren; slijmen; flirten |
| kōboku-公僕 | (arch.) overheidsfunctionaris; rijksambtenaar |
| kobone-小骨 | (klein) botje; kleine botten |
| kobone-小骨 | kleine hindernis; probleempje |
| kōbu-公武 | edelen [edelmannen] en soldaten; keizerlijk hof en shogunaat; aristocratie en samurai |
| kōbugattai-公武合体 | kōbu-gattai; verzoening [politieke eenheid] tussen het keizerlijke hof en het shogunaat |
| kobune-小舟 | boot(je); kleine boot |
| kōbunsho-公文書 | overheidsdocument |
| kocchō-骨頂 | koppigheid |
| kōchaku-降着 | (paardenrennen) terugzetting [verlaging van positie] in de einduitslag |
| kōchi-公知 | algemene bekendheid |
| kōchi-巧遅 | uitgebreide maar trage uitvoering; langzaam maar zeker te werk gaan |
| kochi-故知 | oude [overgeleverde] wijsheid [kennis] |
| kōchingu-コーチング | coaching; begeleiding |
| kochō-誇張 | overdrijving; hoogdravendheid; grootspraak |
| kōchō-高調 | enthousiasme; opgetogenheid |
| kōchoku-硬直 | verstijving; stijfheid |
| kōda-コーダ | deel van een muzikale compositie dat zich na de climax van het stuk afspeelt; eindsectie van een compositie |
| kodai-古代 | de oudheid; klassieke periode; het verre verleden |
| kōdai-広大 | uitgestrektheid; grootsheid |
| kodaiko-小太鼓 | kleine trom [trommel] |
| kodaimōsōkyō-誇大妄想狂 | grootheidswaan; megalomanie |
| kodashi-小出し | een beetje; kleine hoeveelheid (tegelijk) |
| kodawari-拘り | obsessie; fixatie; bezetenheid |
| kodawari-拘り | vasthoudendheid; toewijding |
| kodein-コデイン | codeïne |
| kōden-光電 | foto-elektriciteit |
| kōdō-公道 | rechtvaardigheid; gerechtigheid |
| kodōgu-小道具 | klein gereedschap |
| kodoku-孤独 | eenzaamheid |
| kodoku-孤独 | eenzelvig mens; iemand die zijn eigen weg gaat [zich afzondert] |
| kōekijigyō-公益事業 | maatschappelijk nuttige activiteit; non-profitactiviteit; publieke dienstverlening |
| kōfu-工夫 | arbeider |
| kofude-小筆 | smalle [dunne] schrijfpenseel, om in klein handschrift te schrijven |
| kōfun-興奮 | opwinding; opgewondenheid; opschudding; opleving |
| kōga-公衙 | overheidskantoor |
| kōgai-校外 | buiten de school; buiten het schoolterrein |
| kōgai-構外 | buiten een bepaald gebied [terrein] |
| kogaki-小書き | annotatie (in de hoofdtekst in een kleiner lettergrootte) |
| kogane-小金 | een klein fortuin; redelijke som geld; aardig bedrag |
| kogane-小金 | weinig geld; kleingeld |
| kogara-小柄 | kleine gestalte; klein postuur |
| kogara-小柄 | klein formaat; kleine maat; klein patroon (op stof) |
| kogarashi-木枯らし | koude wind (aan het einde van de herfst tot begin van de winter) |
| kōgasha-恒河沙 | oneindige [ontelbare] hoeveelheid |
| kōgasha-恒河沙 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 52 (of 56) |
| kogasu-焦がす | roosteren; (ver)schroeien |
| kogata-小型 | klein formaat; kleine afmeting [schaal] |
| kogatana-小刀 | klein zwaard; mes; dolk |
| kogatana-小刀 | klein mes dat als onderdeel aan een zwaardschede is toegevoegd |
| kōgen-巧言 | vleierij; pluimstrijkerij |
| kōgen-広原 | brede [wijde] vlakte; open terrein |
| kogeru-焦げる | branden; schroeien |
| kōgi-巧技 | vakmanschap; vakkundigheid |
| kogitsuku-漕ぎ着く | (een plaats) bereiken door er naartoe te roeien; ergens heen roeien |
| kogitsuku-漕ぎ着く | (een doel) bereiken (door persoonlijke inzet) |
| kōgō-皇后 | (Japanse) keizerin; koningin |
| kōgōheika-皇后陛下 | Hare Majesteit de keizerin (van Japan) |
| kogu-漕ぐ | roeien; kanoën |
| kogu-漕ぐ | zich moeizaam voortbewegen [zich een weg banen] (door sneeuw, modder, e.d.) |
| koguchi-小口 | kleine hoeveelheid (geld) |
| koguchiari-木口蟻 | messing-en-groefverbinding (houtverbinding door inzagen van de uiteinden van de balken) |
| kōgun-皇軍 | het keizerlijke leger (vroeger de algemene benaming voor leger en marine van Japan) |
| kōgyō-工業 | industrie; nijverheid |
| kōgyōdaigaku-工業大学 | technische hogeschool [universiteit] |
| kōgyōdanchi-工業団地 | industriepark; industrieterrein |
| kōgyōkai-工業界 | de industriële [geïndustrialiseerde] wereld |
| kōgyōshoyūken-工業所有権 | industrieel eigendomsrecht |
| kōhai-光背 | nimbus; aura; aureool; stralenkrans; heiligenkrans |
| kōhaku-厚薄 | partijdigheid |
| kōhei-公平 | onpartijdigheid; rechtvaardigheid |
| kōheimushi-公平無私 | onpartijdigheid; eerlijk spel |
| kohheru-コッヘル | klein draagbaar kooktoestel |
| kōhi-公費 | publieke uitgaven [middelen]; overheidsgelden [uitgaven] |
| kōhi-后妃 | vorstin; keizerin; koningin; prinses-gemalin |
| kohitsu-古筆 | oude handschriften; geschriften uit de oudheid |
| kohitsu-古筆 | (hoogstaande) geschriften uit de Nara en Heian periode |
| kōhō-広報 | publiciteit; publieksinformatie |
| kōhochi-候補地 | geselecteerde [gekozen] landstreek [gebied; terrein] (om iets op te bouwen) |
| kōhōshi-広報誌 | een informatiebulletin (van een overheid, onderneming, organisatie, e.d.) |
| kōhyō-好評 | gunstige kritiek; goede reputatie; populariteit |
| kōi-厚意 | goedwillendheid; vriendelijkheid |
| kōi-好意 | vriendelijkheid; welwillendheid; tegemoetkoming |
| kōi-好意 | genegenheid; sympathie |
| koi-濃い | dik (vloeistof); donker; diep (van kleur); sterk (van smaak) |
| kōi-皇位 | keizerlijke troon |
| kōi-皇威 | keizerlijke macht |
| koibana-恋ばな | gesprekjes (m.n. van meisjes) over elkaars liefdes(avonturen) |
| koigokoro-恋心 | (ontwakende) liefde; verliefdheid |
| koinobori-鯉幟 | traditionele karpervormige wimpels [windzakken] (worden in Japan opgehangen tijdens het Jongensfestival op 5 mei) |
| koinoyokan-恋の予感 | voorgevoel van liefde; onvermijdelijke verliefdheid; al direct [van te voren] weten dat je verliefd gaat worden op iemand |
| kōji-公事 | publieke zaak; overheidsaangelegenheid |
| kōji-小路 | kleine [smalle] weg [straat]; steeg; laantje |
| koji-居士 | kluizenaar; erudiet persoon (niet in overheidsdienst) |
| kōjin-公人 | een ambtenaar; overheidsfunctionaris |
| kojin-古人 | de mensen uit de oudheid |
| kōjin-行人 | voorbijganger; voetganger; reiziger |
| kojinbangō-個人番号 | Japans algemeen identiteitsnummer; (vgl. Ned. burgerservicenummer) |
| kojinmari-こぢんまり | klein en knus [gezellig] |
| kojinshugi-個人主義 | individualisme; zelfzuchtigheid; egotisme |
| kojiwa-小皺 | fijne [kleine] rimpels; kraaienpootjes |
| kojō-孤城 | een eenzaam [geïsoleerd gelegen] kasteel [vesting] |
| kōjō-皇城 | keizerlijk paleis [kasteel] |
| kōjo-皇女 | keizerlijke prinses; dochter van een keizer |
| kōka-効果 | effect; uitwerking; (goed) resultaat; effectiviteit; doeltreffendheid |
| kōkai-航海 | zeereis; zeescheepvaart; zeevaart |
| kōkan-交換 | (uit)wisseling; ruil; verwisseling; wederkerigheid |
| kōkan-好感 | een goed gevoel; welwillendheid; goede indruk |
| kōkan-高官 | hooggeplaatste overheidsfunctionaris |
| kōkatsu-広闊 | weidsheid; uitgebreidheid; uitgestrektheid |
| koke-虚仮 | domheid; dwaasheid |
| kōki-公器 | openbare [publieke] instelling; overheidsinstelling |
| kokinwakashū-古今和歌集 | Kokin Wakashū (dichtbundel uit de Heian periode) |
| kōkishin-好奇心 | nieuwsgierigheid |
| kokkakimitsu-国家機密 | staatsgeheim |
| kokkakōan'iinkai-国家公安委員会 | Nationale Commissie voor Openbare Veiligheid (Japan) |
| kokkakōmuin-国家公務員 | (nationale) overheidsfunctionaris; regeringsbeambte; staatsambtenaar |
| kokkei-滑稽 | geestigheid; grappigheid; klucht |
| kokkusu-コックス | stuurman (vnl. van een roeiboot) (Engels: cox) |
| kōkō-孝行 | (Confucianisme) trouw en gehoorzaamheid (van kinderen) aan hun ouders (of andere oudere familieleden) |
| kōko-後顧 | bezorgdheid (voor de toekomst) |
| kōkoku-皇国 | het Japanse keizerrijk (onder de heerschappij van de keizer) |
| kokoro-心 | hart; ziel; geest; gevoelens; mentaliteit; karakter; aard; persoonlijkheid |
| kokorobakari-心許り | kleinigheid(je) |
| kokorobosoi-心細い | onzekerheid; bevreesdheid; ongerustheid |
| kokorodanomi-心頼み | vertrouwen; afhankelijkheid |
| kokoroe-心得 | kennis; begrip; bekwaamheid |
| kokoroegatai-心得難い | moeilijk te begrijpen [te bevatten] |
| kokorogakari-心がかり | zorg; bezorgdheid; last op je schouders |
| kokorogamae-心構え | mentale voorbereiding; (geestelijke) houding [instelling] |
| kokorohisokani-心密かに | innerlijk; inwendig; van binnen; geheim; diep in het hart |
| kokoroiki-心意気 | karakter; neiging; inborst; temperament; geaardheid |
| kokoroire-心入れ | bedachtzaamheid; behoedzaamheid; bezorgdheid |
| kokorojōbu-心丈夫 | gevoel van veiligheid [zekerheid; gerustheid] |
| kokorokubari-心配り | zorgzaamheid; aandacht [zorg] voor anderen |
| kokoromakase-心任せ | het doen wat je wilt; je eigen gang gaan |
| kokorookinaku-心置きなく | zonder terughoudendheid [schroom; voorbehoud; aarzelen; reserve]; onbevreesd |
| kokoroyari-心遣り | afleiding; ontspanning |
| kokoroyasudate-心安だて | openheid; toegankelijkheid; ongereserveerdheid |
| kokoroyuku-心ゆく | volledig; ten volle; naar hartenlust; tot volle tevredenheid |
| kokorozashi-志 | welwillendheid; goedheid; vriendelijkheid |
| kokorozukushi-心尽くし | vriendelijkheid; attentheid; voorkomendheid |
| kokozotobakarini-ここぞとばかりに | de kans benutten [aangrijpen]; van de gelegenheid gebruik maken |
| koku-刻 | oude tijdseenheid (in de maankalender) |
| koku-酷 | strengheid; hardheid; wreedheid |
| kokubetsu-告別 | afscheid; vaarwel |
| kokubetsushiki-告別式 | afscheidsceremonie van (de ziel van) een overledene door familieleden en kennissen |
| kokubetsushiki-告別式 | afscheidsceremonie bij pensionering of aftreden |
| kokubun-告文 | (keizerlijke) proclamatie (aan het volk, de natie, etc.) |
| kokubunji-国分寺 | door de keizer gestichte boeddhistische tempels (Nara-periode) |
| kokudo-国土 | domein; grondgebied; land; aardrijk |
| kokueikigyō-国営企業 | overheidsbedrijf; staatsbedrijf; nationaal bedrijf |
| kokufu-国父 | vader [leider] van het land; vader des vaderlands |
| kokuhaku-酷薄 | onmenselijkheid; wreedheid |
| kokuheichūsha-国幣中社 | kokuhei-chūsha (middelste klassering van een Shintō heiligdom in een prefectuur) |
| kokuheishōsha-国幣小社 | kokuhei-shōsha (lage klassering van een Shintō heiligdom van een prefectuur) |
| kokuheitaisha-国幣大社 | kokuhei-taisha (hoge klassering van een Shintō heiligdom in een prefectuur) |
| kokuhi-国費 | nationale uitgaven; overheidsuitgaven |
| kokui-国威 | nationaal prestige [gezag]; nationale eer [waardigheid] |
| kōkūkōtsūkansei-航空交通管制 | luchtverkeersleiding |
| kokumu-国務 | staatsaangelegenheid; staatszaken |
| kokurenanzenhoshōjōninrijikoku-国連安全保障常任理事国 | permanent lid van de Veiligheidsraad (van de Verenigde Naties) |
| kokuretsu-酷烈 | strengheid; scherpte; hardheid; intensiteit |
| kokusaibungyō-国際分業 | internationale arbeidsverdeling |
| kokusaku-国策 | nationaal beleid; beleid van een natie [land] |
| kokusan-国産 | iets dat in eigen land [lokaal] is geproduceerd [gekweekt] |
| kokusei-国政 | nationale politiek; nationaal beleid [beheer] |
| kokuseki-国籍 | nationaliteit |
| kokusuru-刻する | hakken; kleinsnijden; fijnsnijden; graveren |
| kokuteikōen-国定公園 | quasi-nationaal [semi-nationaal] park (toegewezen door de overheid maar beheerd door een prefectuur) |
| kokuu-穀雨 | graan-regen, de zesde van de vierentwintig divisies van de vier seizoenen |
| kokuyū-国有 | staatseigendom; eigendom van de staat [overheid] |
| kokuyūkigyō-国有企業 | staatsbedrijf; overheidsbedrijf |
| kokuyūzaisan-国有財産 | nationaal bezit; staatseigendom |
| kokuze-国是 | nationaal beleid |
| kokuzei-国税 | door de nationale overheid geheven belasting |
| kokyakumanzokudo-顧客満足度 | klanttevredenheid |
| kōkyo-皇居 | Keizerlijk paleis |
| kōkyōkōtsūkikan-公共交通機関 | openbaar vervoer(middel) (bus, tram, trein) |
| kōkyōshokugyōanteijo-公共職業安定所 | het Japanse Rijksarbeidsbureau (Japans-Engelse bijnaam: Hello Work) |
| kokyū-呼吸 | vaardigheid; truc; handigheid |
| kōkyū-後宮 | harem; binnenste paleis (gereserveerd voor vrouwen) |
| kōkyū-後宮 | gemalin van de keizer |
| kōkyū-恒久 | permanentie; bestendigheid; duurzaamheid; eeuwigheid; eindeloosheid |
| kōkyū-高級 | topkwaliteit; hoogwaardig [chic; luxueus] zijn |
| kōkyūryōtei-高級料亭 | eersteklas restaurant; kwaliteitsrestaurant; gourmet restaurant |
| koma-駒 | (klein) paard; pony; veulen |
| komainu-狛犬 | twee standbeelden van leeuwachtige honden bij heiligdommen of tempels (om kwade krachten en invloeden af te weren) |
| komakai-細かい | klein; minuscuul; fijn (uit kleine deeltjes bestaand) |
| komakai-細かい | zuinig; gierig; op de kleintjes lettend |
| komame-小忠実 | ijver; inzet; noeste arbeid; het hard (door)werken |
| komamusubi-小間結び | een strakke, platte knoop (om twee lijnen (of twee uiteinden van eenzelfde lijn) met elkaar te verbinden) |
| kōman-高慢 | trots; arrogantie; hooghartigheid; hoogmoedigheid; verwaandheid |
| komaru-困る | in de problemen komen; in verlegenheid gebracht zijn; geen raad met iets weten; vervelend zijn |
| komazukai-小間使い | dienstmaagd; dienstmeid; dienstmeisje; vrouwelijke bediende |
| kōmei-公明 | rechtvaardigheid; gerechtigheid; eerlijkheid |
| kōmeiseidai-公明正大 | eerlijkheid; rechtvaardigheid; integriteit; rechtschapenheid |
| komiiru-込み入る | ingewikkeld [moeilijk; complex] zijn |
| komitto-コミット | inzet; betrokkenheid; toegewijd zijn |
| komittomento-コミットメント | betrokkenheid; engagement; toewijding |
| kōmon-告文 | (keizerlijke) proclamatie (aan het volk, de natie, etc.) |
| kōmu-公務 | overheidszaak; staatszaken; openbare aangelegenheden |
| kōmuin-公務員 | rijksambtenaar; overheidsfunctionaris |
| kōmuru-被る | ontvangen (van een gunst; vriendelijkheid; rechtvaardige bejegening) |
| kōmushikkōbōgaizai-公務執行妨害罪 | (als strafbaar feit) de belemmering van een overheidsambtenaar (politie, e.d.) in de uitoefening van diens werktaken en plichten |
| komusō-虚無僧 | rondreizende en bedelende Zen priester van de Fuke sekte |
| kōmyō-功名 | grote prestatie; wapenfeit; heldendaad |
| kon-困 | (in kanji combinaties) probleem; last; moeilijkheid |
| konagona-粉粉 | verpulverd; vergruisd; in kleine stukjes [scherven]; verkruimeld |
| kōnai-校内 | in de school; campus; schoolterrein |
| kōnai-構内 | binnen een gebouw of gebied [terrein] |
| kōnan-硬軟 | hardheid en zachtheid; strengheid en zachtaardigheid |
| konara-コナラ | konara eik [eikenboom] (Quercus serrata) |
| konara-小楢 | eik (Quercus serrata) |
| kōnā・wāku-コーナー・ワーク | vaardigheid in het nemen van bochten (schaatsen, autorace, etc.) |
| konbo-コンボ | combo (klein muziekgezelschap) |
| kondaku-混濁 | ondoorzichtigheid; troebelheid |
| kondensā-コンデンサー | (elektriciteit) condensator |
| konekuru-捏ねくる | (klei, deeg, etc.) kneden |
| kōnenreishakoyōanteihō-高年齢者雇用安定法 | Wet stabilisering werkgelegenheid voor oudere werknemers (Eng,: Elderly Persons Employment Stabilization Law) |
| koneru-捏ねる | (klei, deeg, etc.) kneden; boetseren |
| kongō-金剛 | (boeddh.) vajra (de waarheid is sterk en onverwoestbaar, zoals diamant en bliksem) |
| kōnin-公認 | officiële [wettelijke] erkenning (door de staat [overheid]) |
| koninzū-小人数 | klein aantal mensen [personen] |
| konji-今次 | deze keer; ditmaal; bij deze gelegenheid |
| konji-恨事 | een betreurenswaardige aangelegenheid [zaak]; wrok; spijt; berouw |
| konjō-懇情 | vriendelijkheid; genegenheid |
| konjō-根性 | karakter; aard; temperament; persoonlijkheid |
| konki-今季 | het huidige seizoen [jaargetijde]; dit seizoen |
| konki-今季 | (sport) het speelseizoen |
| konki-根気 | volharding; vasthoudendheid; energie; doorzettingsvermogen; uithoudingsvermogen |
| konkyo-根拠 | autoriteit; gezag |
| konnan-困難 | tegenspoed; ontberingen; last; moeilijkheden |
| konnyaku-蒟蒻 | konnyaku-gelei |
| kōnō-効能 | effect; werkzaamheid |
| kononde-好んで | vrijwillig; uit eigen beweging; met plezier; bij voorkeur |
| konosai-此の際 | op dit moment; bij deze gelegenheid; in deze omstandigheden |
| konpakuto-コンパクト | een kleinere vorm [uitvoering] |
| konpātomento-コンパートメント | compartiment; (trein) coupé |
| kontenarizēshon-コンテナリゼーション | containerisatie; technologie om softwareapplicaties en hun afhankelijkheden in een enkel, geïsoleerd pakket te verpakken |
| kontenporarī-コンテンポラリー | hedendaags; eigentijds; van deze tijd; modern; huidig |
| kontinyuitī-コンティニュイティー | continuïteit; samenhang |
| kontoku-懇篤 | vriendelijkheid; hartelijkheid |
| konzetsu-根絶 | uitroeiing; ontworteling; verdelging |
| konzetsusuru-根絶する | uitroeien; ontwortelen; met wortel en al uittrekken; verdelgen |
| kon'i-懇意 | vriendelijkheid |
| kōondōbutsu-恒温動物 | warmbloedigheid; homeothermie; warmbloedig dier |
| kōontashitsu-高温多湿 | hoge temperatuur en vochtigheid (van klimaat) |
| kōotsu-甲乙 | verschil; onderscheid |
| kōporēto・aidentitī-コーポレート・アイデンティティー | bedrijfsidentiteit |
| koppamijin-木っ端微塵 | het in kleine stukjes breken; aan diggelen slaan; iets aan gort slaan; verpulveren |
| koppō-骨法 | speciale [geheime] technieken [trucs] in de kunst (m.n. podiumkunst) of ambachten |
| kōra-甲羅 | anciënniteit; veel dienstjaren; veel ervaring |
| koraeshō-堪え性 | geduld; uithoudingsvermogen; verdraagzaamheid |
| korāgen-コラーゲン | collageen (eiwitstof) |
| kōrai-光来 | (respectvolle term) uw bezoek; uw aanwezigheid |
| kōran-高欄 | lage scheidingswand onder de voor- en achterkant van een ossenkar |
| korebakari-此れ許かり | slechts zo'n klein beetje |
| korekutā-コレクター | (elektriciteit) collector; stroomafnemer |
| koreppotchi-これっぽっち | heel klein beetje; uiterst kleine [geringe] hoeveelheid |
| koreshiki-此れしき | kleinigheid; onbelangrijk iets |
| kōri-公吏 | (oude term voor) een lokale overheidsfunctionaris [ambtenaar] |
| kori-凝り | stijfheid (van de spieren) |
| kōri-功利 | bruikbaarheid; nut; nuttigheid |
| kōri-行李 | reiskoffer [mand met deksel] (van gevlochten bamboe of wilgenhout); reisbagage |
| kōri-行李 | (mil.) legereenheid die munitie, voedsel, uitrusting etc. vervoert |
| kōrin-光臨 | (respectvolle term) uw bezoek; uw aanwezigheid; uw komst |
| kōrin-降臨 | neerdaling (naar aarde van een godheid); verschijning; (goddelijke) openbaring |
| kōrishugi-功利主義 | utilitarisme; utilisme; nuttigheidssysteem; utiliteitsbeginsel |
| kōritsu-効率 | doelmatigheid; efficiëntie |
| koritsu-孤立 | geïsoleerdheid; alleen(staand) zijn; op zichzelf aangewezen zijn; eenzaamheid |
| koritsumuen-孤立無援 | alleen; geïsoleerd; totaal zonder steun van anderen |
| koritsusuru-孤立する | geïsoleerd raken |
| koroai-頃合い | geschiktheid; juistheid; matigheid |
| koromogae-衣替え | het wisselen van (soort) kleren per seizoen |
| korona-コロナ | (elektriciteit) corona (wit licht bij wisselstroomspanning) |
| kōrōshō-厚労相 | Minister van Gezondheid, Arbeid en Welzijn (in Japan) |
| kōru-コール | (scheidsrechterlijke) beslissing |
| kōrudo・gēmu-コールド・ゲーム | een honkbalwedstrijd die is gestaakt of beëindigd (om verschillende redenen) |
| korui-孤塁 | geïsoleerde vesting; laatste bolwerk |
| koruku-コルク | kurk (materiaal, van de bast van de kurkeik) |
| kōryaku-後略 | inkorting van een citaat aan het eind; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen aan het einde weggelaten worden |
| kōryoku-効力 | werkzaamheid; effectiviteit |
| kōryoku-効力 | (jur.) geldigheid |
| kōryūsha-拘留者 | geïnterneerde persoon [militair; soldaat] |
| kōsa-黄砂 | geel zand (dat door de wind tussen maart en mei vanuit China over Japan wordt verspreid) |
| kōsaihi-交際費 | uitgaven voor voor sociale activiteiten |
| kōsaku-工作 | ambacht; handvaardigheid |
| kōsakuin-工作員 | spion; geheim agent; undercover agent |
| kōsan-降参 | het verstomd doen staan; sprakeloosheid |
| kosei-個性 | individualiteit; persoonlijkheid |
| kōseinenkin-厚生年金 | (door de overheid beheerde) werknemerspensioenen |
| kōseinenkinhoken-厚生年金保険 | (een door de overheid beheerde) pensioenverzekering voor werknemers |
| kōseirōdōshō-厚生労働省 | Ministerie van Volksgezondheid, Arbeid en Welzijn |
| kōseitan'i-構成単位 | element; component; factor; eenheid |
| kōsha-巧者 | vakkundigheid; vaardigheid; bekwaamheid; slimheid |
| kōshi-公私 | openbaar en privé; overheid en bevolking; officieel en persoonlijk |
| kōshi-高師 | (afk. voor) voormalige Japanse Hogere Normaalschool (lerarenopleiding) |
| koshike-帯下 | vaginale afscheiding; leukorroe; witte vloed |
| kōshiki-公式 | formaliteit |
| kōshikisen-公式戦 | reguliere wedstrijd; competitiewedstrijd; kampioenswedstrijd; play-offs; eindronde (honkbal) |
| kōshin-後身 | reïncarnatie; herboren lichaam; nieuw lichaam na hergeboorte |
| kōshin-恒心 | standvastigheid; onwrikbaarheid |
| koshirae-拵え | het zich voorbereiden; voorbereidingen (treffen) |
| koshitantan-虎視眈々 | waakzaamheid; alertheid; klaar zijn om toe te slaan [aan te vallen] |
| koshitantan-虎視眈眈 | waakzaamheid; het loeren op een kans (om toe te slaan) |
| koshitsu-固執 | standvastigheid; volharding; halsstarrigheid; doorzettingsvermogen |
| kōshitsu-皇室 | de (Japanse) keizerlijke familie |
| kōshitsu-硬質 | hardheid (van water, metaal, etc.) |
| kōshitsu-高湿 | hoge luchtvochtigheid |
| kōshitsutenpan-皇室典範 | de keizerlijke huishoudwet (van 1947) |
| kōsho-公署 | districtskantoor; kantoor van lokale overheid |
| koshōgatsu-小正月 | Klein Nieuwjaar (festival) op 14, 15 of 16 januari |
| kōshu-公主 | keizerlijke prinses; dochter van een keizer |
| kōshūdōtoku-公衆道徳 | sociale etiquette; welvoeglijkheid; fatsoen; moraal |
| kosoguru-擽る | prikkelen (iemands nieuwsgierigheid, ijdelheid, etc.); opwekken |
| kōsokassei-酵素活性 | enzymactiviteit |
| kōsokudōrosaimingenshō-高速道路催眠現象 | polderblindheid (verminderde opmerkzaamheid in het verkeer veroorzaakt door een afwezigheid van externe prikkels) |
| kōsokujikan-拘束時間 | werkelijke [feitelijke] gewerkte uren [arbeidsuren; werktijd] |
| kossori-こっそり | (onomatopee) in het geheim; heimelijk; stiekem; verborgen; sluipend |
| kosui-鼓吹 | aanmoediging; bemoediging; stimulans; pleitbezorging; bevordering |
| kōsuiryō-降水量 | hoeveelheid neerslag |
| kosuisha-鼓吹者 | voorstander; pleitbezorger; propagandist |
| kōtaigō-皇太后 | keizerin-weduwe; koningin-weduwe |
| kōtei-孝悌 | (confucianisme) eerbied voor ouderen; kinderlijke gehoorzaamheid; vroomheid; broederliefde |
| kōtei-校庭 | schoolplein |
| kōtei-皇帝 | keizer |
| kōtei-航程 | (van een schip) vaarafstand; vaartijd; zeereis; cruise |
| kōtei-行程 | rit; reis; route |
| kotēji-コテージ | arbeidershuisje; plattelandshuis; vakantiehuisje; zomerhuis |
| kōtekinenkin-公的年金 | overheidspensioen; AOW |
| kōtenteki-後天的 | verworven (eigenschap, kennis, etc.) |
| kotō-孤島 | een afgelegen eiland |
| kotobajiri-言葉尻 | einde van een zin; (vervoegde) woorduitgang |
| kotobazukuna-言葉少な | zwijgzaam; stil; onmededeelzaam; van weinig woorden |
| kotogadekiru-ことができる | (geeft een mogelijkheid weer) het zou kunnen (dat); het is mogelijk (dat) |
| kotogara-事柄 | zaak; omstandigheid; geval |
| kotokomaka-事細か | detaillering; uitvoerigheid; breedvoerigheid |
| kōtoku-高徳 | grote deugd; deugdzaamheid; vroomheid |
| kōtōmukei-荒唐無稽 | ongerijmdheid; dwaasheid |
| kotori-小鳥 | kleine vogel (zoals b.v. een mus) |
| kōtōshihangakkō-高等師範学校 | voormalige Japanse Hogere Normaalschool (lerarenopleiding) |
| kotowaru-断る | weigeren; afhouden; afslaan; afwijzen; zich verontschuldigen (voor afwezigheid) |
| kotsu-こつ | kneep(je); handigheid; truc |
| kōtsūanzen-交通安全 | verkeersveiligheid |
| kōtsūhi-交通費 | vervoerkosten; transportkosten; reiskosten; ritprijs |
| kotsukotsu-こつこつ | vlijtig; nijver; onvermoeibaar; gestaag |
| kotsumitsudo-骨密度 | botdichtheid; botmineraaldichtheid |
| kotsuniku-骨肉 | bloedverwant; eigen vlees en bloed |
| kōtsūsensō-交通戦争 | (het maatschappelijke probleem van) het groeiend aantal verkeersslachtoffers |
| kotsuzai-骨材 | aggregaat (toeslagstof bij betonbereiding) |
| kotsuzumi-小鼓 | kleine handtrommel |
| koudaimuhen-広大無辺 | grenzeloosheid; oneindigheid; uitgestrektheid |
| kouganmuchi-厚顔無恥 | schaamteloosheid; gewetenloosheid |
| kouri-小売 | detailhandel; kleinhandel |
| kouribukka-小売り物価 | kleinhandelsprijzen |
| kouriten-小売り店 | detailhandel; kleinhandelszaak; verkooppunt |
| kowairo-声色 | geïmiteerde stem; imitatie [nabootsing] van iemands stem |
| koya-小屋 | klein theater; (circus)tent |
| kōyahijiri-高野聖 | monnik die vanuit de berg Koya wordt uitgezonden om de leer te verspreiden en donaties te verzamelen |
| kōyaku-膏薬 | een (wond) pleister |
| kōyō-効用 | gebruik; bruikbaarheid |
| kōyō-効用 | werkzaamheid; doeltreffendheid; werking |
| koyō-雇用 | werkgelegenheid; dienstverband |
| kōyō-高揚 | euforie; opgetogenheid |
| kōyū-公有 | openbaar bezit; gemeengoed; gemeenschappelijk bezit; staatseigendom; staatsbezit |
| koyū-固有 | aangeboren eigenschap; talent |
| koyūmeishi-固有名詞 | (grammatica) eigennaam |
| kozakana-小魚 | kleine [jonge] visjes |
| kōzen-公然 | openbaarheid |
| kōzen-昂然 | opgewekte stemming; uitgelatenheid; triomfantelijkheid; trots |
| kozeni-小銭 | kleingeld |
| kōzo-楮 | Japanse papiermoerbei (boom, Broussonetia kazinoki × B. papyrifera; de schors is de grondstof voor Japans papier) |
| kōzogami-楮紙 | een soort Japans papier (washi) gemaakt van de vezels uit de schors van de papiermoerbeiboom |
| kōzoku-皇族 | keizerlijke familie |
| kōzui-香水 | (boeddh.) water vermengd met wierook (voor reiniging van tempel, altaar, of lichaam); geurend water geofferd aan Boeddha |
| kozukai-小遣い | zakgeld; geld voor kleine uitgaven |
| kozukaisen-小遣い銭 | zakgeld; geld voor kleine uitgaven |
| kubetsu-区別 | verschil; onderscheid; tegenstelling |
| kubikase-首枷 | belemmering; obstakel (iets die je vrijheid beperkt) |
| kubō-公方 | publieke zaak; overheidszaak |
| kubō-公方 | keizer; keizerlijk hof |
| kuchifusagi-口塞ぎ | klein hapje; snackje |
| kuchigaru-口軽 | loslippigheid; babbelziek [praatgraag] zijn |
| kuchigōsha-口巧者 | welbespraaktheid |
| kuchiguruma-口車 | vleierij; stroopsmeerderij |
| kuchihatchō-口八丁 | welsprekendheid; welbespraaktheid |
| kuchijōzu-口上手 | welbespraaktheid |
| kuchiomo-口重 | zwijgzaamheid; onmededeelzaamheid; geslotenheid |
| kuchishinogi-口凌ぎ | een klein hapje [drankje] tussendoor |
| kuchitori-口取り | een paard (bij de teugels) leiden |
| kuchiyogoshi-口汚し | heel klein beetje eten; greintje; brokje |
| kuda-管 | (afk. voor) (muziekinstrument) pijpfluit (kleine buisvormige fluit die op het slagveld wordt gebruikt) |
| kudanofue-管の笛 | (muziekinstrument) pijpfluit (kleine buisvormige fluit die op het slagveld wordt gebruikt) |
| kudari-下り | treinen en bussen die vanaf het startpunt van de route (m.n. Tokio) naar het platteland rijden |
| kudariayu-下り鮎 | ayu (vissen), die stroomafwaarts in de rivier zwemmen om eieren te gaan leggen |
| kudoku-功徳 | een verdienstelijke [goede; deugdzame] daad; barmhartigheid |
| kudoku-口説く | avances maken; versieren; vleien |
| kugai-苦界 | (boeddh.) de (mensen)wereld van eindeloos lijden |
| kugai-苦界 | het moeilijke leven van een prostituee |
| kugaku-苦学 | het studeren onder moeilijke (economische) omstandigheden |
| kugara-句柄 | de kwaliteit van Japanse gedichten |
| kuge-供花 | het offeren van bloemen (bij een heiligdom, graf, e.d.); bloemenoffer; geofferde bloemen |
| kuge-公家 | (keizerlijk) hof |
| kugin-苦吟 | met moeite en inspanning een gedicht componeren |
| kugiri-区切り | (in een tekst) pauze; tussenstop; interpunctie; einde (van een hoofdstuk e.d.) |
| kuiaratameru-悔い改める | berouw hebben; tot inkeer komen; een nieuw begin maken; met een schone lei beginnen |
| kuiiji-食い意地 | hebzucht; gulzigheid; vraatzucht |
| kuitsunagu-食い繋ぐ | (zo lang mogelijk) overleven; zo weinig mogelijk eten [uitgeven]; zo lang mogelijk het hoofd boven water houden |
| kuji-公事 | (arch.) publieke [politieke] ceremonie [aangelegenheid] |
| kujo-駆除 | verdelging; uitroeiing; bestrijding |
| kujū-苦渋 | moeilijke [pijnlijke] ervaring [tijd] |
| kūken-空拳 | het iets op eigen kracht doen; iets zelf aanpakken (zonder hulp van anderen) |
| kūkikansen-空気感染 | aërogene infectie; infectie die door de lucht wordt verspreid |
| kūkiseijōki-空気清浄機 | luchtreiniger |
| kukkushotō-クック諸島 | Cookeilanden |
| kūkoku-空谷 | een verlaten dal; een onbewoonde vallei |
| kūkūbakubaku-空空漠漠 | uitgestrekt en leeg [eindeloos] zijn |
| kūkyo-空虚 | leegte; leegheid; zinloosheid; nietszeggendheid |
| kumaokuri-熊送り | de Beer-offer ceremonie, waarbij beren als heilige boodschappers van de goden worden geofferd (en dus teruggestuurd worden naar de goden) |
| kumazasa-熊笹 | bamboesoort Sasa veitchii |
| kumen-工面 | vindingrijkheid; het handig voor elkaar krijgen; het op een creative manier verzamelen van geld [goederen] |
| kumichō-組長 | baas; leider; hoofd (vooral bij yakuza) |
| kumichō-組長 | ploegleider; opzichter |
| kumigashira-組頭 | leider; hoofd; baas |
| kumiko-組子 | lid van een groep (geleid door een kumigashira) |
| kumimono-組み物 | vlechtwerk; vlecht; streng; breiwerk |
| kumonoue-雲の上 | het keizerlijk paleis [hof] |
| kumonoue-雲の上 | een onbereikbare plek; buiten bereik |
| kumori-曇り | wazigheid; mist; vaagheid |
| kunaichō-宮内庁 | het Agentschap van de Keizerlijke Huishouding in Japan |
| kundō-訓導 | begeleiding; onderricht; onderwijs |
| kuni-国 | geboortestreek; eigen land (t.o. buitenland) |
| kunigara-国柄 | nationaal karakter; nationale geaardheid |
| kunigarō-国家老 | hooggeplaatste samoerai-ambtenaar in dienst van een daimyō (die in diens afwezigheid het domein beheert) |
| kuniku-苦肉 | wanhopige poging [maatregel]; zichzelf kwellen om de vijand te misleiden |
| kunkoku-訓告 | (bij overheidspersoneel) middelzware berisping [administratieve straf] |
| kunnō-君王 | vorst; koning; keizer |
| kunreishiki-訓令式 | het kunrei-systeem (ingesteld in 1937), de officiële richtlijnen voor de transcriptie van het Japans |
| kunreishikirōmaji-訓令式ローマ字 | romaji notatie volgens het kunrei-systeem |
| kunshō-勲章 | medaille; onderscheiding |
| kunshu-君主 | koning; keizer; heerser; vorst (die in familielijn heerst over een rijk) |
| kuntō-薫陶 | aardewerk maken door klei te kneden terwijl men wierook brandt (waardoor de geur in de klei gaat) |
| kunugi-櫟 | gezaagdbladige eik (Quercus acutissima) |
| kuoritī-クオリティー | kwaliteit; waarde; eigenschap |
| kuoritī・kontorōru-クオリティー・コントロール | kwaliteitsbewaking |
| kuoritī・obu・raifu-クオリティー・オブ・ライフ | kwaliteit van leven |
| kuōtā-クオーター | (munteenheid) kwartje; 25 (dollar)cent |
| kūpe-クーペ | coupé (afdeling in trein) |
| kurabukatsudō-クラブ活動 | clubactiviteiten; buitenschoolse activiteiten |
| kuragari-暗がり | een geheime plaats; geheimhouding |
| kuragari-暗がり | imbeciliteit; achterlijkheid; domheid |
| kuragoto-暗事 | een geheim |
| kurai-位 | de positie [rang] van keizer; de troon; de kroon |
| kuraimake-位負け | het diep onder de indruk zijn van [geïmponeerd zijn door] de hoge positie van een ander [een tegenstander] |
| kuraimake-位負け | het onwaardig zijn aan [niet de kwaliteiten hebben voor] zijn titel [positie]; tekort schieten |
| kuraimakesuru-位負けする | diep onder de indruk zijn van [geïmponeerd zijn door] de hoge positie van een tegenstander |
| kuraimakesuru-位負けする | niet de kwaliteiten hebben voor zijn titel [positie]; tekort schieten |
| kurainuke-位抜け | een scheldwoord voor iem. die ten onrechte een hoge rang [positie] heeft (omdat hij die hij niet verdient of er niet de kwaliteiten voor heeft) |
| kurainusubito-位盗人 | een scheldwoord voor iem. die ten onrechte een hoge rang [positie] heeft (omdat hij die hij niet verdient of er niet de kwaliteiten voor heeft) |
| kurairon-位論 | het dispuut [de strijd; de twist] om de positie de van keizer |
| kuramise-蔵店 | winkelpand gebouwd in de pakhuis-stijl (met gepleisterde muren) |
| kurayami-暗闇 | een onopvallende [geheime] plaats; geheim(houding) |
| kurayami-暗闇 | hopeloosheid; somber [wanhopig; moedeloos] zijn over de toekomst |
| kurazukuri-蔵造り | woonhuis gebouwd in de stijl van een pakhuis (met gepleisterde muren, e.d.) |
| kurē-クレー | klei |
| kure-暮れ | einde van het jaar; einde van het seizoen |
| kurēmu-クレーム | claim; eis |
| kurenjingu・kurīmu-クレンジング・クリーム | reinigingscrème |
| kurenzā-クレンザー | reiniger; reinigingsmiddel |
| kurēshageki-クレー射撃 | het kleiduivenschieten |
| kūrī-クーリー | koelie (ongeschoolde arbeider uit Azië) |
| kuriishi-栗石 | kassei; kinderhoofdje; kinderkopje; straatkei |
| kurikaeshi-繰り返し | herhaling; refrein |
| kurīn-クリーン | schoon; rein; proper; netjes |
| kurīningu-クリーニング | reiniging; schoonmaak |
| kurīningu-クリーニング | (kleding) stomen [chemisch reinigen] |
| kurō-苦労 | moeite; pijn; ontbering; tegenslag |
| kurohae-黒南風 | een zuidelijke wind die aan het begin van het regenseizoen waait |
| kūron-クーロン | coulomb (elektrische eenheid, ampèreseconde) |
| kurōna-クローナ | Krona, Zweedse kroon (munteenheid) |
| kurōne-クローネ | (Deense of Noorse) kroon (munteenheid) |
| kurosu・pure-クロス・プレー | nek-aan-nekrace; wedstrijd die zo gelijk opgaat datj een scheidsrechter moeilijk kan bepalen wie er wint |
| kurōto-玄人 | geisha; animeermeisje; prostituee |
| kurui-狂い | onregelmatigheid; wanorde; ongeregeldheid |
| kurui-狂い | waanzin; krankzinnigheid; fanatisme; obsessie |
| kuruizaki-狂い咲き | bloei buiten het normale seizoen |
| kurumadai-車代 | ritprijs (taxi, bus, etc.); reiskosten; transportkosten |
| kurumeru-包める | misleiden; ergens omheen draaien |
| kurushii-苦しい | pijnlijk; moeilijk; zwaar (te verduren) |
| kuruwa-廓 | stenen omheining [muren] rondom (oude) kastelen |
| kuruzeiro-クルゼイロ | cruzeiro (oude Braziliaanse munteenheid) |
| kusabana-草花 | boeiende plant; bloem |
| kusabukai-草深い | met gras begroeid [overwoekerd] |
| kusachi-草地 | grasland; grasveld; weide |
| kusahara-草原 | grasveld; grasland; weide |
| kusamakura-草枕 | het slapen in de open lucht [op het gras; op reis] |
| kusanaginotsuruki-草薙の剣 | Kusanagi no Tsurugi (andere naam voor) het goddelijke zwaard (een van de 3 heilige kostbaarheden van Japan (spiegel, zwaard en juwelen) |
| kusawara-草原 | grasveld; grasland; weide |
| kuse-癖 | (vaak slechte) gewoonte; neiging |
| kuse-癖 | afwijking; eigenaardigheid |
| kuseni-癖に | (grammaticale constructie die een gevoel van ontevredenheid of beschuldiging insinueert) ondanks; hoewel |
| kushi-駆使 | vrije beschikking (hebben over); gebruik naar eigen goeddunken |
| kushibanomi-櫛歯ノミ (claw) | getande beitel |
| kushinsantan-苦心惨憺 | onverdroten; ijverig; nijver; noest; met grote moeite |
| kushinsantansuru-苦心惨憺する | veel moeite [inspanningen] doen; zijn uiterste best doen |
| kusodokyō-糞度胸 | roekeloosheid; waaghalzerij; overmoed |
| kusuburu-燻る | roken; smeulen; walmen; gloeien |
| kutakuta-くたくた | (onomatopee) uitgeput; op; doodmoe; dodelijk vermoeid |
| kutsu-靴 | schoen(en); schoeisel |
| kutsugaesu-覆す | op zijn kop draaien; kapseizen |
| kuttaku-屈託 | zorg; bezorgdheid |
| kuwa-桑 | moerbeiboom ((Morus alba)) |
| kuwashii-詳しい | goed geïnformeerd [ingevoerd] zijn, veel kennis hebben |
| kuwazugirai-食わず嫌い | iets niet lusten zonder het ooit geproefd te hebben; een instinctieve afkeer [vooroordeel] hebben; niet bereid zijn iets (eerst) te proberen |
| kuwēto-クウェート | Koeweit |
| kūyanenbutsu-空也念仏 | invocatie van Amida Boeddha volgens de leer van Kūya (een Tendai monnik, 903 - 972) met behulp van instrumentale begeleiding (kalebas of bel) en dans |
| kuzusu-崩す | in kleinere stukken verdelen; klein maken (groot geld wisselen voor klein geld) |
| kū・kurakkusu・kuran-クー・クラックス・クラン | Ku Klux Klan (geheime blanke organisatie in de Verenigde Staten vooral bekend vanwege hun racistisch geweld) |
| kyakka-却下 | verwerping; weigering |
| kyaku-客 | reiziger; passagier |
| kyaku-客 | (informeel) menstruatie; ongesteldheid |
| kyakuatsukai-客扱い | manier van omgaan met gasten [klanten]; klankvriendelijkheid |
| kyakudo-客土 | aarde van een andere plek die wordt toegevoegd om de bodemgesteldheid te verbeteren |
| kyakudome-客止め | het wegsturen [weigeren] van klanten omdat het te druk is |
| kyakuryoku-脚力 | kracht in de benen [beenspeieren] |
| kyakusō-客僧 | reizende [gast] priester [monnik] |
| kyakuuke-客受け | ontvangst [waardering] van het publiek; populariteit |
| kyakuyosepanda-客寄せパンダ | attractie; trekpleister; publiekstrekker |
| kyanpasu-キャンパス | campus (bij universiteit of hogeschool behorend terrein en gebouwen) |
| kyanpingu-キャンピング | camping; kampeerterrein; het kamperen |
| kyanpusaito-キャンプサイト | kampeerplaats; kampeerterrein |
| kyapashitī-キャパシティー | capaciteit; hoeveelheid; bekwaamheid; vaardigheid; vermogen |
| kyaperin-キャペリン | lodde (soort kleine zalm, Mallotus villosus) |
| kyappu-キャップ | teamleider (Eng.captain) |
| kyaputen-キャプテン | kapitein (op een schip) |
| kyaputen-キャプテン | aanvoerder (van een sportploeg); hoofd (van een kleine organisatie) |
| kyara-キャラ | karakter; persoonlijkheid; personage |
| kyarakutā-キャラクター | karakter; persoonlijkheid; personage |
| kyaria・gāru-キャリア・ガール | carrièremeisje; ambitieus meisje |
| kyō-京 | eenheid van getal, 10 tot de macht 16 |
| kyō-狂 | gekte; gestoordheid; krankzinnigheid |
| kyō-経 | heilig geschrift; bijbel |
| kyōai-狭隘 | (fig.) bekrompenheid |
| kyōaku-凶悪 | wreedheid; gruwelijkheid |
| kyōbai-競売 | (door rechtbank georganiseerde) veiling; openbare verkoping |
| kyōbaijō-競売場 | veilinghal; veilingzaal |
| kyōbaikakaku-競売価格 | veilingprijs |
| kyōbainin-競売人 | veilingmeester |
| kyōchoku-強直 | stijfheid |
| kyōchōsei-協調性 | bereidheid tot [geest van] samenwerking |
| kyōda-怯懦 | lafheid |
| kyōdōshakai-共同社会 | (sociologie) Gemeinschaft (een samenleving met sterke affectieve bindingen en saamhorigheid) |
| kyoeishin-虚栄心 | ijdelheid |
| kyōetsu-恐悦 | (bescheiden) genot; genoegen |
| kyōgaku-共学 | co-educatie; gemeenschappelijke opleiding [opvoeding] voor jongens en meisjes |
| kyogen-虚言 | onwaarheid; leugen |
| kyogi-虚偽 | onwaarheid; leugen |
| kyōgō-競合 | rivaliteit; wedijver; strijd |
| kyōgyūbyō-狂牛病 | gekkekoeienziekte; BSE |
| kyohaku-巨擘 | autoriteit; grootheid |
| kyōhaku-脅迫 | intimidatie; bedreiging; dreigement |
| kyōhakujō-脅迫状 | dreigbrief |
| kyōhan-共犯 | medeplichtigheid |
| kyohi-拒否 | weigering; afwijzing; ontkenning |
| kyohisuru-拒否する | weigeren; afwijzen; ontkennen |
| kyōhon-教本 | leerboek; lesboek; cursusboek; handboek; handleiding |
| kyōi-脅威 | (be)dreiging |
| kyōiku-教育 | onderwijs; opleiding; opvoeding |
| kyōji-矜持 | zelfrespect; trots; waardigheid |
| kyojō-居城 | woonkasteel van een kasteelheer [domeinvorst; daimyō] |
| kyōjō-教場 | oefenterrein [oefenveld, exercitieterrein] voor oude (Japanse) krijgskunsten |
| kyōju-享受 | het genieten van; hebben; bezitten (b.v. gezondheid, vrijheid) |
| kyōka-供花 | het offeren van bloemen (bij een heiligdom, graf, e.d.); bloemenoffer; geofferde bloemen |
| kyōkagarasu-強化ガラス | hardglas; veiligheidsglas |
| kyōkaiseijinkakushōgai-境界性人格障害 | borderline persoonlijkheidsstoornis; emotie-regulatie persoonlijkheidsstoornis |
| kyōkaiseipāsonaritishōgai-境界性パーソナリティ障害 | borderline persoonlijkheidsstoornis; emotie-regulatie persoonlijkheidsstoornis |
| kyōken-恭謙 | nederigheid; bescheidenheid; eerbiedigheid (naar anderen toe) |
| kyōkenbyō-狂犬病 | hondsdolheid; rabiës |
| kyōki-狂気 | waanzin; krankzinnigheid; ontoerekeningsvatbaarheid |
| kyoku-極 | uiterste; extremiteit; climax |
| kyokugen-極限 | limiet; uiterste; extremiteit |
| kyokuhitsu-曲筆 | eigenzinnige [speelse] schrijfstijl van kanji |
| kyokuji-曲事 | ongehoorzaamheid (aan de wet); straf voor ongehoorzaamheid |
| kyokusei-極性 | polariteit |
| kyokutō-曲刀 | gebogen beitel |
| kyokyojitsujitsu-虚虚実実 | kracht, mogelijke strategieën, trucs, geheime kneepjes en listen |
| kyōmai-供米 | aan de overheid geleverde [afgedragen] rijst (quotum) |
| kyoman-巨万 | zeer groot aantal; enorme som [hoeveelheid] |
| kyōmishinshin-興味津々 | heel interessant [boeiend; fascinerend] |
| kyomō-虚妄 | onwaarheid; leugen |
| kyomu-虚無 | het niets; de leegte; zinloosheid |
| kyōnetsu-狂熱 | grote [extreme] passie [betrokkenheid]; wild enthousiasme |
| kyōretsu-強烈 | krachtigheid; intensiteit |
| kyōryō-狭量 | kleingeestigheid; bekrompenheid; vooringenomenheid; intolerantie; onverdraagzaamheid |
| kyōsai-恐妻 | onderdanigheid van een man aan zijn bazige [genadeloze) vrouw [echtgenote] |
| kyōsei-胸声 | borststem (een laag stembereik) |
| kyōseirōdō-強制労働 | dwangarbeid; slavenarbeid |
| kyosetsu-虚説 | onwaar (niet op feiten gebaseerd) verhaal [verslag; rapport] |
| kyōsha-驕奢 | arrogantie en buitensporigheid |
| kyōshō-狭小 | beperkt [klein] zijn (van ruimte) |
| kyōshū-郷愁 | nostalgie; heimwee |
| kyōsō-狂騒 | uitzinnigheid; kabaal; opwinding |
| kyōten-経典 | heilige geschriften van een religie (zoals de bijbel, de koran, e.d.) |
| kyōwa-共和 | republicanisme; rebublikeinse gezindheid |
| kyōyō-強要 | dwang; eis; druk; pressie; afpersing |
| kyōyō-教養 | onderwijs; opleiding; ontwikkeling |
| kyōyōgakubu-教養学部 | faculteit der geesteswetenschappen |
| kyoyōryō-許容量 | maximaal toelaatbare waarde [hoeveelheid] |
| kyōyōsuru-強要する | (op)eisen; (af)dwingen; afpersen |
| kyōyū-共有 | gemeenschappelijk bezit [eigendom] |
| kyōyū-梟雄 | gewetenloze [wrede; gewelddadige] schurk; bendeleider |
| kyozai-巨財 | fortuin; rijkdom; grote hoeveelheid geld |
| kyū-キュー | toneelaanwijzing; seintje; signaalwoord |
| kyū-宮 | paleis |
| kyū-弓 | afstandseenheid tot het doel bij boogschieten (ca. twee meter) |
| kyū-弓 | afstandseenheid voor landmeting (ca. twee en een halve meter) |
| kyūchishin-求知心 | leergierigheid |
| kyūchū-宮中 | het keizerlijk hof |
| kyūden-宮殿 | paleis |
| kyūden-給電 | lichtnet; stroomvoorziening; voeding [toevoer] van elektriciteit |
| kyūhan-急坂 | een steile helling |
| kyūi-球威 | (honkbal) stuf [effectiviteit en kundigheid] van een pitcher |
| kyūjō-宮城 | het keizerlijk paleis |
| kyūjō-宮城 | (vroeger) keizerlijk paleis en in de directe omgeving daarvan de gebouwen om het rijk te besturen |
| kyūkō-休耕 | het braak (laten) liggen van een terrein [stuk land] |
| kyūkō-急行 | (afk. voor) sneltrein; intercity |
| kyūkōden-休耕田 | braakliggend veld [terrein] |
| kyūkōkikan-休耕期間 | de periode dat een veld [terrein] braak ligt |
| kyūkōressha-急行列車 | sneltrein; intercity |
| kyūkyoku-究極 | de definitieve; laatste; einde; toppunt |
| kyūkyūiryōshitsu-救急医療室 | eerste hulpafdeling; EHBO-post; spoedeisende hulppost |
| kyūmei-旧名 | oorspronkelijke naam; oude naam; meisjesnaam |
| kyūmei-究明 | onderzoek; het verzamelen van feiten; ontdekken; uitzoeken; aan het licht brengen |
| kyūmeigu-救命具 | reddingsboei; reddingsvest; reddingsgordel |
| kyūmu-急務 | dringende [urgente] zaak [kwestie; aangelegenheid] |
| kyūpī-キューピー | Kewpie (figuur gebaseerd op Cupido, in 1909 gecreëerd door Rose O'Neill; als logo gebruikt door Kewpie Corporation, producent van o.a. mayonaise) |
| kyurasō-キュラソー | Curaçao (eiland van de Nederlandse Antillen) |
| kyurī-キュリー | curie (Ci, een verouderde eenheid van radioactiviteit) |
| kyurī-キュリー | (Marie) Curie (Franse natuurkundige en scheikundige, 1867-1934) |
| kyūsei-救世 | heil; redding; verlossing |
| kyūsei-旧姓 | oorspronkelijke familienaam (voor het huwelijk); meisjesnaam |
| kyūseigun-救世軍 | het Leger des Heils; heilsleger |
| kyūsha-厩舎 | stal (paardenstal, koeienstal, e.d.) |
| kyūshi-旧氏 | vorige naam; oude naam; meisjesnaam |
| kyūshin-球審 | (honkbal) hoofdscheidsrechter; scheidsrechter achter de thuisplaat |
| kyūshitsu-宮室 | het paleis van de vorst [keizer] |
| kyūshitsu-宮室 | de familie van de vorst [keizer]; het keizerlijk huis |
| kyūshō-求償 | een vordering [eis] tot schadevergoeding |
| kyūshū-九州 | Kyushu (het zuidelijkste hoofdeiland van Japan) |
| kyūshun-急峻 | steil zijn |
| kyūsoku-球速 | (honkbal) balsnelheid |
| kyūsu-休す | eindigen; pauzeren |
| kyūsu-急須 | (kleine) theepot |
| kyūsuru-休する | pauzeren; stoppen; eindigen |
| kyūtō-旧冬 | vorige winter; eind [december] vorig jaar |
| kyūyō-急用 | urgente kwestie; spoedeisende zaak |
| maai-間合い | gelegenheid; kans; het juiste moment |
| machikamaeru-待ち構える | klaar staan [zijn] (om te); voorbereid zijn; uitkijken naar |
| machikōba-町工場 | kleine fabriek in de stad |
| machimachi-区区 | verscheidenheid |
| machinimatta-待ちに待った | langverwacht; waarnaar reikhalzend is uitgezien |
| madamu-マダム | eigenaresse; hospita; directrice; gastvrouw in een bar |
| madobe-窓辺 | in de nabijheid van het raam |
| madonna-マドンナ | Madonna (de heilige Maagd Maria) |
| madowasu-惑わす | misleiden; verwarring veroorzaken |
| maegaki-前書き | voorwoord; inleiding |
| maekōjō-前口上 | inleidende opmerkingen; proloog; voorwoord |
| maeoki-前置き | voorwoord; inleiding |
| magagoto-禍言 | onheilspellende [ongeluk brengende] woorden |
| mageru-曲げる | verdraaien (ook fig.: feiten, etc.); veranderen (van mening b.v.) |
| magirawashii-紛らわしい | verwarrend; misleidend; dubbelzinnig; gemakkelijk door elkaar te halen |
| magireru-紛れる | moeilijk te onderscheiden zijn; verwarring veroorzaken |
| magireru-紛れる | afgeleid [verleid] worden; jezelf verliezen in; geobsedeerd raken door |
| mago-孫 | kleinkind; kleinzoon; kleindochter |
| magoko-孫子 | kinderen en kleinkinderen; nageslacht; afstammelingen |
| magokoro-真心 | oprechtheid; eerlijkheid |
| magonote-孫の手 | rugkrabber (meestal van bamboe, ca. 50 - 60 cm lang, met een handje op het uiteinde) |
| maguchi-間口 | de breedte van de voorkant (van een huis, terrein, land, etc.); voorgevel |
| maguma-マグマ | magma (vloeibaar gesteente) |
| mahha-マッハ | mach (verhouding tussen stromingssnelheid (b.v. bij het vliegen) en de snelheid van het geluid; vernoemd naar Ernst Mach) |
| maho-真帆 | met volle zeilen |
| maho-真帆 | het zeilen met de wind mee [met rugwind] |
| maigo-迷子 | een bepaalde variant van begeleidende kabuki muziek [geluidseffecten] |
| maihōmu-マイホーム | iemands eigen huis [thuis] |
| maikā-マイカー | eigen auto; privé auto; particuliere auto |
| maiko-舞子 | leerling-geisha |
| maikuromētā-マイクロメーター | micrometer (instrument om kleine afstanden te meten) |
| maikuromētoru-マイクロメートル | micrometer (instrument om kleine afstanden te meten) |
| mainā-マイナー | klein; onbelangrijk; onbeduidend |
| mainanbā-マイナンバー | Japans algemeen identiteitsnummer; (vgl. Ned. burgerservicenummer) |
| mainasuseichō-マイナス成長 | negatieve groei |
| mainoritī-マイノリティー | minderheid |
| maipēsu-マイペース | dingen in je eigen tempo [op je eigen manier] doen |
| maitake-舞茸 | (lett. dansende paddestoel) eikhaas (paddestoel, Grifola frondosa) |
| majika-間近 | nabijheid; buurt |
| majikiri-間仕切り | scheidingswand; tussenschot |
| majoritī-マジョリティー | meerderheid |
| mākā-マーカー | (schrijfgerei) markeerstift; markeerpen; marker |
| māketto・rīdā-マーケット・リーダー | marktleider |
| makiba-牧場 | weide; grasland (voor vee) |
| makichirasu-撒き散らす | rondstrooien; verspreiden |
| makkishōjō-末期症状 | een teken van het naderende einde |
| makkura-真っ暗 | uitzichtloosheid |
| makoto-誠 | eerlijkheid; oprechtheid; trouw(hartig)heid; toewijding |
| makoto-誠 | waarheid; realiteit; feit |
| maku-撒く | (be)strooien; verspreiden; sproeien; besprenkelen |
| makugire-幕切れ | het einde van een opvoering [optreden]; het vallen van het doek |
| makura-枕 | inleiding; introductie (bij een verhaal, etc.) |
| makuramoto-枕元 | aan de rand [bij het hoofdeinde] van het bed |
| makyō-魔境 | een plaats [plek] vol demonen; een onheilspellende en angstaanjagende plek |
| mākyurī-マーキュリー | Mercurius (Romeinse godheid) |
| mama-ママ | de vrouwelijke eigenaar [uitbaatster; gastvrouw] van een bar |
| mamori-守り | bescherming; verdediging; beveiliging |
| man-慢 | verwaarlozing; ontwijking; nalatigheid |
| man-漫 | (in kanji combinaties) grap; humor; wijdverspreid; doelloos; zorgeloos; dwalend |
| manbyō-万病 | allerlei ziekten [kwalen; aandoeningen] |
| mandō-万灯 | (boeddh.) rijen hangende lantaarns rondom een heiligdom tijdens het lantaarnfestival |
| mandokoro-政所 | overheidsadministratiebureau |
| manējā-マネージャー | manager; bedrijfsleider |
| maneku-招く | veroorzaken; (onheil, etc.) over zichzelf afroepen |
| mangaku-満額 | het volle bedrag; de volledige hoeveelheid |
| mangekyō-万華鏡 | caleidoscoop |
| mangūsu-マングース | mangoest (mangoeste); ichneumon (klein katachtig roofdier) |
| manimani-随に | ad libitum; naar eigen inzicht [keuze; believen] |
| manjirito-まんじりと | met heel weinig slaap |
| mankai-満開 | (in) volle bloei |
| mankibi-満期日 | vervaldatum; houdbaarheidsdatum |
| mankibi-満期日 | deadline; einddatum |
| manmoku-満目 | zover het oog reikt; het hele gezichtsveld |
| manobi-間延び | traagheid; sloomheid; langdradigheid; saaiheid |
| manpawā-マンパワー | mankracht; arbeidskracht |
| manrikigusari-万力鎖 | oud Japans kettingwapen (zware ketting met gewichten aan de uiteinden) |
| manryō-満了 | afloop; beëindiging; voltooiing; verloop |
| manryōbi-満了日 | einddatum; datum van verstrijken |
| mansai-満載 | volle lading; volledig [tot volledige capaciteit] geladen |
| manseki-満席 | vol(geboekt) zijn; alle stoelen bezet (in theater, trein, vliegtuig, e.d.) |
| mansui-満水 | volledige waterstand; hoogste waterpeil; geheel gevuld met water |
| mantō-マン島 | het eiland Man |
| manyuaru-マニュアル | (gebruikers)handleiding |
| manzoku-満足 | tevredenheid; voldoening |
| manzoku-満足 | toereikendheid; voldoende hoeveelheid |
| man'en-蔓延 | verspreiding; wijdverspreid zijn |
| man'etsu-満悦 | totale [volledige] blijheid [tevredenheid] |
| man'yū-漫遊 | rondreis; plezierreis |
| maotoko-間男 | een overspelige man; (geheime) minaar |
| mappadaka-真っ裸 | (volledige) naaktheid |
| mappiragomen-真っ平御免 | botte weigering; genoeg hebben van |
| mappo-マッポ | (jargon; afk. voor Satsumappo) politieagent (Meiji periode) |
| marariamaen-マラリア蔓延 | verspreiding van malaria |
| mare-稀 | zeldzaamheid |
| marēshia-マレーシア | Maleisië |
| maria-マリア | (de heilige Maagd) Maria (moeder van Jezus) |
| maria-マリア | Maria (meisjesnaam) |
| marianashotō-マリアナ諸島 | de Marianen (Oceanische eilandengroep) |
| marishiten-摩利支天 | Marīci, een boeddhistische godheid (m.n. de beschermgod van de samoerai) |
| marubōzu-丸坊主 | een kale berg (zonder begroeiing) |
| marudashi-丸出し | gehele zichtbaarheid; openheid; niets verhullend |
| marudori-丸取り | het nemen [opeisen] van alles (niets overlatend); totaal in beslag nemen |
| maruhi-マル秘 | geheim; vertrouwelijk |
| marumekomu-丸め込む | verleiden; inpalmen; overhalen; ompraten; vleien |
| marunomi-丸ノミ | een holle beitel; guts |
| maruobi-丸帯 | een lange [brede] ceintuur (van één lap stof) |
| marusu-マルス | Mars (Romeinse oorlogsgod) |
| masaguru-弄る | friemelen; spelen [rommelen; knoeien] (met); sleutelen [prutsen] (aan) |
| masatsutekishitsugyō-摩擦的失業 | frictiewerkloosheid; wrijvingswerkeloosheid |
| masen-ません | suffix dat gebruikt wordt voor ontkenning van werkwoorden in de beleefdheidsvorm (masu) |
| māsharushotō-マーシャル諸島 | Marshalleilanden |
| massaki-真っ先 | het begin; hoofdeinde |
| masseki-末席 | zitplaats aan het eind van de tafel (het verst verwijderd van de eregast) |
| massetsu-末節 | kleine [onbelangrijke] details; niet-essentiële [triviale] zaken |
| massha-末社 | aan een hoofdtempel verbonden (kleinere) tempel |
| masshō-末梢 | het uiteinde [de punt] van een tak |
| masshō-末梢 | punt; uiteinde; rand |
| masshō-末梢 | kleine details; onbelangrijke dingen [zaken] |
| masu-マス | massa; grote hoeveelheid; groot aantal |
| māsu-マース | Mars (Romeinse oorlogsgod) |
| masu-升 | maateenheid |
| masu-増す | groeien; toenemen; opzwellen; vermeerderen; aankomen (in gewicht) |
| masu-増す | uitbreiden; verhogen; toevoegen |
| masutā-マスター | baas; eigenaar; manager; leider; meester |
| matawari-股割り | spagaat; spreidzit |
| māto-マート | markt; marktplein; handelscentrum |
| matomo-正面 | eerlijkheid; oprechtheid |
| matsubi-末尾 | (van documenten, e.d.) het einde; het laatste stuk [deel]; de afsluiting |
| matsudai-末代 | eeuwigheid; het einde der tijden; de wereld na de dood |
| matsugaku-末学 | (bescheiden zelf-aanduiding van een) wetenschapper [geleerde] |
| matsugo-末期 | doodsbed; doodsuur; levenseinde |
| matsuro-末路 | laatste (levens)dagen; het einde; (nood)lot |
| matsuro-末路 | het einde van de weg |
| matsuyō-末葉 | het einde [slot] (van een tijdperk) |
| mattaki-全き | perfectie; volledigheid; compleetheid |
| mattan-末端 | uiteinde; punt |
| mattankakaku-末端価格 | verkoopprijs; kleinhandelsprijs; straatprijs |
| mattōsuru-全うする | ten uitvoer brengen; verrichten; bereiken (doel); volbrengen; voltooien |
| mawari-回り | verspreiding |
| mawarimichi-回り道 | omleiding; omweg |
| mawashimono-回し者 | spion; geheim agent |
| mayakashi-まやかし | misleiding; bedrog; fraude; vervalsing |
| mayou-迷う | misleid worden; de controle verliezen |
| mayujiri-眉尻 | het uiteinde van de wenkbrauw dichtbij de slaap |
| mayune-眉根 | het uiteinde van de wenkbrauw dichtbij de neus |
| mazuhizumutekiseikaku-マゾヒズム的性格 | masochistisch karakter [persoonlijkheid] |
| me-目 | korrel; textuur (weefsel); (brei)steek |
| meate-目当て | leidraad; richtsnoer |
| mebaeru-芽生える | ontkiemen; ontluiken; ontspruiten; uitlopen; opbloeien |
| mechakucha-滅茶苦茶 | onsamenhangendheid; onredelijkheid; ongerijmdheid |
| mechie-メチエ | (Frans: metiér) vak; beroep; expertise; specialiteit |
| medake-雌竹 | (lett. vrouwelijke bamboe) Pleioblastus simonie (laaggroeiende bamboe) |
| medaki-雌滝 | de kleinste (lett. vrouwelijke) van twee watervallen |
| medama-目玉 | spiegelei (met hele dooier) |
| medamayaki-目玉焼き | spiegelei (met hele dooier) |
| mēdē-メーデー | Dag van de Arbeid (1 mei) |
| media・riterashī-メディア・リテラシー | mediageletterdheid; mediawijsheid |
| mēdo-メード | meid; dienstmeid; kamermeisje; huishoudster; maagd |
| megaroporisu-メガロポリス | megalopolis (een groot stedelijk gebied van aan elkaar gegroeide steden) |
| megaton-メガトン | megaton (eenheid van massa, gelijk aan 1 miljoen ton |
| meguōmu-メグオーム | megohm, 1 miljoen ohm (eenheid van elektrische weerstand) |
| meibutsu-名物 | beroemd lokaal product; specialiteit van een bepaalde streek |
| meichi-明知 | (grote) wijsheid; allesomvattend inzicht; helder inzicht; scherpzinnigheid |
| meido-メイド | meid; dienstmeid; kamermeisje; huishoudster; maagd |
| meido-明度 | helderheid; lichtsterkte |
| meifuku-冥福 | hemelse zaligheid; geluk in het hiernamaals |
| meigen-名言 | een wijze uitspraak; wijsheid; beroemd gezegde |
| meigi-名妓 | een beroemde geisha |
| meiji-明治 | Meiji, de regeringsperiode (1868-1912) van keizer Mutsuhito (1852-1912) |
| meijiishin-明治維新 | de Meiji-restauratie (1867) |
| meijijidai-明治時代 | de Meiji periode (1868-1912) |
| meijitsu-名実 | in naam en in werkelijkheid |
| meika-名家 | beroemde persoon; beroemdheid |
| meikai-明快 | helderheid; duidelijkheid; eenduidigheid; ondubbelzinnigheid |
| meiken-名剣 | beroemd zwaard; zwaard van hoge kwaliteit |
| meikyo-明渠 | open (water)leiding [drainering] |
| meikyōshisui-明鏡止水 | serene [vredige] gemoedsgesteldheid (zonder slechte gedachten) |
| meimei-冥冥 | onduidelijk; moeilijk te begrijpen |
| mein・banku-メイン・バンク | hoofdbank van een bedrijf (de bank met de hoogste kredietwaardigheid) |
| meireikei-命令形 | (taalkunde) meireikei, imperatieve vorm; gebiedende wijs |
| meiryō-明瞭 | duidelijkheid; helderheid |
| meisei-明聖 | grote wijsheid [inzicht; deugdzaamheid] (m.n. van keizers en goden) |
| meiseki-名跡 | beroemde plaats [plek; bezienswaardigheid] (met historische waarde) |
| meiseki-明晰 | helderheid; duidelijkheid |
| meishi-名士 | beroemdheid; bekende persoonlijkheid |
| meisho-名所 | bezienswaardigheid |
| meisū-名数 | een bepaald [precies] aantal; bepaalde hoeveelheid; numerieke waarde |
| meitō-名刀 | beroemd zwaard; zwaard van hoge kwaliteit |
| meiyo-名誉 | eer; glorie; faam; reputatie; goede naam; prestige; waardigheid |
| mejizai-目地材 | stuc; (sier)pleister; witkalk |
| mekubari-目配り | waakzaamheid; hoede; oplettendheid |
| mekura-盲 | blindheid |
| mekura-盲 | onwetendheid |
| mekurameppō-盲滅法 | roekeloosheid |
| mekuso-目糞 | slaap (afscheiding uit de ogen) |
| memai-目眩 | duizeligheid; draaierigheid |
| menami-女波 | kleine [zwakke] golf |
| menboku-面目 | uiterlijk; voorkomen; gezicht; aanzien; eer; reputatie; prestige; waardigheid |
| mendōkusai-面倒臭い | lastig; vervelend; te veel moeite kostend |
| menseki-免責 | aansprakelijkheidsvrijstelling; vrijstelling van aansprakelijkheid; vrijwaring; exoneratie |
| menso-免訴 | verklaring van onontvankelijkheid; afwijzing; vrijspraak |
| menuri-目塗り | bepleistering; verzegeling |
| menzen-面前 | voor je (eigen) ogen; (vlak) voor je neus |
| men'eki-免疫 | immuniteit |
| men'ekiryoku-免疫力 | immuniteit |
| mēn・banku-メーン・バンク | hoofdbank van een bedrijf (de bank met de hoogste kredietwaardigheid) |
| meriyasu-メリヤス | gebreide stof |
| meriyasuami-メリヤス編み | tricotsteek; koussteek (breisteek) |
| meromero-めろめろ | een zacht ei(tje); een slappeling; een zwak hebben voor iemand |
| mesaki-目先 | inzicht; vooruitziendheid |
| meshii-盲 | blindheid; blinde persoon |
| meshiudo-囚人 | een persoon die werd uitgekozen om een waka-gedicht te componeren aan het begin van een poëzieceremonie aan het keizerlijk hof |
| meshūdo-召人 | een persoon die werd uitgekozen om een waka-gedicht te componeren aan het begin van een poëzieceremonie aan het keizerlijk hof |
| messhi-滅私 | onbaatzuchtigheid; altruïsme |
| messhu-メッシュ | highlights in het haar; coupe soleil |
| messō-滅相 | onzin; waanzin; gekheid; buitensporigheid |
| messō-滅相 | (één van de vier fasen in het boeddhisme) de vorm [verschijning) van wanneer karma uitgeput is en het leven eindigt |
| messuru-滅する | vernietigd worden; vergaan; vernietigen; uitroeien |
| metchen-メッチェン | meisje |
| metsu-滅 | één van de vier grote waarheden in het Boeddhisme, n.l. het einde van het lijden |
| metsukeyaku-目付役 | waakhond (ook fig.) bewaker; beschermer; begeleider |
| meutsuri-目移り | afgeleid zijn; gebrek aan concentratie; besluiteloosheid |
| meutsuri-目移り | geïnteresseerd zijn in meerdere dingen |
| meyani-目脂 | slaap (afscheiding uit de ogen) |
| mibae-見栄え | er goed uitzien; arrogante houding; ijdelheid |
| mibunshōmeisho-身分証明書 | identiteitsbewijs; identiteitskaart; legitimatiebewijs |
| michi-未知 | onbekendheid; onbekend zijn |
| michibiku-導く | leiden; begeleiden; loodsen; de weg wijzen |
| michibiku-導く | afleiden; concluderen; leiden tot; resulteren in |
| michishirube-道標 | handleiding |
| michisū-未知数 | onbekend aantal; onbekende hoeveelheid [kwantiteit; kwaliteit]; onbekend gegeven |
| michiyuki-道行き | reis; het reizen |
| michiyuki-道行き | reisbeschrijving |
| michiyuki-道行き | (Kabuki theater) scène waar een man en vrouw samen (in het geheim) ervandoor [op reis] gaan |
| michizure-道連れ | reisgenoot; reisgezel |
| midai-御台 | hofbestek (artikelen in gebruik aan het keizerlijk hof en bij de adel) |
| midana-網棚 | bagagerek (in treinen, bussen, e.d.) |
| midokoro-見所 | goede eigenschap; goed punt [gedeelte]; goede scène (in film) |
| midorijūji-緑十字 | een groen kruis op een witte achtergrond (veiligheidssymbool) |
| midoru・kurasu-ミドル・クラス | kleinburgerlijk |
| mie-見栄 | uiterlijk; ijdelheid; vertoning; vertoon |
| migara-身柄 | (iemands) lichaam; persoon; identiteit |
| migatte-身勝手 | zelfzuchtigheid; egoïsme; egocentrisch zijn |
| migikiki-右利き | rechtshandigheid |
| migotae-見応え | de moeite waard om te zien; indrukwekkend |
| mihakarau-見計らう | iets naar eigen inzicht doen; naar eigen goeddunken iets doen; zelf beslissen over iets |
| miharashi-見晴らし | uitzicht; vergezicht; zichtbaarheid |
| mihari-見張り | wacht; uitkijk; hoede; waakzaamheid |
| mihattatsu-未発達 | onontwikkeld(heid), nog niet ontwikkeld zijn |
| mihiraki-見開き | verspreid over twee pagina's (van een boek of tijdschrift) |
| mihitsunokoi-未必の故意 | bewuste [opzettelijke] verwaarlozing; nalatigheid; onachtzaamheid |
| mihoreru-見惚れる | geboeid [gefascineerd; gegrepen] raken (door) |
| mīizumu-ミーイズム | zelfzuchtigheid; egoïsme |
| mijuku-未熟 | onrijpheid; onervarenheid |
| mikado-帝 | (Japanse) keizer |
| mikado-帝 | keizerlijk hof |
| mikado-帝 | keizerlijk paleis |
| mikado-帝 | poort van het keizerlijk paleis |
| mikai-未開 | onbeschaafdheid; wildheid; primitiviteit |
| mikai-未開 | een bloem die nog niet bloeit |
| mikakedaoshi-見かけ倒し | verkeerde [misleidende] indruk; niet zo goed zijn als het er uitziet; klatergoud |
| mikata-味方 | legereenheden van het keizerlijk hof of de overheid |
| miketsu-未決 | onbeslistheid; onzekerheid; het hangende [in behandeling; nog niet besloten] zijn |
| mikirihassha-見切り発車 | voortijdig vertrek van een trein (voordat alle passagiers aan boord zijn) |
| mikiru-見切る | duidelijk [goed] (kunnen) zien [opmerken; onderscheiden] |
| mikkai-密会 | geheime ontmoeting; rendez-vous |
| mikkei-密計 | geheim plan |
| mikkoku-密告 | geheime informatie |
| miko-皇子 | keizerlijke prins; zoon van een keizer |
| mikotonori-詔 | (keizerlijk) decreet; (keizerlijke) verordening |
| mikudarihan-三下り半 | echtscheidingsbrief (in de Edo periode geschreven in drie en een halve regel) |
| mikuro-ミクロ | micro; heel klein |
| mimai-見舞い | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
| mimau-見舞う | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
| mimidare-耳垂れ | oorsmeer; afscheiding uit oor |
| mimikaki-耳搔き | oorreiniger; oorschepje |
| mimizunaku-蚯蚓鳴く | het geluid van de regenwormen (in de (regenachtige) herfstnacht; wordt gebruikt als uitdrukking voor eenzaamheid) |
| mimoto-身元 | identiteit |
| minage-身投げ | zelfmoord door (van hoogte) in water, of van een gebouw of steile rots, te springen |
| minamoto-源 | familienaam van een machtige clan (Heian en Kamakura periode) |
| minawa-水泡 | (vloeistof) schuim; belletjes; bruis |
| minchi・pai-ミンチ・パイ | vleespastei; pastei gevuld met gehakt |
| mineruba-ミネルバ | Minerva (Romeinse godin) |
| mini-ミニ | mini; klein |
| minikomizasshi-ミニコミ雑誌 | tijdschrift met een kleine oplage [een beperkte lezersgroep] |
| minikui-見難い | moeilijk te zien |
| minishiatā-ミニシアター | klein theater; kleine bioscoop |
| mini・shiatā-ミニ・シアター | filmhuis; kleine bioscoop |
| mini・sutēto-ミニ・ステート | dwergstaat; kleine staat; klein land |
| minofurikata-身の振り方 | (je eigen) (toekomstige) handelwijze [gedrag]; hoe je je zal (gaan) gedragen |
| miokuri-見送り | afscheid; uitgeleide |
| miokuru-見送る | iemand uitgeleide doen [uitzwaaien; wegbrengen] |
| mirareru-見られる | (beleefdheidsvorm) zien |
| miren-未練 | blijvende [kwijnende] affectie [genegenheid]; niet willen opgeven; niet kunnen loslaten; spijt |
| mirukīhatto-ミルキー・ハット | een slappe stoffen hoed (vaak wit of beige) |
| misakai-見境 | onderscheid; discriminatie |
| misao-操 | trouw; standvastigheid; eer |
| misao-操 | kuisheid; maagdelijkheid |
| misasagi-陵 | graf [mausoleum] van een keizer of keizerin |
| misedokoro-見せ所 | plek [gelegenheid] waar je laat zien wat je kunt |
| miseinen-未成年 | minderjarig(heid) |
| misekakeru-見せかける | laten lijken als; doen voorkomen; veinzen |
| misemono-見世物 | freakshow; rariteitenshow |
| misetsukeru-見せつける | (iem.) imponeren; beïnvloeden; indruk maken (op) |
| mishiranu-見知らぬ | vreemd; eigenaardig; onbekend |
| mishirigoshi-見知り越し | bekendheid |
| mishō-未詳 | onbekend; [niet vastgesteld; niet geïdentificeerd] zijn |
| miso-味噌 | een belangrijk punt; goede eigenschap |
| misosuri-味噌擂り | vleierij; vleier |
| missatsu-密殺 | clandestiene moord; (iem.) doden in het geheim |
| missei-密生 | dichtbegroeid zijn; dicht op elkaar groeien; bossig zijn |
| missetsu-密接 | nauwe verbondenheid; dicht bij elkaar zijn |
| misshi-密使 | een geheime boodschapper [gezant]; geheim agent |
| misshitsu-密室 | geheime kamer |
| missho-密書 | vertrouwelijk [geheim] bericht [document] |
| missō-密送 | heimelijke verzending |
| misuru-魅する | fascineren; betoveren; boeien |
| misuterī-ミステリー | mysterie; raadsel; geheim |
| misuteriasu-ミステリアス | mysterieus; geheimzinnig |
| misu・kontesuto-ミス・コンテスト | missverkiezing; schoonheidswedstrijd |
| mitarashi-御手洗 | een plaats waar pelgrims voorafgaand aan het bezoek van een heiligdom hun handen en mond reinigen. |
| mitarashi-御手洗 | (afk. voor) een rivier die vlakbij een heiligdom stroomt (en ook door pelgrims wordt gebruikt om hun mond met water te spoelen) |
| mitarashi-御手洗 | (afk. voor) een festival dat (oorspronkelijk) op 7 juli wordt gehouden in het Kitano Tenmangu-heiligdom in Kyoto |
| mitarashigawa-御手洗川 | een rivier die vlakbij een heiligdom stroomt (en ook door pelgrims wordt gebruikt om hun mond met water te spoelen) |
| mitarashimatsuri-御手洗祭 | een festival dat (oorspronkelijk) op 7 juli wordt gehouden in het Kitano Tenmangu-heiligdom in Kyoto |
| mitō-未到 | onbetreden; ongekend; onbereikt |
| mitoku-味得 | volledige appreciatie [waardering] (van iets van hoogstaande kwaliteit) |
| mitomeru-認める | zien; waarnemen; onderscheiden; herkennen; (be)merken; vaststellen |
| mitoreru-見惚れる | geboeid [gefascineerd; gegrepen] raken (door) |
| mitsudo-密度 | dichtheid; densiteit |
| mitsugi-密儀 | geheime rituelen |
| mitsugi-密議 | geheim overleg; conclaaf; vertrouwelijk gesprek |
| mitsukurou-見繕う | voorbereiden; klaarmaken; klaarleggen |
| mitsunyūkoku-密入国 | heimelijk [stiekem; illegaal] het land binnenkomen |
| mitsushukkoku-密出国 | heimelijk [stiekem; illegaal] het land verlaten |
| mitsuyaku-密約 | geheim akkoord [verdrag] |
| mittei-密偵 | spion; geheim agent; infiltrant |
| miugoki-身動き | lichaamsbeweging; kleine beweging van het lichaam |
| miuri-身売り | het verkopen; van de hand doen (van de eigen onderneming, zaak, e.d.) |
| miwake-見分け | het onderscheiden [onderscheid maken; uit elkaar houden] |
| miwakeru-見分ける | onderscheiden; onderscheid maken; uit elkaar houden |
| miya-宮 | paleis |
| miya-宮 | keizerlijke prins [prinses] |
| miyadaiku-宮大工 | timmerman die gespecialiseerd is in oude architectuur (zoals heiligdommen, tempels en paleizen) |
| miyage-土産 | souvenir, aandenken meegenomen van een reis; cadeautje; presentje |
| miyagebanashi-土産話 | reisverhaal |
| miyai-宮居 | paleis; keizerlijke residentie |
| miyakojima-宮古島 | Miyako (een eiland van Okinawa) |
| miyamairi-宮参り | bezoek aan een Shinto-schrijn [heiligdom] (met baby's, binnen 30 dagen na hun geboorte) |
| miyuki-行幸 | keizerlijk bezoek; keizerlijke aanwezigheid (bij) |
| mizenkei-未然形 | (taalkunde) mizenkei (irrealis vorm; gebruikt als aansluitvorm voor optatief, negatief, passief, causatief) |
| mizetto・hausu-ミゼット・ハウス | klein [compact] huisje (lett. dwergenhuisje) |
| mizuashi-水足 | de snelheid van stromend water |
| mizubakari-水計り | waterpeil |
| mizubari-水張り | natte stof [papier] uitspreiden zodat het zonder kreukels opdroogt |
| mizugoe-水肥 | vloeibare mest |
| mizugori-水垢離 | rituele [ceremoniële] reiniging met (koud) water |
| mizugusuri-水薬 | vloeibare medicijn; medicinaal drankje |
| mizuire-水入れ | drinkbakje (voor huisdieren e.d.); waterkan; een kleine kan met water om in een inktsteen te gieten |
| mizukagen-水加減 | de juiste hoeveelheid water om een gerecht klaar te maken (b.v. rijst te koken) |
| mizukakeron-水掛け論 | een eindeloze [zinloze] discussie |
| mizukasa-水嵩 | watervolume; hoeveelheid water |
| mizuke-水気 | vochtigheid; damp; stoom |
| mizukiri-水切り | het afgieten; afdruipen; afvloeien |
| mizukiri-水切り | steentjes keilen [laten stuiteren] over een wateroppervlak |
| mizumono-水物 | vloeistof; drank(je) |
| mizunomiba -水飲み場 | (openbaar) drinkkraantje; fonteintje om water te drinken; waterhappertje |
| mizusakazuki-水杯 | het ritueel van het gezamenlijk inschenken en drinken van water waarbij men voorgoed afscheid neemt van elkaar |
| mō-毛 | monetaire eenheid, 1/1000 (een duizendste) |
| mō-猛 | (in kanji combinaties) hevig [intens; fel; eind; energiek; extreem] zijn |
| mō-盲 | blindheid |
| mo-茂 | (in kanji combinaties) dichtbegroeid; welige groei; overwoekerd |
| mō-蒙 | onwetendheid |
| mobirēji-モビレージ | eenvoudige campings voor reizigers met de auto |
| mobiritishakai-モビリティ社会 | mobiliteitsmaatschappij |
| mochi-持ち | bezit; bezitting; eigendom; eigenaar; bezitter |
| mochi-持ち | duurzaamheid |
| mochi-黐 | vogellijm (rubberachtige substantie verkregen uit boomschors, die werd gebruikt om kleine vogels mee te vangen) |
| mochiai-持ち合い | wederzijdse hulp; onderlinge afhankelijkheid |
| mochiai-持ち合い | (in) balans; evenwicht; onveranderlijkheid |
| mochibunhō-持分法 | equity recht; billijkheidsprincipe |
| mochiie-持ち家 | eigen huis; huis in eigen bezit |
| mochikomu-持ち込む | voltooien; beëindigen |
| mochimae-持ち前 | iemand's karakter [eigenschappen; aard] |
| mochinaosu-持ち直す | herstellen; verbeteren; doen herleven [opbloeien] |
| mochinushi-持ち主 | eigenaar; bezitter |
| mochite-持手 | eigenaar |
| mōdōken-盲導犬 | blindengeleidehond |
| mōgen-妄言 | leugen; onwaarheid |
| mogidō-没義道 | onmenselijkheid; wreedheid; meedogenloosheid |
| mōhyō-妄評 | (bescheiden woord voor de eigen kritiek op anderen) mijn kritiek |
| mōi-猛威 | woestheid; woede; heftigheid; geweld; enorme kracht |
| moisuchā-モイスチャー | vocht; vochtigheid; condens |
| mokashin-モカシン | mocassin (traditioneel schoeisel van inheemse volkeren in Noord-Amerika) |
| mōke-設け | voorbereidingen; voorzieningen (voor een diner, feest, e.d.) |
| mōkeru-設ける | voorzien; voorbereiden; vaststellen; regelen |
| mokkō-黙考 | overdenking; overpeinzing; bespiegeling |
| mokuhi-黙秘 | zwijgen tijdens ondervraging; zonder onthulling [openbaring] (van de feiten) |
| mokurei-黙礼 | stilzwijgende groet [buiging] (vooral tijdens een plechtigheid) |
| mokuzugani-藻屑蟹 | Japanse wolhandkrab (Eriocheir japonica) |
| mōmai-蒙昧 | onwetendheid |
| mōmō-モーモー | (onomatopee) boe-boe (het loeien van een koe) |
| mōmoku-盲目 | blindheid; blind zijn (ook fig.) |
| momonosekku-桃の節句 | Perzikbloesemfestival [Meisjesdag; Poppenfeest] (seizoenfeestdag voor meisjes op 3 maart) |
| momoware-桃割れ | haarstijl met een perzikvormige knot (uit het Meiji tijdperk) |
| momu-揉む | (handel) een klein bod (hoog of laag) doen op de beurs (vaak in herhaling) |
| monchaku-悶着 | problemen; moeilijkheden; sores; tegenspoed |
| monjayaki-もんじゃ焼き | hartige pannenkoek met een verscheidenheid aan ingrediënten (groente, vis, vlees, e.d.) |
| monju-文殊 | Manjushri, bodhisattva die helpt onwetendheid te overwinnen en wijsheid te bereiken |
| monka-門下 | onder begeleiding van |
| monkī-モンキー | heiblok |
| monkokaihō-門戸開放 | opendeurpolitiek; opendeurbeleid |
| monkokaihōseisaku-門戸開放政策 | opendeurpolitiek; opendeurbeleid |
| mono-物 | eigendom; bezit; bezittingen |
| monoanji-物案じ | angst; bezorgdheid |
| monoda-物だ | het is zo dat...; het is een feit dat.. |
| monofobia-モノフォビア | monofobie (angst voor eenzaamheid) |
| monogusa-物臭 | luiheid; sloomheidheid; luiaard; een lui iemand |
| monomi-物見 | sightseeing; excursies |
| mononoaware-物の哀れ | een sterk (ethisch) gevoel [waardering] voor schoonheid (van de natuur) |
| mononokazu-物の数 | iets belangrijks; iets dat de moeite waard is |
| monooji-物怖じ | verlegenheid; bedeesdheid |
| monooshimi-物惜しみ | gierigheid; zuinigheid |
| monoshirazu-物知らず | onwetendheid |
| monoshiri-物知り | een uitgebreide kennis [informatie] |
| monoshiri-物知り | iemand met veel kennis [informatie]; een goed geïnformeerde [erudiete] persoon |
| monoshizuka-物静か | rust; kalmte; sereniteit |
| monotōn-モノトーン | weinig kleuren [tinten] |
| monowakare-物別れ | onenigheid; breuk (in onderhandelingen) |
| monowasure-物忘れ | vergeetachtigheid; geheugenverlies |
| monoyawaraka-物柔らか | mildheid; zachtheid; vriendelijkheid; rustig voorkomen |
| monozuki-物好き | grilligheid; bevlieging; rage |
| monshirochō-紋白蝶 | klein koolwitje of knollenwitje (vlinder: Pieris rapae) |
| monsūn-モンスーン | regentijd; regenseizoen |
| montō-門灯 | lamp [verlichting] bij de ingang [poort] van een huis [gebouw; terrein] |
| monzeki-門跡 | (boeddhistische) priester van aristocratische of keizerlijke afkomst |
| monzenbarai-門前払い | weigering om binnen te laten [wegsturing] van een bezoeker aan de deur |
| monzenmachi-門前町 | tempelstad (een stad gebouwd voor de poorten van heiligdommen en tempels) |
| mon'an-問安 | informeren naar de veiligheid [het welzijn] van een hogere in rang |
| mon'ei-門衛 | bewaker; poortwachter; portier (van overheidsgebouwen, bedrijven, scholen, etc.) |
| moppu-モップ | zwabber; stokdweil |
| moppugata-モップ形 | een zwabber; stokdweil |
| morahadaonugu-諸肌を脱ぐ | beide schouders [het bovenlichaam] ontbloten (bij het dragen van een kimono) |
| moraibisuru-貰い火する | overslaan van vlammen; verspreiden van vuur |
| morāru・sābei-モラール・サーベイ | moreel onderzoek naar tevredenheid van werknemers over arbeidscondities |
| morasu-漏らす | lekken (fig.); verraden; een geheim verklappen; onthullen |
| moriawase-盛り合わせ | een verscheidenheid aan gerechten |
| moridakusan-盛り沢山 | verscheidenheid; groot aantal |
| morigaaru-森ガール | zachte, losse [wijde] stijl van vrouwenkleding (met als thema een meisje in het bos); meisje dat zulke kleding draagt |
| morisoba-盛り蕎麦 | soba (boekweitnoedels) op een rieten schaal |
| moritateru-守り立てる | ondersteunen; helpen om iets te bereiken |
| moritateru-守り立てる | doen herleven; laten opbloeien; nieuw leven inblazen |
| morobito-諸人 | veel mensen; iedereen; allerlei mensen |
| morohaku-諸白 | rijstwijn gemaakt van rijst en mout; sake van goede kwaliteit |
| moromoro-諸諸 | allerlei dingen [zaken; mensen] |
| morote-諸手 | beide handen [armen] |
| moru-モル | mol; grammolecule (eenheid) |
| moru-漏る | lekken; wegvloeien; ontsnappen (gas, b.v.) |
| morunodo-モル濃度 | molaire concentratie; molariteit |
| mosamosa-もさもさ | behaard (persoon); dichtbegroeid (planten) |
| moshi-もし | (aan het einde van een zin) toch; hè |
| mōshikaneru-申し兼ねる | aarzelen [het moeilijk vinden] om iets te zeggen |
| mōshin-盲進 | roekeloosheid; onbesuisdheid; onbezonnenheid |
| mōshiwake-申し訳 | onbeduidend; klein; bescheiden; niet noemenswaard |
| mossō-物相 | keukengerei [kom] om het eten in gelijke porties te verdelen |
| mossō-物相 | (tot febr. 2024 gevangenis jargon voor) eetgerei |
| mōtāpūru-モータープール | parkeerplaats; parkeerterrein |
| motenashi-持て成し | onthaal; ontvangst; gastvrijheid |
| motomiya-元宮 | de hoofd-schrijn binnen het shinto heiligdom |
| moyoi-催い | (in combinatie met een zelfst. n.w.) voorbereiding |
| mozaiku-モザイク | (biologie: dier of plant met genetische eigenschappen van verschillende soorten) hybride; entbastaard |
| mubō-無謀 | roekeloosheid; ondoordachtheid; onvoorzichtigheid |
| mubyōsokusai-無病息災 | in goede gezondheid; volkomen gezond zijn |
| mucha-無茶 | onredelijkheid; dwaasheid; ongerijmdheid |
| muchi-無知 | onwetendheid; gebrek aan kennis |
| muda-無駄 | nutteloosheid; zinloosheid |
| mudaashi-無駄足 | vergeefse poging; verspilde moeite |
| mudabone-無駄骨 | vergeefse [verspilde] moeite |
| muen-無縁 | geen [zonder] relatie; geen [zonder] verbindenis; niet verwant; onverschillig; ongeïnteresseerd |
| mufunbetsu-無分別 | indiscretie; onnadenkendheid; onvoorzichtigheid |
| muga-無我 | zelfopoffering; onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid; altruïsme |
| mugai-無害 | onschadelijkheid; onschuld |
| mugaku-無学 | ongeletterdheid; analfabetisme; onwettendheid; onontwikkeldheid |
| mugaku-無学 | (boeddh.) spiritueel niveau waarbij men bevrijd is van aardse verlangens en studie niet langer nodig is om dat te bereiken |
| mugei-無芸 | zonder (verworven) talent [begaafdheid] |
| mugen-無限 | onbegrensdheid; grenzeloosheid; onbeperktheid; oneindigheid |
| mugendai-無限大 | oneindigheid; onmetelijkheid |
| mugenruupu-無限ループ | oneindige lus |
| mugifumi-麦踏み | het vertrappen van tarweplanten in de winter (om de koudebestendigheid te vergroten en de stengelvoeten van het gewas sterker te maken) |
| mugon-無言 | zwijgzaamheid; stilte |
| muhen-無辺 | oneindigheid; grenzeloosheid |
| muhitsu-無筆 | analfabetisme; ongeletterdheid |
| muhō-無法 | onwettigheid; wetteloosheid; onrecht |
| muhyōjō-無表情 | uiterlijke onbewogenheid; expressieloos [strak] gezicht; uitdrukkingsloosheid |
| mui-無為 | ledigheid; inactiviteit; werkloosheid |
| muimi-無意味 | zonder betekenis zijn; betekenisloosheid; zinloosheid; onzin |
| muishiki-無意識 | bewusteloosheid; onderbewustzijn |
| mujaki-無邪気 | onschuld; eenvoud; naïviteit |
| mujihi-無慈悲 | genadeloosheid; meedogenloosheid; wreedheid |
| mujin-無人 | onbemand zijn; onderbezetting; met te weinig personeel |
| mujin-無尽 | onuitputtelijkheid; onbegrensdheid; onbeperktheid |
| mujinhansōsha-無人搬送車 | automatische geleid voertuig; onbemand (robot)voertuig |
| mujinki-無人機 | ombemand luchtvaartuig (voor militaire of burger doeleinden) |
| mujintō-無人島 | onbewoond eiland |
| mujinzō-無尽蔵 | onuitputtelijke [ongelimiteerde] hoeveelheid [voorraad] |
| mujin'eki-無人駅 | onbemand treinstation |
| mujirushi-無印 | een atleet of paard met weinig kans om te winnen. |
| mujō-無常 | veranderlijkheid; onzekerheid; vergankelijkheid |
| mujō-無情 | harteloosheid; hardvochtigheid; wreedheid\ |
| mujō-無情 | gevoelloosheid |
| mujōken-無条件 | onvoorwaardelijkheid |
| mujun-矛盾 | tegenstelling; discrepantie; tegenstrijdigheid; inconsistentie |
| mukamuka-むかむか | (onomatopee) misselijk; beroerd; geïrriteerd |
| mukan-無官 | iemand die geen officiële functie [positie; rang] bij de overheid heeft |
| mukangae-無考え | ondoordachtheid; achteloosheid; onbezonnenheid; roekeloosheid |
| mukankaku-無感覚 | ongevoeligheid; gevoelloosheid; lusteloosheid; apathie |
| mukanshin-無関心 | onverschilligheid; nonchalance |
| mukashitsusekinin-無過失責任 | aansprakelijkheid zonder schuld [zonder nalatigheid] |
| mukatsuku-むかつく | geïrriteerd [boos] zijn; zich beledigd voelen |
| mukikagaku-無機化学 | anorganische scheikunde |
| mukō-無効 | ongeldigheid; nulliteit |
| mukōiki-向こう意気 | vechtlust; strijdlustigheid; strijdvaardigheid |
| mukokuseki-無国籍 | stateloos (zonder nationaliteit) |
| mukuchi-無口 | zwijgzaamheid |
| mukyū-無窮 | oneindigheid; onsterfelijkheid; eeuwigheid |
| mumenkyo-無免許 | vergunning niet vereist |
| mumyō-無明 | (boeddh.) spirituele duisternis; onwetendheid; het onvermogen om de waarheid te begrijpen |
| munenmusō-無念無想 | vrijheid [bevrijd] van alle wereldse gedachten |
| munin-無人 | onbemand; onderbezetting; met te weinig personeel |
| munō-無能 | onbekwaamheid; incompetentie |
| munōryoku-無能力 | incompetentie; onbekwaamheid; onvermogen |
| muon-無音 | geluidloosheid |
| murashibai-村芝居 | rondreizend dorpstheater |
| murashibai-村芝居 | rondreizend (dorps)toneelgezelschap |
| muri-無理 | onredelijkheid |
| murinandai-無理難題 | onredelijke [moeilijke] eis |
| murisandan-無理算段 | het de eindjes aan elkaar knopen; het bij elkaar scharrelen (van geld) |
| murisandansuru-無理算段する | de eindjes aan elkaar knopen; geld bij elkaar scharrelen [schrapen] |
| muro-室 | broeikas |
| muryō-無量 | onmetelijkheid; oneindigheid |
| muryoku-無力 | machteloosheid |
| muryōtaisū-無量大数 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 68 (of 88) |
| musabetsu-無差別 | zonder onderscheid; gelijkwaardigheid; onpartijdigheid |
| musai-無才 | onbekwaamheid; gebrek aan talent [kennis] |
| musan-無産 | zonder bezit [eigendommen; vermogen] |
| musan-無産 | (afk. voor) het proletariaat; bezitloze arbeidersklasse |
| musan-霧散 | verspreiding; verdrijving; verdwijning |
| musankaikyū-無産階級 | het proletariaat; bezitloze arbeidersklasse |
| musei-無性 | geslachtsloosheid; aseksualiteit |
| museiran-無精卵 | onbevrucht [onvruchtbaar] ei |
| museki-無籍 | statenloos zijn; geen nationaliteit hebben |
| musekinin-無責任 | onverantwoordelijkheid |
| mushaburi-武者振り | moed; durf; krijgshaftigheid; onversaagdheid; onverschrokkenheid; manmoedigheid |
| mushakusha-むしゃくしゃ | geërgerd; geïrriteerd; humeurig; slecht-gehumeurd |
| mushakushasuru-むしゃくしゃする | geërgerd [geïrriteerd; humeurig; slecht-gehumeurd] zijn |
| mushashugyō-武者修行 | naar andere delen van het land reizen om bijzondere vaardigheden te leren (b.v. in de muziek of de krijgskunst) |
| mushi-無私 | onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid |
| mushi-無視 | veronachtzaming; onverschilligheid; het negeren (van regels, etc.); minachting |
| mushiatsui-蒸し暑い | broeierig warm; zwoel |
| mushimushi-蒸し蒸し | warm en vochtig; broeierig |
| mushinkei-無神経 | ongevoeligheid; onverschilligheid; apathie |
| mushinron-無神論 | atheïsme |
| mushiosae-虫押さえ | een klein gerecht [hapje] tussendoor; tussendoortje |
| musu-生す | groeien (van planten) |
| musubi-結び | (van een tekst) het einde [conclusie] |
| musume-娘 | meisje; jonge vrouw |
| musumegokoro-娘心 | meisjesachtige geest [hart; aard]; meisjesachtige onschuld |
| mutekatsuryū-無手勝流 | een eigen stijl; dingen op je eigen manier doen |
| muteki-無敵 | onoverwinnelijkheid |
| mutonchaku-無頓着 | onverschilligheid; nonchalance |
| mutonjaku-無頓着 | onverschilligheid; nonchalance |
| mutsū-無痛 | pijnloosheid |
| mutsukashii-難しい | moeilijk; ingewikkeld; lastig; netelig |
| muyami-無闇 | buitensporigheid; onmatigheid |
| muzōsa-無造作 | achteloosheid; zorgeloosheid |
| muzukashii-難しい | moeilijk; ingewikkeld; lastig; netelig |
| muzumuzu-むずむず | ongeduld; nervositeit |
| muzumuzusuru-むずむずする | ongeduldig [zenuwachtig; geïrriteerd] zijn |
| myō-妙 | eigenaardigheid; mysterie |
| myō-明 | (in kanji combinaties( wijsheid; mantra; volgende; komende |
| myōgo-冥護 | geheime hulp [bescherming] van de goden |
| na-名 | een reputatie; naam; een goede naam; faam; beroemdheid; eer; glorie; een slechte reputatie; gerucht; roddel; kletspraatjes |
| naa-なあ | (aan het eind van de zin) drukt uit een wens [verzuchting] |
| nadaraka-なだらか | gelijkmatigheid; zachtheid; glooiend zijn; geleidelijk (oplopend) |
| nadareru-雪崩れる | hellen; aflopen; neigen |
| nadokoro-名所 | beroemde [bekende; interessante] plaats; bezienswaardigheid |
| nagamochi-長持 | lange houdbaarheid |
| nagara-ながら | (gevoegd achter een ww. geeft het aan een gelijktijdigheid van meerdere handelingen) terwijl; onder het...; al ...nde |
| nagara-ながら | (gevoegd achter een zn. of bijw.) alles; allen; allebei (tegelijk); geheel; totaal; compleet |
| nagaraunten -ながら運転 | (wetsovertreding) autorijden gelijktijdig met een andere nevenactiviteit (telefoneren, sms-en e.d) |
| nagaremono-流れ者 | rondtrekkende arbeider; gastarbeider |
| nagashiba-流し場 | douchehoek of wasgelegenheid (zoals in Japan voorafgaand aan het baden) |
| nagashio-長潮 | getijde wanneer het verschil tussen eb en vloed het kleinst is |
| nagasu-流す | laten stromen; gieten; vloeien (tranen, etc.) |
| nagasu-流す | stromen; golven (geluid; elektriciteit) |
| nagauta-長唄 | nagauta, een (lange) ballade gezongen met begeleiding van een shamisen (Japans snaarinstrument) |
| nageki-嘆き | verdriet; droefheid; klaagzang; rouw |
| nageyari-投げ遣り | nalatigheid;; onzorgvuldigheid; slordigheid |
| nagori-名残 | gevoel van wanhoop [verdriet] bij een afscheid |
| nagori-名残 | het einde; vaarwel |
| nai-無い | in combinatie met koto: (lett.: het feit is er niet dat...) het is niet zo dat...; niet nodig zijn; niet hoeven; niet mogelijk zijn |
| naichi-内地 | het eigen land; binnenlands grondgebied |
| naien-内苑 | binnentuin (van tempel of paleis) |
| naihō-内報 | tip; heimelijke [vertrouwelijke] informatie |
| naijin-内陣 | binnenste [heiligste] hal [gebedsplaats] van een tempel [schrijn; heiligdom] |
| naijo-内助 | hulp of ondersteuning van binnenuit (via een eigen organisatie of bedrijf; vaak ook van de echtgenote die thuis meewerkt) |
| naikū-内宮 | de binnenste schrijn van het Ise Jingu heiligdom (Mie-prefectuur), gewijd aan Amaterasu-ōmikami (godin van de zon) |
| naimitsu-内密 | geheimhouding; vertrouwelijkheid |
| naimu-内務 | binnenlandse (staats)zaken m.b.t. politie, publieke werken, algemene volksgezondheid (inclusief afvalverwerking en riolering) en lokaal bestuur |
| nainai-内内 | vertrouwelijk; in het geheim; privé; informeel |
| naiō-内応 | samenzwering; heulen (met de vijand); verraad (door het doorgeven van geheime informatie aan de vijand) |
| naisho-内緒 | geheim; privé |
| naishō-内証 | geheim; privé |
| naishobanashi-内緒話 | een onderonsje; een privé [geheim] gesprek |
| naishogoto-内緒事 | geheime dingen [zaken] |
| naitei-内偵 | geheim onderzoek; verkenning |
| naiteisōsa-内偵捜査 | geheim onderzoek; verkenning |
| naitsū-内通 | samenzwering; heulen (met de vijand); verraad (door het doorgeven van geheime informatie aan de vijand) |
| naiyō-内容 | inhoudelijke betekenis [waarde]; diepte; kwaliteit |
| naiyō-内用 | privé [particuliere; interne] zaken [aangelegenheid] |
| naiyōbi-内容美 | schoonheid van inhoud; innerlijke schoonheid |
| naiyōseki-内容積 | inhoud; capaciteit; kubiek [inwendig] volume [afmeting]; massa |
| nakai-仲居 | [近世、商家などで、奥女中と下女の中間の奉公人] een dienstmeisje |
| nakajima-中島 | een eiland midden in een vijver [rivier] |
| nakanuri-中塗り | een tweede [midden) laag [deklaag] van een muur of pleisterlaag |
| nakatagai-仲違い | ruzie; meningsverschil; onenigheid |
| nakenashi-なけなし | geringe hoeveelheid; het kleine beetje (weinige) dat men heeft |
| nakidashisōnasoramoyō-泣き出しそうな空模様 | een dreigende (regen)lucht; het ernaar uitzien dat het gaat regenen |
| nakidokoro-泣き所 | zwakke plek; zwakke eigenschap, achilleshiel |
| nakigoto-泣き言 | geklaag; gejammer; gedrein; gejengel |
| nakiwakare-泣き別れ | een afscheid in tranen; het huilend afscheid nemen [uit elkaar gaan] |
| naku-泣く | onredelijke eisen accepteren |
| nakunaru-無くなる | op raken; tekort [te weinig] worden |
| namahanka-生半可 | oppervlakkigheid; halfslachtigheid |
| namaiki-生意気 | verwaandheid; vrijpostigheid; onbeschaamdheid; brutaliteit |
| namaiki-生意気 | halfslachtigheid |
| namaji-なまじ | onnadenkendheid; roekeloosheid; onbedachtzaamheid |
| namakajiri-生齧り | oppervlakkigheid |
| namakawa-生皮 | ongeleide huid [pels] |
| namameku-艶めく | verleidelijk [sexy; elegant; charmant] zijn; er betoverend uitzien |
| namatamago-生卵 | een rauw ei |
| namayoi-生酔い | aangeschoten; een klein beetje dronken |
| nameraka-滑らか | glad; soepel; vloeiend |
| nami-波 | golf; deining |
| namida-涙 | (in combinatie met een zelfstandig naamwoord) een kleine hoeveelheid; een beetje; licht(elijk) |
| namidaame-涙雨 | een klein (regen)buitje |
| namidakin-涙金 | smartegeld; vergoeding [compensatie]; een kleine som geld gegeven uit medelijden [als troost] (b.v. na een breuk in een relatie) |
| namidame-涙目 | ogen die gauw tranen (bij vermoeidheid, e.d.) |
| namidanoiro-涙の色 | situatie [toestand] waarbij tranen vloeien |
| namimakura-波枕 | een zeereis |
| namiutsu-波打つ | golven; (op en neer) deinen [gaan] |
| nan-軟 | (in samenstellingen) zachtheid; zacht zijn |
| nan-難 | moeilijkheid; probleem; hinder |
| nan-難 | onvolkomenheid; fout; gebrek; nadeel |
| nanako-魚子 | een metaalgraveertechniek (met korrels die op viseieren lijken) |
| nanako-魚子 | (afk. voor) keperbinding (weeftechniek, waarbij het oppervlak van de stof korrelig als een visei wordt) |
| nanakoori-魚子織り | keperbinding (weeftechniek, waarbij het oppervlak van de stof korrelig als een visei wordt) |
| nanakusa-七草 | zeven soorten; verscheidenheid; allerlei |
| nanba-難場 | een moeilijke [hachelijke; riskante] situatie; (in) een lastig parket |
| nanban-南蛮 | Zuidelijke Barbaren (van de Muromachi-periode tot de Edo-periode een Japanse benaming voor (ei)landen in de Stille Zuidzee) |
| nanbā・sukūru-ナンバー・スクール | (een van) de acht oudste en meest prestigieuze middelbare scholen in Japan (in de Meiji periode) |
| nanbun-難文 | een moeilijke [lastige] zin [passage; tekst] |
| nanbyō-難病 | een ernstige [hardnekkige; moeilijk te behandelen] ziekte; een ongeneeslijke ziekte |
| nanbyō-難病 | ziekten die door het Japanse Ministerie van Gezondheid, Arbeid en Welzijn zijn aangeduid als zeldzame en hardnekkige ziekten |
| nandai-難題 | moeilijk probleem; uitdaging |
| nandemokademo-何でも彼でも | alles (zonder enig onderscheid); alles (wat dan ook) |
| nandemokandemo-何でもかんでも | alles (zonder onderscheid) |
| nando-難度 | moeilijkheidsgraad |
| nandoku-難読 | moeilijk te lezen (tekst) |
| nangyōdō-難行道 | (boeddh.) via zelfdiscipline de verlichting bereiken |
| nanigashi-某 | een bepaalde hoeveelheid [som] |
| nanikato-何彼と | alles en nog wat; het een en ander; verscheidene |
| nanikure-何くれ | op allerlei manieren; op de een of andere manier |
| nankan-難関 | een (onoverkomelijke) barrière [obstakel; hindernis]; een moeilijke situatie; patstelling; impasse |
| nankan-難関 | moeilijk te passeren controlepunt of (stads)poort (door strenge controle) |
| nankō-難航 | moeilijke vaart [oversteek] |
| nankō-難航 | moeilijke [moeizame] voortgang |
| nanori-名乗り | naam na het bereiken van volwassenheid bij adelijke en samoerai families |
| nanpa-軟派 | verleider; playboy; rokkenjager |
| nanshoku-男色 | (mannelijke) homoseksualiteit; seks tussen mannen |
| nan'yō-南洋 | de eilanden in de Stille Zuidzee (zoals de Filippijnen, Indonesië, e.a.) |
| nappuzakku-ナップザック | kleine rugzak; knapzak; zak met proviand |
| nara-楢 | eik; eikenboom (Quercus) |
| naraigoto-習い事 | les [onderricht; onderwijs; training] van een technische vaardigheid [kunstvorm, e.d] bij een meester [specialist] |
| nareau-馴れ合う | vriendschap sluiten; goed kunnen opschieten met elkaar; intiem worden; een geheime relatie aangaan |
| nareru-慣れる | gewend zijn aan; wennen aan; ervaring hebben [krijgen] met; eigen maken [worden] |
| nareru-慣れる | vertrouwd raken met; eigen zijn [worden]; vertrouwd [gemakkelijk; comfortabel] zijn [worden] |
| nareru-熟れる | rijp worden; volwassen [volgroeid] worden |
| narihateru-成り果てる | (slechts) eindigen als; teruggebracht worden tot; gereduceerd worden tot, verworden tot |
| narini-なりに | op (zijn) eigen manier; op die manier |
| naritatsu-成り立つ | geldig zijn; standhouden; aan de eisen voldoen |
| narōkyasutingu-ナローキャスティング | narrowcasting, een internetcommunicatie-model, gebaseerd op een verspreidingsmechanisme en een gefragmenteerd gebruik van de inhoud |
| naru-成る | bereikt [behaald; verkregen] worden; succesvol zijn |
| naru-成る | (gebruikt als een hulpww. zonder eigen betekenis, in combinatie met ni achter een ww. , met pref. o of go), uit respect |
| naru-為る | bedragen; (een aantal) bereiken |
| narubeku-成るべく | zo mogelijk; indien mogelijk (dit woord is de klassiek Japanse shūshikei-vorm van het ww. naru) |
| narukosuge-鳴子菅 | soort kleine rietplant (Carex curvivicollis) |
| narushishizumu-ナルシシズム | narcisme; eigenliefde |
| nasake-情け | goedheid; mededogen; sympathie |
| nasakeshirazu-情け知らず | genadeloosheid; harteloosheid |
| nasakeyōsha-情け容赦 | mededogen en vergevingsgezindheid; genade |
| nasaru-為さる | (dit is een beleefdheidsvariant van het werkwoord suru) doen |
| nasaru-為さる | (gebruikt als hulp-ww. om beleefdheid uit te drukken; wordt niet vertaald of uitgedrukt door de toevoeging: alstublieft) |
| nashikuzushi-済し崩し | geleidelijke ontmanteling [afbraak] |
| nashitogeru-成し遂げる | volbrengen; voltooien; bereiken |
| nashonaritī-ナショナリティー | nationaliteit |
| nashonaru・aidentitī-ナショナル・アイデンティティー | volksaard; volkskarakter; nationale indentiteit |
| nata-鉈 | bijl; hakmes; leidekkershamer |
| nata・de・koko-ナタ・デ・ココ | kokosgel (gelei uit gefermenteerd kokoswater) |
| natsuba-夏場 | zomertijd; het zomerseizoen |
| natsubasho-夏場所 | het zomer sumotoernooi (sumo toernooi dat gehouden wordt in mei) |
| natsudonari-夏隣 | het gevoel [besef] van de naderende zomer; seizoenwoord voor de late lente |
| natsukaze-夏風邪 | een zomer- [warm weer] verkoudheid |
| natsukodachi-夏木立 | een bos dat in de zomer dicht begroeid is |
| natsuku-懐く | emotioneel gehecht raken aan; genegenheid opvatten voor |
| natsume-夏芽 | bloem- of bladknoppen die aan planten en bomen groeien in de zomer, en dan later in het jaar uitkomen; zomerknoppen |
| natsuobi-夏帯 | een obi (soort ceintuur) voor de zomerkleding |
| natsusaku-夏作 | zomergewassen, (zoals o.a. maïs, bonen, aubergine) die groeien in de zomer, en worden geoogst in de herfst of winter |
| natsutsubaki-夏椿 | een zomercamellia [Stewartia pseudocamellia], een in de zomer bloeiende, bladverliezende boom (die vaak ten onrechte shara no ki [シャラノキ] wordt genoemd |
| natsuyama-夏山 | bergen met de weelderige begroeiing van de zomer |
| natsuzuisen-夏水仙 | de zomerbloeiende giftige plant Lycoris squamigera |
| nattoku-納得 | instemming; aanvaarding; volgzaamheid; toegeeflijkheid; meegaandheid |
| nawabari-縄張り | afgebakend terrein (met een touw; met name in de bouw) |
| nayamashii-悩ましい | prikkelend; opwindend; verleidelijk |
| nayamashii-悩ましい | zorgelijk; verontrustend; moeilijk; lastig; netelig; angstig; pijnlijk |
| nayuta-那由他 | (oorspronkelijk boeddh.) extreem grote hoeveelheid; een enorm groot getal |
| nayuta-那由他 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 60 (of 72) |
| nda-んだ | aan het eind van een zin, geeft nadruk [mening; verklaring; conclusie; aanwijzing; aanbeveling] aan (b.v. het is zo dat; de reden is dat; namelijk) |
| ndesu-んです | aan het eind van een zin, geeft nadruk [mening; verklaring; conclusie; aanwijzing; aanbeveling] aan (b.v. het is zo dat; de reden is dat; namelijk) |
| nebari-粘り | plakkerigheid; kleverigheid |
| nebarike-粘り気 | plakkerigheid; kleverigheid |
| nebatsuchi- 粘土 | klei |
| nechikkoi-ねちっこい | hardnekkig; koppig; eigenwijs |
| nedaru-強請る | smeken; afdwingen; pleiten; overreden |
| nedayashi-根絶やし | uitroeiing; ontworteling; verdelging |
| neesan-姉さん | een woord waarmee een geisha een meer ervaren geisha boven zich aanspreekt |
| neeya-姉や | (aanspreekvorm voor) kinderoppas; dienstmeisje |
| negatibu-ネガティブ | negatief (elektrische polariteit) |
| negi-葱 | prei; (stengel)ui |
| negibōzu-葱坊主 | de bloem [bloeiwijze] van planten van de Allium familie (prei, bosui, bieslook, etc.) (de bolvormige, witte bloemen lijken op een kaalgeschoren hoofd) |
| negimanabe-葱鮪鍋 | een stoofschotel met tonijn en prei |
| negirau-労う | dankbaarheid [waardering] tonen; iemand bedanken |
| neikan-佞奸 | sluwheid; verraderlijkheid |
| nekkyō-熱狂 | enthousiasme; bevlogenheid |
| neko-猫 | bijnaam van een geisha of musicus die een shamisen bespeelt |
| neko-猫 | een klein brandertje (een afkorting voor neko-hibachi) |
| nekokaburi-猫被り | hypocrisie; huichelarij; schijnheiligheid; |
| nekonadegoe-猫撫で声 | zachte [zoete; vleiende; poeslieve] stem |
| nemawashi-根回し | het voorbereidend werk; grondwerk; het leggen van de basis; het achter de schermen manoeuvreren; consensus bereiken om iets te kunnen verwezenlijken |
| nemuke-眠気 | slaperigheid |
| nemuri-眠り | rust; inactiviteit |
| nemutage-眠たげ | slaperigheid |
| nen-念 | voorzichtigheid |
| nenbangan-粘板岩 | (kleiachtig) leisteen; kleisteen |
| nenchō-年長 | senioriteit; anciënniteit |
| nenchū-粘稠 | stroperigheid; viscositeit; dik-vloeibaarheid |
| nendai-年代 | vroeger tijdperk; oudheid |
| nendo-粘土 | klei |
| nendogata-粘土型 | klei model |
| nendokei-粘度計 | viscosimeter; viscositeitsmeter |
| nenkōjoretsu-年功序列 | anciënniteit (systeem) |
| nenmatsu-年末 | het einde van het jaar; jaareinde |
| nenmatsuchōsei-年末調整 | belastingcorrectie [belastingaanpassing] aan het einde van het jaar |
| nenmatsushōyo-年末賞与 | eindejaarsbonus |
| nenne-ねんね | het zich als een baby [klein kind] gedragen; kinderachtig doen |
| nennotame-念のため | voor de zekerheid |
| nensei-粘性 | viscositeit; stroperigheid; kleverigheid |
| nenseiritsu-粘性率 | viscositeitscoëfficiënt; mate van viscositeit |
| nenshō-年少 | jeugdigheid; jong zijn |
| neru-練る | goed nadenken [peinzen] over hoe men iets mooier kan maken [verbeteren] |
| neru-練る | kennis [bekwaamheid] verbeteren door oefenen [trainen] |
| nerukohasodatsu-寝る子は育つ | Een kind dat goed slaapt, groeit goed. |
| nessa-熱砂 (熱沙) | gloeiend heet zand (zand dat heet is geworden door de brandende zon) |
| nessei-熱誠 | totale [warme] eerlijkheid [oprechtheid] |
| neta-ねた | truc; handigheid; instrument |
| netsudendō-熱伝導 | warmtegeleiding; thermische geleiding |
| netsuke-熱気 | koortsachtigheid; koortsig zijn |
| netsuryō-熱量 | hoeveelheid warmte; calorische waarde |
| netsuzō-捏造 | verzinsel; onwaarheid; bedenksel; bedrog; vervalsing |
| nettaiya-熱帯夜 | zwoele [broeierige; tropische] avond [nacht] |
| nettetsu-熱鉄 | gloeiend ijzer; gesmolten ijzer |
| nezumitori-ネズミ捕り | (politieterm) autoval (voor het registreren van snelheidsovertredingen) |
| nezumizan-鼠算 | snelle vermenigvuldiging; snelle toename (in aantal); snelle verspreiding |
| ni-荷 | last; moeite; verantwoordelijkheid; verplichting |
| nichibeianzenhoshōjōyaku-日米安全保障条約 | het Japans-Amerikaanse Veiligheidsverdrag |
| nichigintankan-日銀短観 | (afk. voor) Tankan onderzoek (economische kwartaal peiling van het ondernemersvertrouwen door de Japanse Bank) |
| nichijōsahanji-日常茶飯事 | schering en inslag; de gewone [alledaagse] zaken (afgeleid van het dagelijks eten); een alledaagse gebeurtenis |
| nichiranshakaihoshōkyōtei-日蘭社会保障協定 | Japans-Nederlandse Overeenkomst aangaande Sociale Zekerheid |
| nigakkimatsushiken-二学期末試験 | (laatste) examen aan het einde van het tweede semester |
| nigate-苦手 | zwakte; zwak punt; onhandigheid; onkundigheid |
| nigate-苦手 | lastige klant; moeilijk persoon; iemand met een gebruiksaanwijzing |
| nigenobiru-逃げ延びる | (veilig ontsnappen; ontkomen; ervandoor gaan |
| nigiwaseru-賑わせる | laten opbloeien [floreren]; tot bloei brengen |
| nigiwau-賑わう | gedijen; bloeien; floreren |
| nigori-濁り | onzuiverheid; onreinheid |
| nigosu-濁す | (van een vloeistof) troebel maken, vertroebelen, ondoorzichtig maken |
| nihonzashi-二本差し | een benaming voor een samoerai (die beide zwaarden vasthoudt) |
| niishimamori-新島守 | nieuwe eilandbewaker (personage in de klassieke Japanse gedichtenbundel Man'yōshū) |
| nijūjinkaku-二重人格 | dubbele persoonlijkheidsstoornis |
| niki-二季 | twee seizoenen [jaargetijden] (m.n. lente en herfst) |
| niki-二季 | Bon [obon] periode en eindejaar [oudejaars] periode |
| nikochin・patchi-ニコチン・パッチ | nicotinepleister |
| nikoyon-にこよん | dagloner; dagarbeider |
| nikuatsu-肉厚 | dikheid; vetheid; vlezigheid |
| nikuhitsu-肉筆 | eigen handschrift |
| nikui-難い | (wordt toegevoegd aan een werkwoord) moeilijk [lastig] om te.... |
| nikumu-憎む | haten; verafschuwen; verfoeien |
| nikushimi-憎しみ | haat; wrok; vijandigheid |
| nikushitsu-肉質 | vleeskwaliteit |
| nikushitsu-肉質 | vlezigheid |
| nikutairōdō-肉体労働 | fysieke [lichamelijke] arbeid |
| nikyoku-二極 | bipolariteit; tweepoligheid |
| nimaijita-二枚舌 | oplichterij; oneerlijkheid; bedrog; onbetrouwbaarheid |
| nimensei-二面性 | tweezijdigheid; dualiteit |
| nin-仁 | sympathie; welwillendheid; liefdadigheid |
| ninga-人我 | (boeddh.) zelfzuchtigheid; egoïsme |
| ningen-人間 | mens; persoon; mensheid |
| ningendokku-人間ドック | algeheel [uitgebreid] medisch (lichamelijk) onderzoek |
| ningenkokuhō-人間国宝 | levend nationale kunstschat (titel gegeven aan kunstenaars of traditionele ambachtslieden met een zeer hoge technische bekwaamheid) |
| ningenmi-人間味 | menselijkheid; menslievendheid; zachtaardigheid |
| ningennami-人間並み | (net) als een mens; met menselijke eigenschappen [intelligentie] |
| ningensei-人間性 | de menselijke natuur [aard]; menselijkheid |
| ninja-忍者 | een ninja (geheime strijder in het feodale Japan) |
| ninjō-人情 | menselijk gevoel; menselijkheid; vriendelijkheid; menselijke aard |
| ninjōmi-人情味 | medemenselijkheid; warme menselijke gevoelens; vriendelijkheid |
| ninjū-忍従 | onderwerping; overgave; ondergeschiktheid |
| ninki-人気 | populariteit |
| ninku-忍苦 | uithoudingsvermogen; weerstand; lijdzaamheid |
| ninkyō-任侠 | ridderlijkheid; hoffelijkheid |
| ninmeiken-任命権 | bevoegd gezag; bevoegde autoriteiten |
| ninnō-人皇 | de keizer |
| ninomaru-二の丸 | de tweede [buitenste] omheining van een kasteel |
| ninpu-人夫 | (hand)arbeider; werkman; bouwvakker; sjouwer; kruier |
| ninsoku-人足 | arbeider [dagloner] (in havens, bouwplaatsen e.d.) |
| nirami-睨み | norse [dreigende; starende] blik |
| nirami-睨み | gezag; autoriteit; invloed (over iets hebben) |
| nirami-睨み | attentie; aandacht; oplettendheid |
| niransei-二卵性 | twee-eiig zijn |
| niranseisōseiji-二卵性双生児 | twee-eiige tweeling |
| nisei-二世 | tweede generatie Japanner (of Koreaan); kind van een Japanner die in het buitenland is geboren (en die nationaliteit heeft) |
| nisei-二世 | de Tweede; II (titel van koningen en keizers) |
| nissan-日参 | dagelijks bezoek aan een heiligdom of tempel (voor religieuze doeleinden) |
| nissan-日参 | dagelijks bezoek aan een instelling, e.d. (voor praktische doeleinden) |
| nissharyō-日射量 | hoeveelheid zonnestraling; insolatie; blootstellen aan zonnestralen |
| nitchi-ニッチ | niche (klein gespecialiseerd segment |in de markt) |
| nitchisangyō-ニッチ産業 | niche-industrie; niche-branche (van een klein gespecialiseerd segment van de handelsmarkt) |
| nitchishijō-ニッチ市場 | nichemarkt (klein gespecialiseerd segment |in de markt) |
| nitsumaru-煮詰まる | tot stilstand komen; een impasse bereiken |
| nitto-ニット | breiwerk; gebreide stof; gebreid kledingstuk |
| nittowea-ニットウェア | gebreide kleding |
| niue-ニウエ | Niue (eiland in Polynesië) |
| niyakeru-にやける | dandyachtig [verwijfd; meisjesachtig] zijn |
| niyaku-荷役 | havenarbeider; dokwerker |
| nīzu-ニーズ | behoefte); benodigdheid; vereiste |
| no-の | (geeft aan de eigenschap(pen), plaats of toestand van iets) over; betreffende; door; van |
| no-の | als vraagpartikel aan het eind van de zin |
| no-の | in de combinaties no da en no desu: het feit dat; het is zo dat |
| nō-能 | talent; vaardigheid; bekwaamheid; gave |
| nobanashi-野放し | het (koeien) weiden [buiten laten grazen]; dieren in het wild loslaten; honden los laten lopen |
| nobanashi-野放し | iemand zijn gang laten gaan; (iets) op zijn beloop laten; zich ergens niet mee bemoeien |
| nobasu-伸ばす | langer maken; (uit)rekken; uitstrekken; laten groeien (van haar) |
| nōben-能弁 | welsprekendheid; welbespraaktheid |
| noberu-延べる | (uit)strekken; (uit)spreiden; openvouwen |
| noberuti-ノベルティ | nieuwigheid; noviteit; nieuw product |
| nobichijimi-伸び縮み | uitzetting en krimp; elasticiteit |
| nobinayamu-伸び悩む | stagneren; achterblijven (in groei); weinig vooruitgang boeken |
| nobinobi-伸び伸び | uitgestrekt [gerekt; gegroeid] |
| nobiritsu-伸び率 | groeipercentage; groeicijfer |
| nobiru-伸びる | groeien; langer worden; zich uitstrekken |
| nobiru-野蒜 | sierlook, Allium grayi (een lilaroze bloeiende plant) |
| nobori-上り | perron waar de treinen naar de stad vertrekken; een weg richting de stad |
| noborizaka-上り坂 | opwaartse [oplopende] helling; bergopwaarts; groeiend; herstellend (economie); verbetering (weer, gezondheid) |
| noboru-上る | reiken tot; bereiken; stijgen [oplopen] (tot) |
| nobushi-野武士 | (in de middeleeuwen) boeren die (in groepen) verslagen samoerai aanvielen en zich hun uitrustingen, etc. toeëigenden |
| nobushi-野武士 | helper van de topspeler (de mariashi) in de kemari balsport (gespeeld door hovelingen in het keizerlijk paleis) |
| nochizoi-後添い | (iemands) tweede vrouw (na overlijden of scheiding van zijn eerste vrouw) |
| noda-のだ | aan het eind van een zin, geeft eigen nadruk [mening; verklaring; conclusie] aan (b.v. het is zo dat; de reden is dat; namelijk) |
| node-ので | omdat; doordat; vanwege het feit dat |
| nodesu-のです | aan het eind van een zin, geeft eigen nadruk [mening; verklaring; conclusie] aan (b.v. het is zo dat; de reden is dat; namelijk) |
| nōdo-濃度 | concentratie; sterkte; dikte (vloeistoffen) |
| nōdō-能動 | activiteit |
| nōdo-農奴 | een (feodale) lijfeigene |
| nōdōkitsuen-能動喫煙 | het actief roken (de rook inhaleren van je eigen sigaret, sigaar of pijp) |
| nōdōmen'eki-能動免疫 | actieve immuniteit |
| nōfu-納付 | betaling (van belastingen, bekeuringen, e.d. aan overheidsinstellingen) |
| nōgaki-能書き | opscheppen over de eigen vaardigheden |
| nōhanki-農繁期 | periode met veel landbouwactiviteit; drukke tijd voor landbouwers |
| nōhau-ノーハウ | deskundigheid; (vak)kennis; expertise |
| nōhi-能否 | competentie en incompetentie; bekwaamheid en onbekwaamheid |
| nōhittonōran-ノーヒットノーラン | (honkbal) een wedstrijd waarin geen van beide teams een honkslag hebben geslagen |
| nōkai-納会 | laatste vergadering (van het jaar, semester, etc.); eindejaarsbijeenkomst |
| nōkanki-農閑期 | periode van geringe landbouwactiviteit; stille tijd voor landbouwers |
| nokeru-退ける | (achter een ww. in de -te vorm) lukken; kans zien (om); (iets moeilijks) klaarspelen |
| nōkō-濃厚 | sterk zijn (van geur; aroma; smaak); diep zijn (van kleur); dik zijn (van vloeistof) |
| nōkō-濃厚 | (sterke) waarschijnlijkheid; grote kans |
| nomi-ノミ | platte beitel; hoekbeitel |
| nōmitsu-濃密 | volheid; diepte (van smaak, b.v.); gedetailleerdheid |
| nonfikushon-ノンフィクション | non-fictie (op feiten berustende literatuur) |
| nonki-呑気 | zorgeloosheid; nonchalance; onbezorgdheid |
| nonsutoppu-ノンストップ | doorgaande trein; vlucht zonder tussenlandingen |
| nōran-悩乱 | angst; ongerustheid; angstig [van streek] zijn |
| nōri-脳裏 | hersenen; brein; geheugen; gedachten |
| noriawaseru-乗り合わせる | (toevallig) met iemand samen reizen [in dezelfde auto, trein, boot, etc.) |
| noriba-乗り場 | opstapplaats; halte; perron; aanlegsteiger; (taxi)standplaats |
| noriireru-乗り入れる | rijden in [door] (route van een trein, bus, etc.) |
| norikakaru-乗りかかる (乗り掛かる) | op het punt staan in te stappen [aan boord te gaan] (bus, trein, boot, etc.) |
| noriki-乗り気 | interesse; gretigheid; vurigheid; enthousiasme |
| norimonoyoi-乗り物酔い | bewegingsziekte; reisziekte |
| norisugosu-乗り過ごす | vergeten uit (de trein, tram, e.d.) te stappen; het station dat reisdoel is passeren |
| noru-乗る | misleid [bedrogen] worden |
| noru-乗る | (zich) goed verdelen [uitspreiden; uitsmeren] |
| nōryoku-能力 | vaardigheid; bekwaamheid; competentie; vermogen; capaciteit |
| nosabaru-のさばる | zich wispelturig [arrogant; eigenzinnig] gedragen |
| nōsagyō-農作業 | agrarisch werk; landbouwarbeid |
| nōsai-能才 | vermogen; bekwaamheid; vakkundigheid |
| nōsaido-ノーサイド | (rugby, e.d.) eindsignaal; einde van de wedstrijd |
| nōsei-農政 | landbouwbeleid; landbouwpolitiek |
| nōtenki-脳天気 | geheel zonder zorgen; onbezorgdheid; lichtzinnigheid |
| nōto-ノート | notebook [kleine laptop] |
| notto-ノット | knoop (eenheid voor snelheid van schepen) |
| nouhau-ノウハウ | deskundigheid; (vak)kennis; expertise |
| nōyakuosen-農薬汚染 | agrarische verontreiniging |
| nuhi-奴婢 | paria [outcast] in de juridische hiëarchie van de Heian periode (eind 7e tot 10e eeuw) |
| nukaboshi-糠星 | ontelbare kleine sterren aan de nachtelijke hemel |
| nukeana-抜け穴 | geheime doorgang; ondergrondse doorgang [passage]; uitweg |
| nukederu-抜け出る | stilletjes [heimelijk] weggaan [wegglippen] |
| nukegake-抜け駆け | het onverwacht [heimelijk] behalen van een voordeel; voorsprong |
| nukeme-抜け目 | onvoorzichtigheid; onoplettendheid; nalatigheid |
| numeri-滑り | slijm; slijmerigheid |
| nurarikurari-ぬらりくらり | ontwijkend; omzeilend |
| nuru-塗る | verven; schilderen; lakken; smeren; (be)pleisteren; aanbrengen |
| nushi-主 | eigenaar; bezitter; meester; leider |
| nusumu-盗む | ideëen [gedachten] stelen en imiteren; zich iets toeëigenen; afkijken; plagiaat plegen; in het geheim iets van iem. leren |
| nusumu-盗む | in het geheim iets doen; in het geheim trouwen; iem. bedriegen |
| nyōin-女院 | aan het keizerlijk hof de titel 'in' voor de moeder van de keizer, de keizerin of de prinses |
| nyojitsu-如実 | werkelijkheid; realiteit; feit |
| nyojitsu-如実 | (boeddhisme) absolute waarheid |
| nyokinyoki-にょきにょき | (onomatopee) het plotseling (de een na de ander) opkomen [ontstaan; ontspruiten]; oprijzen; omhoog groeien] |
| nyuansu-ニュアンス | nuance; schakering; gering onderscheid |
| nyūgaku-入学 | inschrijving; toelating (tot een school, opleiding, etc.) |
| nyūgakusuru-入学する | zich inschrijven (bij een school); met een opleiding beginnen |
| nyūgyo-入御 | (respectvolle term voor de verplaatsing van een keizer, keizerin, mikoshi, en later ook emand van adel) de binnenkomst; het binnegaan |
| nyūkin-入金 | het (geld) storten op eigen rekening |
| nyūkō-入校 | inschrijving [registratie; toelating] (bij een school, universiteit e.d.) |
| nyūkoku-入国 | inreis [binnenkomst] in een land; een land binnengaan |
| nyūkokukinshi-入国禁止 | inreisverbod |
| nyūmetsu-入滅 | het bereiken van het Nirvana; het overlijden van een Boeddha of heilige |
| nyūmon-入門 | toelating tot een speciale opleiding; een leerling [discipel] worden (van een meester) |
| nyūmon-入門 | handleiding; handboek; introductie; inleiding |
| nyūnan-柔軟 | (boeddh.) kalmte; zachtheid; mild [soepel; flexibel] zijn (in ontwikkeling als spirituele kwaliteit in het trainingsproces) |
| nyūshitsu-乳質 | melkkwaliteit |
| nyūton-ニュートン | newton (eenheid van kracht) |
| nyū・seramikkusu-ニュー・セラミックス | nieuw keramiek (dat nieuwe functies en eigenschappen heeft door de samenstelling, structuur, vorm) |
| o-小 | (voorvoegsel) klein; smal; weinig; een beetje |
| o-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
| ōbābaransu-オーバーバランス | onevenwichtigheid; het evenwicht verliezen |
| ōbākiru-オーバーキル | overmatig streng economisch beleid |
| ōbānetto-オーバーネット | (bij tennis, volleybal, e.d.) over het net reiken |
| ōbāsukiru-オーバースキル | overschot aan geschoolde arbeidskrachten; overgekwalificeerdheid |
| ōbā・fensu-オーバー・フェンス | (honkbal) homerun, bal die over het hek [de omheining] is geslagen |
| obekka-おべっか | vleierij; pluimstrijkerij |
| obenchara-おべんちゃら | vleierij; stroopsmeerderij |
| obi-帯 | obi; ceintuur van kimono |
| obiyakasu-脅かす | intimideren; (be)dreigen |
| oboe-覚え | zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid |
| oboroge-朧げ | vaagheid; onduidelijkheid |
| ōbun-応分 | geschiktheid; gepastheid; draagkracht; vermogen |
| ochappii-おちゃっぴい | een kletskous; een spraakzaam [levendig] meisje |
| ochasho-御茶所 | ruimte in tempels [heiligdommen] waar thee wordt geserveerd voor bezoekers |
| ochiayu-落ち鮎 | ayu (vissen), die stroomafwaarts in de rivier zwemmen om eieren te gaan leggen |
| ōchō-王朝 | (keizer) dynastie |
| ochoboguchi-おちょぼ口 | klein rond mondje; getuite lippen |
| ochōmechō-雄蝶雌蝶 | een jongen en een meisje die sake inschenken voor het bruidspaar (uit een kan met de vlinderversiering) |
| ōdā-オーダー | ordeteken; onderscheidingsteken |
| odake-雄竹 | (lett. mannelijke bamboe) hooggroeiende bamboe (Phyllostachys) |
| odaku-汚濁 | vervuiling; verontreiniging |
| odamaki-苧環 | akelei (Aquilegia flabellata) |
| odateru-煽てる | aanzetten; aansporen; opstoken; ertoe bewegen; vleien |
| odayaka-穏やか | rust; vreedzaamheid; vredigheid |
| odemashi-御出座し | (respectvolle term voor) verschijning; komst; aanwezigheid |
| oden-おでん | oden, een Japans eenpansgerecht (met o.a. eieren, daikon (rettich), kon'yaku, viskoekjes) |
| ōdō-横道 | kwaad; kwaadaardigheid; zonde; verdorvenheid |
| ōdo-王土 | koninklijk [keizerlijk] domein |
| odokasu-脅かす | (be)dreigen; bang maken; in het nauw drijven |
| odoriba-踊り場 | (fig.) rustpauze (na het bereiken van een hoogtepunt) |
| odosu-脅す | dreigen; bedreigen; bang maken |
| oeru-終える | beëindigen; afronden (studie); bereiken |
| ofensu-オフェンス | overtreding; misdrijf; strafbaar feit; delict |
| ofu-オフ | (afk. voor) buiten het seizoen |
| ofuda-御札 | amulet of talisman die men kan kopen bij een heiligdom of tempel |
| ofukuro-お袋 | informele term voor (de eigen) moeder |
| ofurimitto-オフリミット | verboden (terrein) voor bepaalde personen |
| ofu・shīzun-オフ・シーズン | buiten het seizoen |
| ogawa-小川 | smalle [kleine] rivier; beek |
| ōgi-奥義 | geheime kennis [leer]; mysterie |
| ogori-驕り | arrogantie; hooghartigheid; verwaandheid |
| ogoru-奢る | in luxe leven; een luxueus leven leiden |
| ohatsu-お初 | iets nieuws; de eerste van het jaar of seizoen; gloednieuw (b.v. van kleding) |
| ōhei-横柄 | hooghartigheid; trots; hoogmoed |
| ohizamoto-お膝元 | in de nabijheid [aan de zijde] van een hooggeplaatste persoon\ |
| ohizamoto-お膝元 | de residentie van de keizer of de shogun |
| ohyō-大鮃 | heilbot (Hippoglossus stenolepis) |
| oiageru-追い上げる | terrein winnen; dichterbij komen; inhalen |
| oichirasu-追い散らす | wegjagen; verjagen; uiteendrijven; verspreiden |
| oiharau-追い払う | wegjagen; uiteendrijven; verspreiden |
| oikirichōkyō-追い切り調教 | een snelheidstraining (van paarden) |
| oirukurosu-オイルクロス | wasdoek; zeildoek |
| oiru・shēru-オイル・シェール | olieschalie; oliehoudende leisteen |
| oitachi-生い立ち | groei; het opgroeien |
| ōja-王者 | leider; topman (in een organisatie e.d.) |
| ōjī-オージー | kantoormeisje; secretaresse |
| ōji-王事 | vorstelijke [keizerlijke; koninklijke] aangelegenheden [zaken] |
| ōji-皇子 | keizerlijke prins; zoon van een keizer |
| ōjō-王城 | koninklijk [keizerlijk] paleis [kasteel] |
| ōjō-王城 | koninklijke [keizerlijke] hoofdstad |
| ōjuhōshō-黄綬褒章 | Medaille met het gele lint, Japanse nationale onderscheiding (voor mensen die zich hebben onderscheiden in landbouw, handel, industrie, e.d.) |
| ōka-王化 | de heilzame invloed in de wereld van een goede [rechtvaardige] koning |
| okabore-岡惚れ | geheime [ongeoorloofde; onbeantwoorde] liefde |
| okadochigai-お門違い | naar het verkeerde adres [huis; gebouw] gaan; het bij het verkeerde eind hebben |
| okami-女将 | eigenares [bazin] van een Japans eethuis, theehuis, e.d. |
| okami-御上 | de keizer |
| okami-御上 | (keizerlijk; koninklijk) hof; regering; shogunaat |
| okami-御上 | (aanspreektitel voor) de eigenares [bazin; gastvrouw] van een traditioneel eethuis, theehuis, hotel, e.d. |
| okamisan-お上さん | (aanspreektitel voor) de eigenares [bazin; gastvrouw] van een traditioneel eethuis, theehuis, hotel, e.d. |
| okashi- お菓子 | snoep; snoepgoed; zoetigheid |
| okashii-可笑しい | verdacht; twijfelachtig; geheimzinnig |
| okashira-お頭 | het hoofd; de baas; de leider |
| oke-桶 | bak; kuip; teil |
| oki-熾 | sintels; roodgloeiend houtskool |
| okiagarikoboshi-起き上がり小法師 | (lett. een kleine monnik die opstaat) traditioneel Japans poppetje (een tuimelaartje gemaakt van papier-mâché) |
| okibi-熾火 | roodgloeiend [brandend] houtskool; houtskoolvuur |
| okidokoro-置き所 | plek waar men kan verblijven; plek waar men zich veilig voelt |
| okimiyage-置き土産 | afscheidscadeau; aandenken; iets dat is achtergebleven; nawerking |
| okimono-置物 | (fig.) hoofd [leider] alleen in naam; stroman; zetbaas |
| okinakashi-沖仲仕 | avenarbeider; dokwerker |
| okishidanto-オキシダント | (scheikunde) oxidant |
| okite-掟 | plan; voorbereiding; procedure |
| okitsushimamori-沖つ島守 | bewaker van een eiland voor de kust |
| okiya-置屋 | geisha-huis; woonhuis van geisha's (of prostituees), die hun klanten niet thuis ontvingen maar daarvoor naar theehuizen (of bordelen) gingen |
| okkabuseru-押っ被せる | iemand anders de schuld geven; de verantwoordelijkheid afschuiven [bij iemand anders leggen] |
| okkū-億劫 | tegenspoed; tegenzin; onaangenaamheid; lastig parket |
| ōko-往古 | vroeger; lang geleden; oudheid |
| ōkō-往航 | heenreis; uitreis |
| ōkō-横行 | het woekeren; hoogtij vieren; wijdverspreid [veelvoorkomend] zijn |
| ōkō-王侯 | de koning [keizer[ en zijn (feodale) vazallen [leenheren] |
| oko-痴 | dwaasheid; absurditeit; lachwekkende [absurde; komische] situatie |
| okori-起こり | oorzaak; aanleiding |
| okoru-興る | opkomen; bloeien; tot bloei komen |
| okoru-起こる | beïnvloed worden door; ervaren; resulteren |
| okoshi-御越し | een beleefdheidsvorm voor: de komst; het komen; het gaan |
| okosozukin-御高祖頭巾 | een (warme) vierkante doek, om hoofd en schouders gewikkeld (gebruikt door vrouwen als sjaal-hoofddoek [kap] in de Edo- tot de Meiji-periode) |
| ōku-オーク | eik; eikenboom |
| okubyō-臆病 | lafheid; bangheid; zwakheid |
| okuden-奥伝 | initiatie; inwijding (in geheime kennis of technieken) |
| okugi-奥義 | geheime overlevering [kennis, leer] in de uitoefening van beeldende kunsten, traditionele vechtkunsten e.d. |
| okuin-奥印 | officieel stempel; stempelafdruk aan het eind van een tekst als goedkeuring [erkenning] van de inhoud |
| okumaru-奥まる | bescheiden [verlegen] zijn |
| okumen-臆面 | schaamte; gêne; terughoudendheid |
| okuni-御国 | (formeel) het eigen land; het land van ander\ |
| okunoin-奥の院 | het binnenste [heiligste] heiligdom |
| okunote-奥の手 | geheim; geheime vaardigheden [techniek] |
| okura-お蔵 | het annuleren [sluiten; beëindigen] van een project, productie, toneelvoorstelling, etc. |
| okurebase-後れ馳せ | (fig.) te laat zijn; de kans [gelegenheid] missen |
| okurigana-送り仮名 | kleine kana die naast kanji staan (en de lezing van een woord geven) |
| okuru-送る | (iem.) uitgeleide doen [uitzwaaien] |
| okuru-送る | afscheid (moeten) nemen; (een naaste) verliezen |
| ōkushon-オークション | veiling (Eng. auction) |
| okute-晩稲 | laat rijpende rijst; laatbloeiend gewas; late oogst |
| okute-晩稲 | een laatbloeier (iemand wiens talenten laat tot bloei komen) |
| okuyukashii-奥ゆかしい | mooi; gracieus; elegant; smaakvol; verfijnd; bescheiden; teruggetrokken |
| okuyuki-奥行き | (fig.) diepgang (van iemands persoonlijkheid, gedachten, e.d.) |
| okuyurushi-奥許し | initiatie; inwijding (in geheime kennis of technieken) |
| okyan-お侠 | brutaal [schaamteloos; vrijpostig; baldadig] meisje |
| ōkyū-王宮 | koninklijk paleis |
| omae-御前 | (arch. beleefdheidsaanduiding) zich onder de ogen van goden, boeddha's of hooggeplaatste personen bevinden |
| omairi-御参り | het bezoeken van een heiligdom [tempel; graf] |
| omatsurisawagi-御祭り騒ぎ | feestvreugde; onstuimige vrolijkheid; knalfeest |
| omeshiressha-お召し列車 | koninklijke [keizerlijke] trein |
| ometsukeyaku-お目付役 | (beleefd) waakhond (ook fig.) bewaker; beschermer; begeleider |
| omiyage-御土産 | souvenir, aandenken meegenomen van een reis; geschenk; cadeau; presentje |
| omizutori-御水取り | het putten van water, een ceremonie in het Nigatsudō-heiligdom van het Tōdaiji tempelcomplex in Nara (op 12 maart) |
| omoiomoi-思い思い | naar believen; zoals iemand zelf wil; naar eigen keuze |
| omoiyari-思い遣り | attentheid; voorkomendheid; zorgzaamheid |
| omoneru-阿る | (Iemand) vleien; naar de mond praten |
| omoni-重荷 | zware last; druk; verplichting; taak; verantwoordelijkheid |
| omono-御物 | etenswaar van de keizer [de adel, e.d.] |
| omono-御物 | eigendom [kunstwerk] van de keizerlijke familie |
| omosa-重さ | belang; belangrijkheid |
| omotase-お持たせ | een klein geschenk dat een gastheer [gastvrouw] aan een gast geeft om mee naar huis te nemen |
| omotekata-表方 | (in het theater) personeel dat in direct in contact staat met de bezoekers (kaartverkopers, begeleiders etc) |
| omotenashi-お持て成し | gastvrijheid; onthaal; ontvangst |
| omouzonbun-思う存分 | naar hartelust; naar volle tevredenheid; volop; met volle teugen; tot het uiterste; zonder zich in te houden |
| omoya-主屋 | (op een terrein) hoofdgebouw; centrale gebouw |
| ōmu-オーム | Ohm (eenheid van elektrische weerstand) |
| ōmu-オーム | Om; Aum (mantra in Boeddhisme en Hindoeïsme) |
| ōmugaeshi-鸚鵡返し | bijJapanse waka (gedichten) een versregel van een ander herhalen met een kleine wijziging daarin |
| on-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
| ōnā-オーナー | eigenaar; eigenares; bezitter |
| onago-女子 | meisje; (jonge) vrouw |
| ōnā・shisutemu-オーナー・システム | een door eigenaars beheerd (flat)gebouw |
| ōnā・shisutemu-オーナー・システム | een door werknemers geleide onderneming |
| onba-乳母 | min; zoogster; kindermeisje |
| onchi-音痴 | toondoofheid |
| onchō-恩寵 | gunst; vriendelijkheid; genade |
| ondo-音頭 | het voorgaan; de leiding [het voortouw] nemen |
| oneechan-お姉ちゃん | meisje; jongedame |
| onga-温雅 | warmte en sierlijkheid; sereniteit en elegantie |
| ongi-恩義 | (morele) verplichting; gunst; dankbaarheid |
| ongusutorōmu-オングストローム | ångström (eenheid van lengte, 10⁻¹⁰ meter = 0,1 nanometer) |
| ongyoku-音曲 | Japanse traditionele liedjes, begeleid door shamisen muziek |
| onjō-温情 | warme gevoelens; medeleven; genade; welwillendheid |
| onnabara-女腹 | een vrouw wiens kinderen allemaal meisjes zijn |
| onnanoko-女の子 | meisje; dochter |
| onnatarashi-女誑し | verleiding; het verleiden [versieren] van vrouwen |
| onshitsu-温室 | broeikas; plantenkas; serre |
| onshitsukōka-温室効果 | broeikaseffect |
| onshitsukōkagasu-温室効果ガス | broeikasgas |
| onshō-温床 | broeinest (lett. en fig.) |
| onsu-オンス | (gewichtseenheid) Engelse ons (=28,3 gram; in de goudhandel 31, 10 gram) |
| on・za・jobu・torēningu-オン・ザ・ジョブ・トレーニング | praktijkopleiding; opleiding tijdens het werk |
| ōō-往往 | vaak; af en toe; bij gelegenheid |
| oobanburumai-大盤振る舞い | gulle gastvrijheid; gulheid |
| oofū-大風 | kalm [evenwichtig] zijn en niet geobsedeerd zijn door kleine dingen |
| oogiri-大切り | einde; afsluiting; afronding |
| oogosho-大御所 | leidende [invloedrijke; machtige] persoon |
| ooguchi-大口 | grote hoeveelheid |
| ookimi-大君 | keizer; koning; vorst; prins |
| ookisa-大きさ | grootte; maat. afmeting; formaat; capaciteit; volume |
| ookura-大蔵 | magazijn van het keizerlijk hof |
| oometsuke-大目付 | inspecteur-generaal van de overheid in de Edo-periode |
| oomiya-大宮 | (respectvol woord voor) het keizerlijk paleis |
| oomiya-大宮 | eretitel voor de keizerin-weduwe |
| oomori-大盛り | een (extra) grote hoeveelheid [portie] (voedsel) |
| oomukashi-大昔 | het verre verleden; de oudheid; heel lang geleden |
| ooraka-大らか | ruimdenkendheid; vrijmoedigheid |
| ooseru-果せる | er in slagen iets te doen; volbrengen; tot een goed einde brengen |
| oosōji-大掃除 | grote schoonmaak aan het eind van jaar |
| ootono-大殿 | paleis; residentie |
| oowarai-大笑い | dwaasheid; lachertje; mikpunt [voorwerp] van spot |
| ooyama-大山 | grote gok; veel; grote hoeveelheid |
| ooyō-大様 | ruimhartigheid; vrijgevigheid; onbaatzuchtigheid; grootmoedigheid |
| ooyorokobi-大喜び | grote vreugde [blijdschap]; opgetogenheid |
| oozume-大詰め | laatste stadium; laatste scène [acte]; eindstadium |
| operētā-オペレーター | organisator; bedrijfsleider |
| opinion・rīdā-オピニオン・リーダー | opinieleider; opiniemaker; opinievormer |
| ōpun-オープン | openlucht; open ruimte; buitenlucht; openbaarheid |
| ōpuningu-オープニング | kans; gelegenheid |
| ōpunsen-オープン戦 | demonstratiewedstrijd (voorseizoenswedstrijd) |
| ōpun・dētingu・shisutemu-オープン・デーティング・システム | het systeem van het labelen van producten met de houdbaarheidsdatum en de productiedatum |
| ōpun・māketto・operēshon-オープン・マーケット・オペレーション | openmarkttransacties; openmarktactiviteiten |
| opushon-オプション | keus; keuze; alternatief; mogelijkheid |
| opushonaru・tsuā-オプショナル・ツアー | optionele excursie; facultatieve rondleiding (bij een geboekte reis) |
| orei-御礼 | etiquette; decorum; beleefdheid |
| oreimairi-御礼参り | tempelbezoek om een godheid of Boeddha te bedanken voor de vervulling van een wens |
| oriau-折り合う | een overeenkomst bereiken; tot een akkoord komen; een compromis sluiten |
| orifushi-折節 | (op) dat moment; (bij) die gelegenheid |
| origami-折り紙 | waarmerk; keurmerk; certificaat van echtheid |
| orihime-織り姫 | textielarbeidster; weefster |
| orijinaritī-オリジナリティー | originaliteit; oorspronkelijkheid |
| orikaeshi-折り返し | refrein (lied, gedicht) |
| orikaeshi-折り返し | pendeldienst (bus, trein, etc.) |
| orime-織り目 | ruimte tussen draden in een stof (bepalend voor de textuur [dichtheid] van een weefsel) |
| orimono-下り物 | vaginale afscheiding; kraamvloed; nageboorte |
| ōro-往路 | heenreis; heenweg; de weg erheen [naar een bestemming] |
| oroka-愚か | domheid; stomheid; zwakzinnigheid |
| orosoka-疎か | nonchalance; slordigheid; onzorgvuldigheid |
| orosu-下ろす | (terug)snoeien |
| ōru-オール | roeispaan |
| ōrubakku-オールバック | (helemaal) naar achteren gekamd haar (zonder scheiding) |
| ōrudo・gāru-オールド・ガール | oudje; beste meid |
| orutānatibu-オルターナティブ | alternatief; optie; keuze(mogelijkheid); uitweg |
| ōrutānatibu-オールターナティブ | alternatief; andere mogelijkheid [optie] |
| ōru・in・wan-オール・イン・ワン | alles-in-één (geïntegreerd) |
| osa-長 | hoofdman; stamhoofd; opperhoofd; chef; leider; oudste |
| osameru-収める | beëindigen; ten einde brengen |
| osan-御三 | keukenmeid; keukenmeisje |
| osanai-幼い | heel jong; klein |
| osandon-お爨どん | keukenmeid; keukenhulp; werk in de keuken |
| ōse-逢瀬 | rendez-vous; (geheim) afspraakje; ontmoeting (van geliefden) |
| osen-汚染 | vervuiling; verontreiniging |
| oshakasama-御釈迦様 | (erend) eigennaam van de (historische) Boeddha Shakamuni |
| oshi-押し | gezag; autoriteit |
| ōshi-王師 | leraar van de keizer |
| ōshi-王師 | leger van de keizer |
| oshigami-押し紙 | vloeipapier |
| oshige-惜しげ | tegenzin; spijt; terughoudendheid |
| ōshigoto-大仕事 | grote werkzaamheid; enorme ondernemingsactiviteit; levenswerk |
| oshikakusu-押し隠す | verbergen; geheim [verborgen] houden |
| oshimai-お仕舞い | het sluiten; beëindigen |
| oshimai-お仕舞い | einde; afsluiting; slot |
| oshitsumaru-押し詰まる | het naderen van het einde van het jaar; het teneinde lopen van een jaar |
| ōshu-王者 | leider; topman (in een organisatie e.d.) |
| oso-悪阻 | Zwangerschapsmisselijkheid (Hyperemesis gravidarum) |
| ōsō-押送 | escorte (gewapende begeleiding); overplaatsing (v.e. gevangene) |
| osomaki-遅蒔き | het laat (in het seizoen) zaaien |
| ōsoritī-オーソリティー | autoriteit; gezag; overheidsinstantie |
| osozaki-遅咲き | late bloei |
| osozaki-遅咲き | laatbloeier |
| osozakura-遅桜 | late bloei [nabloei] van de kersenbloesems |
| osumashi-お澄まし | preutsheid; een preuts persoon |
| otaiko-お太鼓 | vleier; pluimstrijker; strooplikker; slijmbal |
| otakara-御宝 | een schat; kostbaarheid; kostbaar stuk |
| otasshisho-御達書 | wetgeving; (schriftelijk) bevel (afgegeven door een hoge overheidsinstantie) |
| ote-御手 | beleefdheidsvorm voor hand |
| ote-御手 | beleefdheidsvorm voor iemands handschrift |
| otemae-お手前 | bekwaamheid; talent; vakmanschap |
| otenba-お転婆 | een wilde [jongensachtige] meid; wildebras |
| otokozuki-男好き | lichtzinnigheid; losbandigheid; een verliefde [losbandige] vrouw |
| ōtomatto-オートマット | mat ter versteviging van zachte ondergrond van parkeerterreinen |
| otome-乙女 | meisje; jonge vrouw; maagd |
| otomego-乙女子 | klein meisje; jonge dame |
| otoshi-落とし | het einde van een verhaal |
| otoshidama-御年玉 | (klein) geldgeschenk in het nieuwe jaar (aan kinderen, of aan personeel in familiebedrijven, e.d.) |
| otoshimono-落とし物 | verloren [kwijtgeraakte] artikelen [goederen; eigendommen] |
| ōtotsu-凹凸 | oneffenheid; onregelmatigheid; hobbeligheid; ongelijkmatigheid |
| otsumu-御頭 | brein; hersens; intelligentie; verstand |
| oun・gōru-オウン・ゴール | eigen doelpunt; doelpunt in eigen doel |
| owaru-終わる | eindigen; aflopen |
| oyaji-親父 | huisbaas; baas; eigenaar (van winkel, restaurant, e.d.) |
| oyakodonburi-親子丼 | een kom rijst geserveerd met een soort dikke soep van kip, ei, ui en paddenstoelen erover |
| oyama-女形 | meisjespop |
| oyaomoi-親思い | liefde [genegenheid] voor je ouders |
| oyashiro-小社 | klein heiligdom |
| oyasui-お安い | eenvoudig; simpel; geen moeite |
| ōyō-鷹揚 | ruimhartigheid; vrijgevigheid; onbaatzuchtigheid; grootmoedigheid |
| ōyōkagaku-応用化学 | toegepaste chemie [scheikunde] |
| ozashiki-御座敷 | een feest [banket] (met geisha, e.d.) gehouden in een (traditionele) Japanse kamer met tatami matten |
| ozzu-オッズ | winstkansen; waarschijnlijkheid om te winnen (bij een weddenschap b.v.) |
| ō・bī-オー・ビー | buiten het terrein (golf) |
| paa-ぱあ | domheid; dwaasheid |
| paburikku・inborubumento-パブリック・インボルブメント | burgerparticipatie in beleidsvoering |
| paburikku・kōporēshon-パブリック・コーポレーション | openbaar bedrijf; publieke instantie; overheidsbedrijf |
| pachinko-ぱちんこ | pachinko (een soort Japanse gokautomaat, waar een groot aantal kleine balletjes ingeworpen worden) |
| padokku-パドック | omheinde weide voor paarden (bij een paardenstal of renbaan) |
| pai-パイ | pastei |
| paionia-パイオニア | pionier; baanbreker; wegbereider |
| paipurain-パイプライン | pijpleiding; pijplijn |
| pākingu-パーキング | het parkeren; parkeergelegenheid |
| panorama-パノラマ | panorama; weids landschap; weids uitzicht |
| panteon-パンテオン | pantheon (Grieke of Romeinse tempel gewijd aan alle goden) |
| parapara-ぱらぱら | (onomatopee) in kleine hoeveelheden (druppels, e.d.) naar beneden vallend (het geluid daarbij): gedruppel; gekletter |
| parapara-ぱらぱら | (onomatopee) (her en der) verspreid zijn [liggen] |
| parapara-ぱらぱら | (onomatopee) schaars; verspreid; (van iemands haar) piekerig; in losse plukken geknipt |
| paresu-パレス | paleis |
| parisai-パリサイ | farizeïsch; farizees |
| paritī-パリティー | gelijkheid; equivalentie |
| paritī-パリティー | (natuurkunde; wiskunde) pariteit |
| paritīkeisan-パリティー計算 | pariteitsberekening |
| pāseku-パーセク | parsec (eenheid voor afstand tussen sterren en hemellichamen; 1 parsec is ca. 3,26 lichtjaar) |
| pāsonaritī-パーソナリティー | persoonlijkheid; karakter |
| pāsonaru・dipuromashī-パーソナル・ディプロマシー | persoonlijke [particuliere] diplomatie [diplomatieke activiteiten] |
| patchi-パッチ | lapje (stof); pleister; stukje (metaal, etc.) |
| pātishon-パーティション | scheidingsmuur; tussenschot; partitie |
| patokā-パトカー | politiewagen; politieauto; surveillancewagen |
| patorōru・kā-パトロール・カー | politiewagen; politieauto; surveillancewagen |
| paurisuta-パウリスタ | (Japanse) coffeeshop [koffiebar] die gespecialiseerd is in Braziliaanse koffiesoorten en manieren van bereiden |
| pechanko-ぺちゃんこ | (informeel) meisje met platte borsten |
| pēhā-ペーハー | (scheikunde) pH |
| pēpā・kanpanī-ペーパー・カンパニー | papieren onderneming (een bedrijf dat is geregistreerd maar geen daadwerkelijke zakelijke activiteiten heeft); brievenbusfirma |
| pēpā・puran-ペーパー・プラン | een plan dat alleen maar op papier bestaat, en waarvan de haalbaarheid of uitvoerbaarheid klein is |
| perapera-ぺらぺら | (onomatopee) vloeiend (een taal spreken); veel [snel] pratend; welbespraakt |
| perusona-ペルソナ | mens; persoon; persoonlijkheid |
| peseta-ペセタ | peseta (vroegere Spaanse munteenheid) |
| peso-ペソ | peso (munteenheid, tegenwoordig van diverse Zuid-Amerikaanse landen en de Filipijnen) |
| pēsu-ペース | stap; tred; loopsnelheid |
| pēsutorī-ペーストリー | deeg; pasteideeg; brooddeeg; taartendeeg |
| pikipiki-ピキピキ | zenuwachtig; trillerig; ongedurig; geïrriteerd |
| pikkuappu-ピックアップ | kleine vrachtauto [bestelauto] |
| pinhane-ピン撥ね | het zich toe-eigenen van een deel van geld of goederen van anderen |
| piroti-ピロティ | heipalen; funderingspalen |
| pirugurimu・fāzāzu-ピルグリム・ファーザーズ | Pilgrim Fathers (groep Engelse puriteinen, die in 1620 naar Amerika gingen en daar een kolonie stichtten) |
| pisuton'yusō-ピストン輸送 | pendeldienst (steeds heen en weer gaande trein, bus of boot) |
| pītan-ピータン | duizendjarig ei (Chinese delicatesse) |
| pitchi-ピッチ | snelheid en frequentie waarmee een handeling wordt herhaald |
| pitchi-ピッチ | (sport) speelveld; sportterrein |
| pitchi-ピッチ | het aantal roeislagen per minuut |
| pī・eruhō-ピー・エル法 | (Product Liability Law) productaansprakelijkheidswet (aansprakelijkheid van fabrikanten voor schade veroorzaakt door een product met gebreken) |
| pī・pī・emu-ピー・ピー・エム | (parts per million) deeltjes per miljoen (eenheid die een miljoenste aanduidt) |
| pī・shīkādo-ピー・シーカード | insteekkaart (uitbreidingskaart bestemd voor notebooks; oude computer term) |
| pochi-ぽち | (kleine) stip; puntje |
| pochi-ぽち | een klein beetje; slechts |
| pōchido・eggu-ポーチド・エッグ | gepocheerd ei |
| poisute-ポイ捨て | het weggooien van (klein) afval op de openbare weg (b.v. van sigarettenpeuken, e.d.) |
| pojitibu-ポジティブ | positief (elektrische polariteit) |
| poketto-ポケット | bij langeafstandslopers een situatie waarin iemand omringd is door andere lopers (en niet de mogelijkheid heeft om zelf het pad te kiezen) |
| pokkuri-ぽっくり | erg breekbaar zijn; breekbaarheid |
| pondo-ポンド | pond (gewicht); pond (munteenheid) |
| ponī-ポニー | pony (klein paardenras) |
| porikō-ポリ公 | (afgeleid van het Engels: police; informeel, ook beledigend) politieagent |
| porishī-ポリシー | beleid; politieke maatregelen |
| pororito-ぽろりと | per ongeluk [onbedoeld] (iets onthullen, laten vallen, b.v. een geheim) |
| potchi-ぽっち | klein beetje; slechts; schamel; onbeduidend |
| potsu-点 | kleine stip; puntje |
| puchiburu-プチブル | kleinburgerlijk; kleinburgerlijk persoon |
| puchi・burujoa-プチ・ブルジョア | kleinburgerlijk; kleinburgerlijk persoon |
| puraibēto・burando-プライベート・ブランド | eigen merk; huismerk |
| puraibēto・ofāringu-プライベート・オファーリング | privé [onderhands] aanbod, een investering aangeboden aan een kleine groep investeerders |
| puraimarī・kea-プライマリー・ケア | eerstelijnsgezondheidszorg |
| puraimu・taimu-プライム・タイム | primetime (zendtijd met de grootste luister- of kijkdichtheid) |
| puraisu・rīdāshippu-プライス・リーダーシップ | prijsleiderschap (systeem waarin marktprijzen worden bepaald door toonaangevende, machtige bedrijven) |
| purasu-プラス | plus; plus (+) teken; anode; positiviteit |
| purasuseichō-プラス成長 | positieve groei |
| purasutā-プラスター | pleister(kalk); gips |
| purattohōmu-プラットホーム | perron (van een treinstation) |
| purē-プレー | (afk. van play ball) oproep van de scheidsrechter bij balsporten, zoals b.v. honkbal, om te beginnen |
| purēbōru-プレーボール | oproep van de scheidsrechter bij balsporten, zoals b.v. honkbal, om te beginnen |
| pureppī-プレッピー | leerling van een (op de universiteit) voorbereidende school |
| pureryūdo-プレリュード | prelude; inleiding; voorspel |
| puripuri-ぷりぷり | boos; geïrriteerd |
| purobabiritī-プロバビリティー | waarschijnlijkheid |
| purodakushon・chīmu-プロダクション・チーム | productieteam; programmaleiding |
| puropā-プロパー | origineel; uniek; karakteristiek; inheems; eigen |
| puropaganda-プロパガンダ | propaganda; publiciteit |
| puropatī-プロパティー | bezit; eigendom; bezitting |
| puropatī-プロパティー | eigenschap |
| puropōshon-プロポーション | verhouding; evenredigheid; percentage; relatie; balans |
| puroretaria-プロレタリア | proletariër (bezitloze arbeider) |
| puroretariāto-プロレタリアート | proletariaat (klasse van bezitloze arbeiders) |
| purorōgu-プロローグ | proloog; voorwoord; inleiding |
| purosessā-プロセッサー | processor; centrale verwerkingseenheid, CVE (computer) |
| purūtō-プルートー | Pluto (Romeinse mythologische figuur) |
| pyūritan-ピューリタン | puritein; puriteins |
| rachi-埒 | begrenzing; omheining |
| rachigai-埒外 | buiten de grenzen [omheining; perken] |
| rachinai-埒内 | binnen de grenzen [omheining; perken] |
| rai-癩 | lepra; melaatsheid |
| raibyō-癩病 | lepra; melaatsheid |
| raichō-来聴 | het bijwonen van (een lezing, muziek, etc.); aanwezigheid |
| raiden-ライデン | Leiden (stad in Nederland) |
| raidō-雷同 | volgzaamheid (zonder zelf na te denken blind navolgen wat anderen doen) |
| raifurain-ライフライン | reddingslijn; scheidslijn tussen leven en dood; verbindingslijn |
| raifurain・shisutemu-ライフライン・システム | valbeveiligingssysteem |
| raijō-来場 | aanwezigheid; bezoek; opkomst |
| raikai-来会 | aanwezigheid op een bijeenkomst [vergadering] |
| raiki-来季 | volgend seizoen (m.n. bij sport) |
| raiō-来王 | (arch.) bezoek van een koning van een ander volk aan het Chinese keizerlijk hof |
| raito-ライト | rechtvaardig(heid) |
| raitō-来島 | het komen naar [bezoeken van] een eiland |
| rakkarōzeki-落花狼藉 | bloemen (of andere dingen) die (in wanorde) verspreid over de grond liggen |
| rakkei-落慶 | viering van de voltooiing van de bouw of verbouwing van tempels [heiligdommen] |
| rakubaku-落莫 | (gevoel van) eenzaamheid; verlatenheid; droefgeestigheid |
| rakugaki-落書き | graffiti; gekrabbel (op muren, deuren, omheiningen, schuttingen, e.d.) |
| rakujin-楽人 | een zorgeloos persoon; iemand die een zorgeloos leventje leidt |
| rakuseki-落籍 | een voorschot betaald aan de baas van een prostitué of geisha (met het doel haar vrij te kopen) |
| rakutan-落胆 | ontmoediging; neerslachtigheid; teleurstelling |
| rakuyō-洛陽 | Rakuyo, kleine planeet nummer 5825 |
| ran-卵 | eicel |
| ran-濫 | (in kanji combinaties) overvloed; overstroming; overdaad; verspreiding |
| randa-懶惰 | luiheid; laksheid; gemakzuchtigheid |
| rangyō-乱行 | gewelddadig gedrag; wangedrag; losbandigheid |
| ranjuku-爛熟 | overrijpheid; overrijp zijn |
| ranjuku-爛熟 | volledige wasdom; complete rijpheid; volledig ontwikkeld zijn |
| rannāzu・hai-ランナーズ・ハイ | runner's high ( een toestand tijdens het hardlopen waarbij ademhaling en snelheid voor het gevoel perfect op elkaar zijn afgestemd) |
| ranpaku-卵白 | het wit van een ei; eiwit; albumine |
| ransha-乱射 | wilde schietpartij (zonder aanleiding en gerichtheid) |
| ranshi-卵子 | eicel; ovum |
| ransō-卵巣 | eierstok; ovarium |
| ransōen-卵巣炎 | eierstokontsteking; ovaritis |
| ransōgan-卵巣がん | eierstokkanker |
| ransōhorumon-卵巣ホルモン | oestradiol; eierstokhormoon |
| ransōninshin-卵巣妊娠 | ovariële zwangerschap; eierstok zwangerschap (een buitenbaarmoederlijke zwangerschap) |
| rantaisei-卵胎生 | ovoviviparie; eierlevendbarendheid |
| rantō-卵塔 | eivormige steen op een grafmonument |
| ran'ō-卵黄 | eierdooier; eidooier; eigeel |
| rasetsu-羅刹 | Rakshasa, een bovennatuurlijk mensenetend wezen (Hindoeïsme en Boeddhisme) |
| rasotsu-邏卒 | politieagent (begin Meiji tijdperk |
| rasseru-ラッセル | (te voet) de route vrijmaken bij een bergbeklimming; een bergbeklimming leiden |
| ratsuwan-辣腕 | scherpzinnigheid; schranderheid; slimheid |
| razuberī・zerī-ラズベリー・ゼリー | frambozengelei |
| rei-礼 | beleefdheid; etiquette; respect; fatsoen |
| rei-礼 | dank; dankbaarheid |
| rei-隷 | (afkorting van reisho) kalligrafie stijl voor kanji (ontwikkeld volgens traditie voor een algemene leesbaarheid; ook wel kopiist-schrift genoemd) |
| reiboku-霊木 | heilige boom |
| reichi-霊地 | heilige grond |
| reichō-霊鳥 | heilige (mythische) vogel |
| reigen-冷厳 | grimmigheid; strengheid |
| reigen-霊験 | wonder; wonderbaarlijke werkzaamheid [doeltreffendheid] |
| reigi-礼儀 | hoffelijkheid; beleefdheidsvormen; etiquette; goede manieren |
| reihō-礼法 | hoffelijkheid; beleefdheidsvormen; etiquette; goede manieren |
| reijin-麗人 | een schoonheid; mooie vrouw |
| reijō-礼譲 | hoffelijkheid; beleefdheid |
| reijō-霊場 | heilige grond |
| reijū-霊獣 | heilig dier [beest] |
| reiken-霊剣 | heilig zwaard (met mystieke krachten) |
| reiketsu-冷血 | koudbloedigheid (dierkunde) |
| reiketsu-冷血 | harteloosheid; ongevoeligheid |
| reiki-霊気 | spirituele [heilige; mysterieuze] sfeer |
| reikoku-冷酷 | wreedheid; meedogenloosheid; harteloosheid |
| reimairi-礼参り | tempelbezoek om een godheid of Boeddha te bedanken voor de vervulling van een wens |
| reimei-令名 | goede naam [reputatie]; roem; bekendheid; faam |
| rein・shūzu-レイン・シューズ | regenschoenen; waterbestendig schoeisel; regenlaarzen |
| reiofu-レイオフ | (tijdelijk) ontslag; afvloeiing (van personeel); non-actief |
| reisaikigyō-零細企業 | zeer klein bedrijf |
| reisei-冷静 | kalmte; rust; bedaardheid; evenwichtigheid |
| reisetsu-礼節 | etiquette; beleefdheid; goede manieren |
| reisho-隷書 | (afkorting van reisho) kalligrafie stijl voor kanji (ontwikkeld volgens traditie voor een algemene leesbaarheid; ook wel kopiist-schrift genoemd) |
| reison-令孫 | (beleefd) uw kleinkind (kleinzoon of kleindochter); het kleinkind van een ander |
| reitetsu-冷徹 | koelbloedigheid |
| reitoku-令徳 | zuiverste deugdzaamheid [deugd] |
| reiwa-令和 | Reiwa, naam van het Japanse tijdperk dat is begonnen met de troonsbestijging van Keizer Naruhito (op 1 mei 2019) |
| reizan-霊山 | heilige berg (waar goden zijn) |
| reizen-冷然 | koude; stijfheid; een koele [kille; afstandelijke; onverschillige] houding |
| reizoku-隷属 | ondergeschiktheid; dienstbaarheid; slavernij |
| rejā-レジャー | (Eng.: leisure) ontspanning; vrije tijd; recreatie |
| reki-礫 | (in kanji combinaties) kleine steen |
| rekidan-轢断 | in tweeën [doormidden] gesneden zijn (door overrijden van b.v. een trein) |
| rekiyū-歴遊 | tour; trip; (rond)reis (te voet) |
| rekiyū-歴遊 | studiereis (van kunstenaars e.d.) |
| remu-レム | röntgenequivalent mens (eenheid voor equivalente dosis ioniserende straling) |
| ren-連 | een riem (hoeveelheid papier) |
| renai-恋愛 | liefde; verliefdheid |
| renbo-恋慕 | liefde; tedere gevoelens; genegenheid |
| renchi-廉恥 | eer; integriteit |
| renge-蓮華 | een Chinese porseleinen lepel |
| renjō-連声 | (taalkunde) sandhi (klankbeïnvloeding door naburige klanken binnen een woord of tussen twee woorden) |
| renjuku-練熟 | bekwaamheid; vaardigheid; vakkundigheid; behendigheid; ervaring |
| renkō-連行 | begeleiding naar een politiebureau (niet geheel op vrijwillige basis) |
| renpira-レンピラ | lempira (munteenheid van Honduras) |
| renpīra-レンピーラ | lempira (munteenheid van Honduras) |
| renpōsōsakyoku-連邦捜査局 | federale veiligheidsdienst (FBI, Federal Bureau of Investigation) |
| rentai-連帯 | solidariteit |
| rentaiishiki-連帯意識 | solidariteitsgevoel; solidariteitsbesef |
| rentaikei-連体形 | (taalkunde) rentaikei (attributieve vorm; woordenboekvorm) |
| renza-連座 | betrokkenheid; het betrokken zijn bij |
| renzoku-連続 | opeenvolging; continuïteit; chronologisch verloop |
| ren'on-連音 | (taalkunde) sandhi (gelijkwording van eind- en beginklank van opeenvolgende delen) |
| ren'yōkei-連用形 | (taalkunde) renyōkei (verbindingsvorm van werkwoorden) |
| repura-レプラ | lepra; melaatsheid |
| ressei-列聖 | canonisatie; heiligverklaring; zaligverklaring |
| ressei-劣勢 | minderwaardigheid; nadeel; ongunstige situatie |
| ressei-劣性 | regressiviteit |
| resseki-列席 | aanwezigheid; het bijwonen; aanwezig zijn |
| resse・fēru-レッセ・フェール | het laisser faire principe (ook economische term voor vrijheid van productie en (handels)verkeer zonder overheidsbemoeienis) |
| ressha-列車 | trein; treinstel |
| resu-レス | löss (kleigrond) |
| resuponshibiritī-レスポンシビリティー | verantwoordelijkheid |
| resuto・hausu-レスト・ハウス | (rustig) pension; logement; pleisterplaats |
| retsuaku-劣悪 | (van) slechte [inferieure] kwaliteit |
| retsui-劣位 | inferioriteit; ondergeschiktheid; ondergeschikte positie |
| retsujaku-劣弱 | minderwaardigheid |
| retsuza-列座 | aanwezigheid; presentie |
| rettō-列島 | archipel; eilandengroep; reeks eilanden |
| rettō-劣等 | inferioriteit; lagere rang [klasse] |
| rettōkan-劣等感 | minderwaardigheidscomplex |
| reyunion-レユニオン | Réunion (eiland) |
| riaritī-リアリティー | realiteit; werkelijkheid |
| riaru・poritikkusu-リアル・ポリティックス | realpolitik; realistisch beleid (gebaseerd op feiten en concrete resultaten) |
| ribaibaru-リバイバル | (religie) reveil; opwekking |
| ribaibaru-リバイバル | (van ideeën; kunst; mode, etc.) heropleving; vernieuwing; wederopbloei |
| riben-利便 | gemak; geschiktheid; bruikbaarheid |
| ribensei-利便性 | gemak; gebruiksvriendelijkheid |
| ribetsu-離別 | (echt)scheiding; afscheid |
| richigi-律儀 | oprechtheid; eerlijkheid; rechtschapenheid |
| richigi-律儀 | gezondheid; welzijn; kracht |
| rīdā-リーダー | leider |
| ridatsu-離脱 | afscheiding; terugtrekking; onthouding; het afstand doen van |
| rīdo-リード | leiding; leiden |
| rīdo-リード | leidraad; richtsnoer |
| riekishakai-利益社会 | (sociologie) Gesellschaft; winstmaatschappij (een samenleving gebaseerd op eigenbelang) |
| rien-離縁 | scheiding |
| rifujin-理不尽 | onredelijkheid; oneerlijkheid; onwettelijkheid |
| rifurēn-リフレーン | refrein |
| rigai-理外 | onredelijkheid |
| rigando-リガンド | ligand (scheikunde) |
| rihitenshutain-リヒテンシュタイン | Liechtenstein |
| rikaku-離隔 | isolement; (af)scheiding; afzondering |
| riken-利剣 | (Boeddh.) beeldspraak voor de wijsheid of boeddhistische leer die nodig is om aardse verlangens en kwade krachten te kunnen verwerpen |
| rīki-リーキ | prei (Allium porrum) |
| rikisō-力漕 | het stevig doorroeien; roeien met stevige slagen |
| rikka-立夏 | eerste dag van de zomer (ca. 6 mei, volgens de oude maankalender) |
| rikō-利口 | slimheid |
| riko-利己 | eigenbelang; zelfzucht; egoïsme |
| rikon-離婚 | echtscheiding |
| rikonsuru-離婚する | (echt)scheiden |
| rīku-リーク | (Eng.: leak) lek (van informatie, geheim etc.) |
| rīku-リーク | lekkage (van electriciteit); stroomlekkage; kortsluiting |
| rikyū-離宮 | keizerlijk paleis; keizerlijke residentie |
| rin-鈴 | belletje om begin of eind van iets aan te geven |
| ringerueki-リンゲル液 | (med.) Ringer oplossing (infusie vloeistof) |
| riniamōtā・kā-リニアモーター・カー | magneetzweeftrein (Eng.: magnetic levitation train, afk. maglev) |
| rinin-離任 | beëindiging van functie [positie; werkplek] |
| rinjō-臨場 | bezoek; aanwezigheid; deelname; bijwoning |
| rinkaigakkō-臨海学校 | een school bij het strand die gebruikt word voor zomerschool activiteiten |
| rinko-凛乎 | imponerendheid; indrukwekkendheid |
| rinne-輪廻 | (boeddh.) transmigratie; zielsverhuizing; reïncarnatie |
| rinpun-鱗粉 | minuscuul kleine schubben op de vleugels van vlinders en motten |
| rinraku-淪落 | verval; ruïnering; aan lager wal zijn; vernietiging; verdorvenheid; losbandigheid; het zichzelf ruïneren |
| rinri-淋漓 | het stromen; druipen; vloeien; doorweekt raken |
| rinritsu-林立 | het (als een woud van bomen) dicht op elkaar (recht overeind) staan |
| rinritsusuru-林立する | (als een woud van bomen) dicht op elkaar (recht overeind) staan |
| rinsei-輪生 | (plantkunde) krans (groeiwijze; bloeiwijze) |
| rinseki-臨席 | aanwezigheid; bijwoning; presentie |
| rinsentaisei-臨戦態勢 | klaar voor de strijd; in staat van paraatheid (voor de oorlog) |
| rinsetsu-隣接 | aangrenzend [naastgelegen] zijn; nabijheid |
| rinsho-臨書 | het nauwkeurig overschrijven van kanji naar een (klassiek) schrijfmodel (voor het verkrijgen van kalligrafische schrijfvaardigheid) |
| rinshoku-吝嗇 | gierigheid; zuinigheid |
| rinyō-利尿 | diurese; urineafscheiding |
| rinyū-離乳 | het spenen; geleidelijk stoppen met borstvoeding (en overgaan op vast voedsel) |
| rippuku-立腹 | woede; boosheid |
| risai-罹災 | kwelling; lijden; pijn; onheil |
| risan-離散 | verspreiding; verdeling; verstrooiing |
| rishinron-理神論 | deïsme |
| rishū-履修 | inschrijving (voor een studieprogramma); voltooiing van een opleiding |
| rishū-離愁 | pijn [verdriet] van het afscheid(nemen) [scheiden] |
| risō-離相 | (boeddh.) scheiding van (weder)geboorten en sterven |
| risōkyō-理想郷 | Utopia; heilstaat; droomland |
| ritō-離島 | een afgelegen eiland |
| ritsuryōsei-律令制 | Ritsuryō-systeem, rechtssysteem van gecentraliseerde overheid gebaseerd op de ritsuryō-wetboeken |
| rō-聾 | doofheid |
| roaku-露悪 | opscheppen over eigen ondeugden; zelfspot |
| rōbashin-老婆心 | sterke [overdreven] bezorgdheid; grote aandacht voor iemands welzijn] |
| robatayaki-炉端焼 | Japanse gerechten die aan tafel op een houtskoolvuur(tje) worden bereid |
| rōdō-労働 | arbeid; (zwaar) werk |
| rōdōjikantanshuku-労働時間短縮 | werktijdverkorting; arbeidsduurverkorting |
| rōdōjōken-労働条件 | arbeidsomstandigheden; werkomstandigheden |
| rōdōkankeichōseihō-労働関係調整法 | wet voor Arbeidsverhouding en Geschillen |
| rōdōkeiyaku-労働契約 | arbeidsovereenkomst; arbeidscontract |
| rōdōken-労働権 | het recht op werk [arbeid] |
| rōdōkijunhō-労働基準法 | Japanse Arbeidsnormenwet; Standaard Arbeidsrechtenwet |
| rōdōkinko-労働金庫 | kredietunie van arbeiders |
| rōdōkyōyaku-労働協約 | CAO (collectieve arbeidsovereenkomst) |
| rodon-魯鈍 | dwaasheid; domheid; stommiteit; onbezonnenheid |
| rōdōryoku-労働力 | arbeid; werk; mankracht |
| rōdōsai-労働祭 | Dag van de Arbeid (1 mei) |
| rōdōsaigai-労働災害 | arbeidsongeval; ongeluk op [tijdens] het werk |
| rōdōsanpō-労働三法 | de drie Japanse arbeidswetten (労働基準法 Standaard Arbeidsrechten; 労働組合法 Vakbondsrecht; 労働関係調整法 Arbeidsverhouding en Geschillen) |
| rōdōseisansei-労働生産性 | arbeidsproductiviteit |
| rōdōsha-労働者 | arbeider; werknemer |
| rōdōshakaikyū-労働者階級 | de arbeidersklasse; de werkende klasse |
| rōdōshijō-労働市場 | arbeidsmarkt |
| rōdōshō-労働省 | Ministerie van Arbeid (nu Ministerie van Volksgezondheid, Arbeid en Welzijn) |
| rōdōsōgi-労働争議 | arbeidsconflict |
| rōdōundō-労働運動 | arbeidersbeweging |
| rōeki-労役 | (zware) arbeid; werk; bezigheid; inspanning |
| rōgan-老眼 | presbyopie; verziendheid op oudere leeftijd |
| rōgankyō-老眼鏡 | leesbril; bril om ouderdomsverziendheid te corrigeren |
| rogin-路銀 | reiskosten |
| rogu-ログ | log (toestel om de snelheid van een schip te bepalen) |
| rogui-櫓杭 | draaipunt [steunpunt] voor roeiriemen in een Japanse boot |
| roiyaruzerī-ロイヤルゼリー | koninginnengelei |
| rōjaku-老弱 | lichamelijke zwakheid op oudere leeftijd; ouderdomsklachten |
| rōkihō-労基法 | (afk. voor) Japanse Arbeidsnormenwet; Standaard Arbeidsrechtenwet |
| rōko-牢固 | stevigheid; vastheid; strakheid; stijfheid |
| rōko-牢固 | koppigheid |
| rōkosei-牢固性 | stevigheid; de mate waarin iets stevig of inflexibel is |
| rokudōrinne-六道輪廻 | eindeloze transmigratie van de ziel door zes werelden [bestaansniveaus] (Boeddhistisch filosofie); cyclus van wedergeboorte; zielsverhuizing |
| rokuroku-碌碌 | tevredenheid |
| rōkyū-老朽 | aftakeling; gebrekkigheid; seniliteit |
| rōmankyapitaru-ローマンキャピタル | Romeinse hoofdletters |
| rōmashinwa-ローマ神話 | Romeinse mythologie [mythen] |
| romen-路面 | wegdek; bestrating; plaveisel |
| rōmusaigai-労務災害 | arbeidsongeval; beroepsongeval; ongeval op de werkplek |
| ronguintabyū-ロングインタビュー | lang [uitgebreid] interview |
| rōnin-浪人 | iemand die het toelatingsexamen voor de universiteit niet heeft gehaald (en moet wachten op een volgende kans) |
| rōnin-浪人 | (in de oudheid) wereldreiziger; iemand die rondreiste zonder een direct einddoel |
| ronsaku-論策 | betoog [essay] om een bepaald eigentijds probleem op te lossen |
| rōrerai-ローレライ | Lorelei, een legendarische nimf die zeelui verleidde met haar mooie zangstem en ze schipbreuk liet lijden |
| rōrerai-ローレライ | Lorelei, hoge rots aan de oever van de Rijn bij de Duitse stad Sankt Goarshausen (vernoemd naar de nimf) |
| rōretsu-陋劣 | gemeenheid; ongemanierdheid; hatelijkheid |
| rorikon-ロリコン | Lolita complex (van mannen die zich aangetrokken voelen tot jonge meisjes) |
| rōringu-ローリング | het rollen [deinen} (van een schip op de golven) |
| rorīta・konpurekkusu-ロリータ・コンプレックス | Lolita complex (van mannen die zich aangetrokken voelen tot jonge meisjes) |
| rōsai-老妻 | je (eigen) oude echtgenote [vrouw] |
| rosen-路線 | route (voor autorit, treinrels, vliegbestemming e.d.) |
| rōshi-老師 | oorlogsmoeheid (van strijdkrachten) |
| rōshikankei-労使関係 | arbeidsverhoudingen |
| rōshikyōtei-労使協定 | Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO); overkoepelende arbeidsovereenkomst |
| rōshū-老醜 | de lelijkheid van ouderdom [oude mensen] |
| rōsui-老衰 | seniliteit |
| rōtaika-老大家 | ervaren [gerespecteerde] autoriteit (op een bepaald vakgebied) |
| royō-路用 | reiskosten |
| rui-類 | soort; ras; verscheidenheid |
| ruien-類縁 | familierelatie; verwantschap; affiniteit |
| ruigi-類義 | synonymie (eigenschap van woorden die synoniem zijn) |
| ruigohanpuku-類語反復 | tautologie (logische waarheid) |
| ruisui-類推 | evenredigheid; redenering bij analogie; het afleiden door te vergelijken |
| rukusu-ルクス | lux (eenheid van lichtsterkte) |
| rūmen-ルーメン | lumen (eenheid van lichtsterkte) |
| ruminōru-ルミノール | luminol (een organische verbinding met als bijzondere eigenschap dat bij oxidatie ervan energie vrijkomt in de vorm van zichtbaar licht) |
| rūpusen-ループ線 | spiraalvormige spoorlijn (b.v. om tegen een steile helling op te rijden) |
| rusu-留守 | niet thuis zijn; afwezigheid |
| ryakugi-略儀 | informaliteit; ongedwongenheid |
| ryakuju-略綬 | baton (militaire onderscheiding) |
| ryakushiki-略式 | informaliteit; ongedwongenheid |
| ryō-両 | beide; allebei; alletwee |
| ryō-両 | een ryō [tael], een weeg-eenheid (voor goud, zilver, etc.) |
| ryō-良 | goedheid; goedaardigheid; van goede kwaliteit; iets goeds |
| ryō-量 | hoeveelheid; kwantiteit |
| ryō-陵 | graf [mausoleum] van een keizer of keizerin |
| ryōashi-両足 | twee [beide] benen [voeten] |
| ryōbo-陵墓 | keizerlijk graf [mausoleum] |
| ryōbu-両部 | twee delen; beide delen |
| ryōbun-領分 | (Edo periode) domein [leengoed] van een daimyo |
| ryōdo-領土 | eigen grond; grond in eigendom; nationaal grondgebied |
| ryōdonari-両隣 | beide naaste buren; buren van beide kanten |
| ryojin-旅人 | reiziger; toerist |
| ryojō-旅情 | gevoelens [stemming] tijdens het reizen |
| ryōjō-領城 | districtskasteel (van een daimyo in de Edo periode), als zetel van het bestuur van een district (als een centrale overheid) |
| ryōka-良貨 | goed geld; geld [munten] van goede kwaliteit |
| ryokaku-旅客 | reiziger; passagier |
| ryokakuressha-旅客列車 | passagierstrein |
| ryōke-両家 | beide families; beide huizen |
| ryōki-猟期 | jachtseizoen |
| ryōkishin-猟奇心 | curiositeit; nieuwsgierigheid |
| ryokō-旅行 | het reizen; reis; trip |
| ryōkō-良好 | goed [toereikend; voldoende; optimaal; uitstekend] zijn |
| ryokōannaisho-旅行案内書 | een reisgids |
| ryokōdairigyōsha-旅行代理業者 | reisagent; verkoper van reizen |
| ryokōdairiten-旅行代理店 | reisbureau; reisagentschap |
| ryokōhoken-旅行保険 | reisverzekering |
| ryōkoku-両国 | beide landen; twee landen |
| ryokōsha-旅行者 | reiziger |
| ryokōsuru-旅行する | reizen |
| ryokujūji-緑十字 | een groen kruis op een witte achtergrond (veiligheidssymbool) |
| ryōmen-両面 | twee [beide] kanten [zijden] |
| ryōmi-涼味 | koelte; frisheid |
| ryōmin-領民 | bevolking van een domein [gebied; leengoed] |
| ryōnagare-両流れ | dakstijl voor de hoofdschrijn van een shinto heiligdom (waarbij de dakranden (voor-achter of links-rechts) glooiingen hebben aan beide zijden) |
| ryōnagarezukuri-両流造 | dakstijl voor de hoofdschrijn van een shinto heiligdom (waarbij de dakranden (voor-achter of links-rechts) glooiingen hebben aan beide zijden) |
| ryōrisuru-料理する | koken; eten klaarmaken [bereiden] |
| ryōritsu-両立 | co-existentie; verenigbaarheid; het goed samengaan |
| ryōsatsu-了察 | consideratie; voorkomendheid; attentheid; sympathie |
| ryōseibai-両成敗 | beide partijen als schuldig aangewezen en gestraft |
| ryōsha-両者 | beide(n); allebei |
| ryōshi-両氏 | twee personen; beide personen |
| ryōshin-両親 | (beide) ouders (vader en moeder) |
| ryōshitsu-良質 | goede [superieure] kwaliteit |
| ryoshū-旅愁 | weemoedigheid [melancholie] tijdens het reizen |
| ryōshu-領主 | daimyo; domeinheer; (feodale) heer (van een bepaald gebied) |
| ryōshū-領袖 | leider [baas; hoofd] (van een politieke fractie) |
| ryoshuku-旅宿 | herberg voor reizigers; pleisterplaats |
| ryosō-旅装 | reiskleding |
| ryōsoku-両足 | twee [beide] benen [voeten] |
| ryōte-両手 | beide handen [armen] |
| ryotei-旅程 | reisplan; reisschema |
| ryotei-旅程 | reisroute; reisafstand |
| ryōtekikin'yūkanwaseisaku-量的金融緩和政策 | kwantitatief versoepelingsbeleid; kwantitatieve versoepeling; kwantitatieve geldverruiming |
| ryōtōzukai-両刀遣い | het houden van zowel alcohol als snoep; iemand die zowel van sake houdt als van zoetigheid |
| ryōtōzukai-両刀遣い | biseksualiteit; een biseksueel |
| ryōude-両腕 | beide armen |
| ryōwaki-両脇 | beide zijden |
| ryōzen-両全 | perfect [compleet; goed] voor beide kanten [zijden; partijen] |
| ryūchō-流暢 | spreekvaardigheid |
| ryūdōparafuin-流動パラフィン | vloeibare paraffine |
| ryūdōsei-流動性 | vloeibaarheid; beweeglijkheid |
| ryūdōsei-流動性 | liquiditeit (financieel) |
| ryūdōshoku-流動食 | vloeibaar voedsel |
| ryūdōtai-流動体 | vloeistof; vocht |
| ryūdōteki-流動的 | vloeibaar |
| ryūgū-竜宮 | het drakenpaleis op de bodem van een diepe zee (zoals in het verhaal over Urashima Tarō) |
| ryūkō-流行 | mode; rage; trend; populariteit |
| ryūkō-流行 | gangbaarheid; wijdverspreid zijn |
| ryūkyūrettō-琉球列島 | de Riukiu-eilanden |
| ryūryō-嚠喨 | welluidendheid |
| ryūryō-流量 | stroomsnelheid; debiet |
| ryūryōkei-流量計 | stroomsnelheidmeter; debietmeter |
| ryūtai-流体 | vloeistof |
| ryūtō-竜灯 | een lantaarn gewijd aan een heiligdom |
| ryūtōdabi-竜頭蛇尾 | een veelbelovend begin dat uitloopt op een teleurstellend einde; een anticlimax |
| sa-差 | verschil; onderscheid |
| sabaku-佐幕 | aanhankelijkheid [trouw] aan het shogunaat |
| sabayomi-鯖読み | smokkelen met cijfers (in eigen voordeel); met opzet verkeerd (op)tellen |
| sābei・mētā-サーベイ・メーター | stralingsmeter; draagbare geigerteller |
| sabetsuka-差別化 | differentiatie; differentiëring; onderscheid |
| sabetsukasuru-差別化する | differentiëren; onderscheiden; onderscheid maken |
| sabo-サボ | sabotage; staking; stiptheidsactie; langzaamaanactie |
| sabotāju-サボタージュ | sabotage; staking; stiptheidsactie; langzaamaanactie |
| sabuwei-サブウェイ | metro; ondergrondse (trein) |
| sadaka-定か | zeker(heid); zonder twijfel |
| sadon・desu-サドン・デス | (bij sportwedstrijden) verlenging bij gelijke eindstand tot er door een van beiden partijen wordt gescoord |
| sae-冴え | helderheid; duidelijkheid; zuiverheid |
| sae-冴え | vakkundigheid |
| sagi-鷺 | witte reiger |
| sagimai-鷺舞 | reigerdans (festivaldans met witte reigerkostuums) |
| sagyō-作業 | werk; werkzaamheden; bezigheden; activiteit |
| sagyōin-作業員 | arbeider |
| sagyōjikan-作業時間 | werkuur; arbeidsuur |
| sagyōken-作業犬 | werkhond (zoals: een geleidehond, politiehond, e.d.) |
| sagyōsupēsu-作業スペース | werkruimte; werkterrein |
| sagyōyōin-作業要員 | aantal personeel; arbeiderskrachten |
| sai-載 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 44 |
| saibaihinshu-栽培品種 | cultivar; cultuurvariëteit |
| saibanken-裁判権 | jurisdictie; rechtspraak; rechtsbevoegdheid; rechtsmacht |
| saibāsekyuriti-サイバーセキュリティ | cyberbeveiliging; cybersecurity |
| saibi-細微 | kleinigheid; futiliteit; nietigheid |
| saichi-細緻 | aandacht voor detail; zorgvuldigheid; precisie |
| saidobijinesu-サイドビジネス | bijbaan; nevenactiviteit |
| saifon-サイフォン | sifon; hevel (buisleiding) |
| saigen-際限 | eindpunt; grens; beperking; begrenzing |
| saigo-最後 | de laatste; het einde |
| saigo-最期 | levenseinde; iemands laatste moment (voor de dood) |
| saigoni-最後に | tenslotte; tot slot; als laatste; uiteindelijk |
| saihi-歳費 | jaaruitgaven (van de overheid) |
| saihitsu-才筆 | schrijfstijl op hoog niveau; (literaire) schrijfvaardigheid |
| saihitsu-細筆 | verfijnd handschrift; geschreven in klein handschrift |
| saihon-サイホン | sifon; hevel (buisleiding) |
| saiji-催事 | bijzondere viering [plechtigheid; feestelijkheid] |
| saiji-細事 | kleinigheid; bagatel; onbeduidendheid; triviale kwestie |
| saiji-細字 | klein [fijn] schrift; kleine [dunne] schrifttekens [karakters] |
| saiji-細字 | namen van de sumo worstelaars onderaan de ranglijst in klein schrift |
| saijin-祭神 | (shintō) godheid van een heiligdom |
| saijōden-祭場殿 | hal [tempel; paleis] waar een ceremonie wordt gehouden |
| saijōkyū-最上級 | de beste (kwaliteit, e.d.); hoogste (cijfer, rang, e.d.) |
| saika-災禍 | (natuur)ramp; catastrofe; calamiteit; onheil; ongeluk |
| saika-裁可 | (keizerlijke) goedkeuring; bekrachtiging; wettiging |
| saika-裁可 | (onder de Meiji grondwet) officiële goedkeuring van de keizer voor wetsvoorstellen en begrotingen |
| saikan-才幹 | vermogen; bekwaamheid; talent; geschiktheid |
| saikensha-債権者 | schuldeiser; crediteur |
| saikin-細謹 | kleine onvolkomenheid; klein gebrek |
| saikinnyō-細菌尿 | bacteriurie (aanwezigheid van bacteriën in de urine) |
| saikōkeieisekininsha-最高経営責任者 | leidinggevende directeur, CEO (chief executive officer) |
| saikōsokudo-最高速度 | maximumsnelheid |
| saiku-細工 | handvaardigheid; handwerk; vakmanschap |
| saiku-細工 | handigheid; listigheid; vindingrijkheid |
| saikun-細君 | (term voor) de eigen vrouw |
| saikuru-サイクル | (elektriciteit) trilling (per seconde); Herz |
| saimitsu-細密 | gedetailleerdheid; precisie; nauwgezetheid |
| sain-サイン | teken; sein |
| sainan-災難 | ramp; ellende; onheil; ongeluk |
| sainō-才能 | begaafdheid; aanleg; talent; gave |
| sainyū-歳入 | jaarlijkse overheidsinkomsten (totale overheidsinkomsten binnen één fiscaal jaar) |
| sairen-サイレン | sirene (demonisch wezen uit Griekse mythologie); verleidster |
| sairyaku-才略 | intelligentie en tactiek [strategie]; vindingrijkheid |
| sairyō-宰領 | het organiseren [verzorgen; begeleiden] van groepsreizen; reisleider; gids |
| sairyō-裁量 | (discretionaire) beslissingsbevoegdheid |
| sairyōrōdōsei-裁量労働制 | discretionair arbeidssysteem (waarin lonen worden betaald op basis van vooraf bepaalde hoeveelheid gewerkte tijd i.p.v. van de werkelijke werkuren) |
| sairyū-細流 | beekje; kleine stroom; smalle rivier |
| saisenbako-賽銭箱 | donatiekist voor geldoffers (aan tempels, heiligdommen, e.d.) |
| saisentan-最先端 | uiteinde; punt |
| saishin-細心 | nauwkeurigheid; precisie |
| saishō-最小 | het kleinste; minste; minimum |
| saishō-最少 | de kleinste hoeveelheid; het kleinste aantal |
| saishō-細小 | minuscuul; (zeer) klein; (haar)fijn |
| saisho-細書 | geschreven in klein handschrift |
| saishōkōbaisū-最小公倍数 | kleinste gemene veelvoud |
| saishūsen-最終戦 | eindwedstrijd; finale |
| saishutsu-歳出 | jaarlijkse overheidsuitgaven (totale overheidsuitgaven binnen één fiscaal jaar) |
| saita-最多 | de grootste hoeveelheid; het grootste aantal |
| saitanchō-歳旦帳 | saitan-chō, een gedichtenbundel uitgegeven ter gelegenheid van de saitan-biraki bijeenkomst |
| saiteki-最適 | uiterste geschiktheid; beste oplossing [voorwaarde] |
| saito-サイト | terrein; plaats; locatie; ligging |
| saitoku-才徳 | wijsheid en deugdzaamheid |
| saiwa-再話 | het opnieuw vertellen (van een legende, oud verhaal, e.d.); een nieuwe [eigentijdse] versie van een oud verhaal |
| saiwai-幸い | geluk; vreugde; blijheid |
| saiwan-才腕 | vaardigheid; bekwaamheid; talent |
| saiyaku-災厄 | ramp; ellende; onheil; ongeluk |
| saizuchi-才槌 | (kleine) houten hamer |
| saji-些事 | een kleinigheid; iets dat onbelangrijk [onbeduidend; onbetekenend] is |
| sajutsu-詐術 | zwendel; bedrog; valsheid in geschrifte |
| sakan-盛ん | bloeiend [florerend; bruisend; voorspoedig; welvarend] zijn |
| sakan-盛ん | wijdverbreid [populair; in trek] zijn |
| sakari-盛り | bloeitijd; bloeiperiode; beste tijd |
| sakeji-裂け痔 | (bloedende) aambeien |
| saki-先 | punt; uiteinde; topje |
| sakibosori-先細り | (geleidelijk) afnemend; aflopend; afbouwend; dalend |
| sakibutori-先太り | (geleidelijk) toenemend; opbouwend; stijgend |
| sakigake-先駆け | pionier; wegbereider; initiatiefnemer; voorloper; voorbode; leider |
| sakimaruchizeru-先丸チゼル | een beitel met een ronde kop |
| sakisorou-咲き揃う | in volle bloei staan [zijn] |
| sakki-殺気 | bloeddorstigheid; moordlustigheid |
| saku-咲く | bloeien; in bloei staan; tot bloei komen |
| saku-朔 | de kalender voor het nieuwe jaar die de keizer in China (in vroegere tijden) aan het eind van het jaar aan vorsten gaf |
| sakugen-削減 | reductie; vermindering; verkleining; afslag; verlaging |
| sakugensuru-削減する | reduceren; verminderen; verkleinen; verlagen |
| sakuhō-作法 | bereidingswijze; de manier om iets te maken |
| sakura-さくら | een lokker (b.v. bij straatverkoop); aanjager (van biedingen op een veiling); infiltrant |
| sakuragai-桜貝 | (kleine) roze zeeschelp (Nitidotellina nitidula) |
| sakuragami-桜紙 | dun, zacht Japans papier; vloeipapier |
| sakusō-錯綜 | ingewikkeldheid; gecompliceerdheid |
| sakutei-策定 | het opstellen van een plan [strategie; beleid] |
| sakuteisuru-策定する | een plan [strategie; beleid] opstellen |
| sakuzatsu-錯雑 | complexiteit; ingewikkeldheid; gecompliceerdheid |
| sakuzen-索然 | saaiheid; ongeïnteresseerdheid |
| samu-作務 | dagelijkse arbeid in een zen-tempel (zoals landbouw, schoonmaakwerk, e.d. als onderdeel van de boeddhistische training) |
| san-産 | bezit; eigendom |
| sanaedori-早苗鳥 | kleine koekoek (Cuculus poliocephalus) |
| sanchi-産地 | gebied [streek] waar een lokaal product (wijn, vruchten, kunstnijverheid, e.d.) wordt geproduceerd |
| sanchūru-サンチュール | ceintuur; riem; broekriem |
| sandai-参内 | bezoek aan het keizerlijk paleis |
| sanden-参殿 | bezoek aan een paleis |
| sandō-参堂 | bezoek aan een tempel of heiligdom |
| sandō-参道 | de toegangsweg naar een tempel [heiligdom] |
| sandō-桟道 | een pad van houten planken (langs een steile berghelling) |
| sange-山家 | (andere naam voor) de Enryaku hoofdtempel op Hieizan |
| sangedatsumon-三解脱門 | (lett. poort van de drie bevrijdingen) drie manieren [meditaties] om de Verlichting te bereiken |
| sangotō-珊瑚島 | koraaleiland; atol |
| sangyō-三業 | 3 soorten horeca gelegenheden (restaurants, geishahuizen en bordelen) |
| sangyō-讃仰 | eerbied; eerbiedigheid; verering; lofrede; lofspraak |
| sangyōchōseiseisaku-産業調整政策 | industrieel aanpassingsbeleid |
| sanitarī-サニタリー | sanitair; de gezondheid betreffende; hygiënisch |
| sanka-参稼 | iemand met een speciale functie [vaardigheid] binnen een organisatie |
| sankan-三冠 | drie kronen; drie onderscheidingen |
| sankeisha-参詣者 | bezoeker (pelgrim, bedevaartganger, gelovige, etc.) van een tempel [heiligdom] |
| sankenbunritsu-三権分立 | de scheiding der drie machten (Trias politica) in de staatsinrichting (de wetgevende, de uitvoerende, en de rechtsprekende macht) |
| sankō-三后 | de drie keizerinnen (de grote keizerin-weduwe, de keizerin-weduwe en de keizerin-gemalin) |
| sanko-三顧 | drie keer bezoeken (verwijst naar een Chinese legende waarin Liu Bei drie keer Zhuge Liang bezocht m hem als militaire commandant te verwelkomen) |
| sankō-山行 | door de bergen gaan [reizen] |
| sankuchuari-サンクチュアリ | heiligdom; heilige plaats |
| sankyō-山峡 | kloof; ravijn; ((nauwe) vallei |
| sanmi-酸味 | zure smaak; zuurheid |
| sanmon-三門 | driedelige toegangspoort bij een tempel (m.n. een grote in het midden met twee kleine ernaast) |
| sanmon-三門 | (sangedatsumon) drie manieren [meditaties] om de Verlichting te bereiken) |
| sanmon-山門 | (een andere naam voor) de Hieizan Enryakuji-tempel |
| sanpai-参拝 | bezoek aan een heiligdom of tempel |
| sanpaikyaku-参拝客 | bezoeker van een tempel [heiligdom] |
| sanpaisha-参拝者 | bezoeker van een tempel [heiligdom] |
| sanpatsudattōrei -散髪脱刀令 | (Meiji) proclamatie in 1871, ter afschaffing van de klassieke haardracht van de samoerai en een verbod op het publiekelijk dragen van zwaarden |
| sanpitsu-算筆 | rekenkunde en kalligrafie [lees- en schrijfvaardigheid] |
| sanpu-散布 | verspreiding; verstrooiing; besprenkeling; besproeiing |
| sanpuzu-散布図 | verspreidingskaart; verstrooiingsdiagram; besprenkelingsschema |
| sanran-散乱 | verspreiding; verstrooiing |
| sanretsu-参列 | het bijwonen van [het deelnemen] aan een ceremonie [plechtigheid e.d.] |
| sanryō-山陵 | keizerlijk mausoleum [grafmonument] |
| sansai-山菜 | eetbare wilde planten (die in de bergen groeien) |
| sansangogo-三三五五 | in groepen van 2 en 3; in kleine groepen |
| sansasō-三叉槍 | drietand (attribuut van Poseidon) |
| sansei-三省 | overpeinzing; meditatie (3 keer per dag) |
| sansei-三聖 | drie heiligen van de wereld (Boeddha, Confucius en Christus; Laozi, Confucius en Boeddha, e.a.) |
| sansei-参政 | (Meiji-periode) leenheer van een domein |
| sansei-散聖 | erenaam voor de priester Hotei |
| sansei-酸性 | zuurgraad; zurigheid; zuurgehalte |
| sanshunojingi-三種の神器 | de drie heilige kostbaarheden van Japan (spiegel, zwaard en juwelen) |
| sanshunojingi-三種の神器 | de drie goddelijke symbolen van de Japanse keizerlijke troon |
| sansui-散水 | besproeiing [besprenkeling] met water |
| sansūkentei-算数検定 | rekenvaardigheid test |
| sansuru-算する | (een bepaald aantal) bereiken; tellen |
| santa-サンタ | heilig; de heilige |
| santa・maria-サンタ・マリア | de heilige maagd Maria |
| santoku-三徳 | de drie deugden (wijsheid, moed en welwillendheid) |
| santoku-三徳 | de drie deugden van Boeddha (het redden van de levende wezens, het afsnijden van wereldse verlangens, en wijsheid) |
| santōseiji-三頭政治 | driemanschap; triumviraat (ten tijde van het Romeinse Rijk) |
| sanzai-散在 | diffuus [verspreid] gelegen |
| sanzaisuru-散在する | diffuus [verspreid; verstrooid; bezaaid] zijn |
| sanze-三世 | drie generaties (vader, zoon, kleinzoon) |
| sanzen-参禅 | beoefening van zen-meditatie (onder begeleiding van een zen-meester) |
| sanzon-三尊 | Boeddha drie-eenheid; afbeelding van een Boeddha vergezeld door twee bodhisattva's |
| sanzuru-参ずる | (bescheiden woord voor) gaan; komen; bezoeken |
| sanzuru-散ずる | verstrooien; verspreiden; verspillen |
| san'itsu-散逸 | verspreid [en uiteindelijk zoek] raken |
| san'yo-参与 | actieve deelname; betrokkenheid |
| saodachi-竿立ち | (van paarden, e.d.) het recht overeind staan; op de achterpoten staan; steigeren |
| saotome-早乙女 | jonge vrouw [meisje] |
| sappari-さっぱり | schoon; rein; puur |
| sappūkei-殺風景 | eentonigheid; smakeloosheid |
| sarujie-猿知恵 | oppervlakkige [triviale] wijsheid [slimheid] |
| sarumawashi-猿回し | een straatartiest die een aap allerlei kunstjes laat doen (vooral op Nieuwjaar) |
| sasadake-笹竹 | dwergbamboe; kleine bamboesoort |
| sasagani-細蟹 | spin (zo genoemd vanwege de gelijkenis met een kleine krab); spinnenweb |
| sasameyuki-細雪 | lichte sneeuwval; kleine sneeuwvlokjes |
| sasara-細ら | heel dun; klein; fijn; licht |
| sasayaka-細やか | pover; eenvoudig; bescheiden |
| sashichigaeru-刺し違える | (bij sumo, verkeerde beslissing van de scheidsrechter) de verkeerde worstelaar als winnaar aanwijzen |
| sashideru-差し出る | opdringerig zijn; zijn neus ergens in steken (fig.); zich ergens mee bemoeien |
| sashihikaeru-差し控える | zich matigen; terughoudend [bescheiden] zijn; zich inhouden |
| sashu-詐取 | toe-eigening (van geld, goederen, e.d.) door bedrog [zwendel; fraude] |
| sasou-誘う | verleiden; verlokken; meevoeren |
| sassui-撒水 | besproeiing [besprenkeling] met water |
| sasu-注す | een kleine hoeveelheid (vloeistof) inschenken; vloeistof beetje bij beetje inschenken |
| satchi-察知 | gevolgtrekking; (logische) conclusie; afleiding; deductie |
| satogokoro-里心 | heimwee; nostalgie |
| satsubatsu-殺伐 | strijdlustigheid; gewelddadigheid |
| satsukibare-五月晴れ | mooi weer in mei (tijdens het regenseizoen) |
| sayō-作用 | werking; functie; actie; activiteit |
| sayōnara-さようなら | tot (weer)ziens; dag; doeg; doei, gegroet; het ga je goed; tot kijk; tot; vaarwel; adieu; ajuus |
| sayonara-さよなら | tot (weer)ziens; dag; doeg; doei, gegroet; het ga je goed; tot kijk; tot; vaarwel; adieu; ajuus |
| sazare-細 | (in kanji combinaties) klein; smal |
| sazareishi-細石 | klein steentje; kiezelsteentje |
| se-瀬 | kans; gelegenheid |
| sēfā・sekkusu-セーファー・セックス | veiliger vrijen |
| sēfu-セーフ | veilig |
| sēfutī-セーフティー | veiligheid |
| sēfutī・barubu-セーフティー・バルブ | veiligheidsklep; veiligheidsventiel |
| sēfutī・rokku-セーフティー・ロック | veiligheidsslot |
| sēfutī・zōn-セーフティー・ゾーン | veiligheidszone |
| sēfu・sekkusu-セーフ・セックス | veilig vrijen |
| segare-倅 | (nederige benaming voor je eigen zoon) mijn zoon |
| segurigēshon-セグリゲーション | afzondering; afscheiding; segregatie |
| segyō-施行 | (boeddh.) liefdadigheid; het geven van aalmoezen aan (bedel)monniken |
| sei-性 | sekse; geslacht; (grammatica) genus; gender(identiteit) |
| sei-正 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 40 |
| seiba-征馬 | reispaard; paard om op reis te gaan |
| seibetsu-性別 | geslacht; geslachtsonderscheid |
| seibetsu-生別 | bij leven gescheiden; apart [gescheiden] leven; niet meer samenwonen met iemand |
| seibi-整備 | voorbereiding; uitrusting; onderhoud; service |
| seibi-盛美 | uitzonderlijke schoonheid |
| seibisuru-整備する | voorbereiden; klaar maken; uitrusten; voorzien van; onderhouden |
| seibo-歳暮 | kerstcadeau; kerstpakket; eindejaarscadeau |
| seibutsutayōsei-生物多様性 | biodiversiteit |
| seibyō-聖廟 | heilig mausoleum (in China met Confucius, in Japan met Sugawara no Michizane) |
| seichi-生地 | een veilige plek |
| seichi-聖地 | heilige plaats; heilige grond |
| seichi-聖地 | (Christendom) het Heilige Land; Palestina; Jerusalem; het Vaticaan |
| seichijunrei-聖地巡礼 | bedevaart naar een heilige plaats [het heilige Land] |
| seichō-成長 | (van levende wezens) groei; ontwikkeling |
| seichō-成長 | groei; toename; vergroting; vermeerdering |
| seichō-整調 | zwemslag; slag met een roeispaan; slagroeier |
| seichō-生長 | groei |
| seichōki-成長期 | groeiperiode van kinderen |
| seichōritsu-成長率 | groeipercentage |
| seichōsangyō-成長産業 | industrietak in een groeisector; expansieve bedrijfstak |
| seichōsuru-成長する | groeien; ontwikkelen; toenemen |
| seidaku-清濁 | goed en kwaad; zuiverheid en onzuiverheid; rein en onrein zijn; tolerant zijn |
| seidan-聖断 | keizerlijk besluit |
| seidenki-静電気 | statische elektriciteit |
| seido-精度 | precisie; nauwkeurigheid; accuratesse |
| seidō-聖堂 | tempel; (dom)kerk; kathedraal; heiligdom; schrijn |
| seidōitsusei-性同一性 | genderidentiteit |
| seidōitsuseishōgai-性同一性障害 | genderidentiteitsstoornis; genderdysforie |
| seiei-清栄 | (uw) gezondheid en welvaart [voorspoed] |
| seifuan-政府案 | beleidsnota |
| seifuhoshōsai-政府保証債 | door de overheid gegarandeerde obligatie |
| seiga-清雅 | sierlijkheid; elegantie |
| seigan-請願 | petitie; verzoekschrift (m.n. bij een overheidsinstantie) |
| seigensokudo-制限速度 | snelheidslimiet |
| seigi-正義 | gerechtigheid; rechtvaardigheid |
| seigi-正義 | onkreukbaarheid; rechtschapenheid; deugdzaamheid |
| seigōsei-整合性 | samenhang; gebondenheid; consistentie |
| seihei-精兵 | elite-eenheid; elitekorps; elitetroepen |
| seihyō-製氷 | ijsbereiding; ijsproductie |
| seii-誠意 | oprechtheid; eerlijkheid; goede trouw |
| seiiki-声域 | stembereik |
| seiiki-聖域 | heiligdom |
| seiiki-聖域 | gewijde grond; heilige plek [plaats] |
| seiiku-成育 | levensontwikkeling; groei [ontwikkeling] (vanaf de geboorte) |
| seiitaishōgun-征夷大将軍 | generaal die in de Heian-periode naar het noordelijke territorium uitgezonden werd om tegen niet-Japanse volken te strijden |
| seija-聖者 | een heilige |
| seijin-聖人 | sint; heilige |
| seijinin-性自認 | genderidentiteit |
| seijitsu-聖日 | heilige dag (Christelijke feestdag) |
| seijitsu-誠実 | oprechtheid; eerlijkheid; te goeder trouw |
| seijō-聖上 | keizer |
| seika-声価 | reputatie; faam; bekendheid; populariteit |
| seika-聖火 | heilige vlam [fakkel]; heilig vuur |
| seikaku-性格 | (iem.'s) karakter; aard; persoonlijkheid |
| seikaku-正確 | juistheid; correctheid; precisie |
| seikan-精悍 | mannelijkheid; viriliteit; stoerheid; potentie |
| seikatsusuru-生活する | leven; een leven leiden |
| seiki-生気 | levenskracht; vitaliteit |
| seikō-性向 | neiging; gezindheid; tendens; karakter |
| seikō-精巧 | verfijning; vaardigheid; precisie; vakmanschap |
| seikōudoku-晴耕雨読 | op het land werken als de zon schijnt en thuis een boek lezen als het regent (verwijst naar het stille [geïsoleerde] leven op het platteland) |
| seikyō-聖教 | de heilige leer; Confucianisme; Boeddhisme |
| seikyū-請求 | eis; claim; vordering; aanmaning; aanvraag |
| seikyūsuru-請求する | eisen; verzoeken; vorderen; aanmanen |
| seimeisen-生命線 | scheidslijn tussen leven en dood; zaak van leven of dood |
| seimitsu-精密 | precisie; nauwkeurigheid; nauwgezetheid; accuratesse; gedetailleerdheid |
| seimoku-井目 | (bij het go-spel, als er een groot verschil in vaardigheid is) het vooraf plaatsen van 9 stenen op het bord door de slechtste speler |
| seimu-政務 | overheidsaangelegenheid; regeringszaken |
| seinen-成年 | (wettelijke) meerderjarigheid |
| seinō-性能 | efficiëntie; bekwaamheid; capaciteit; prestatie |
| seiren-清廉 | eerlijkheid; integriteit; onkreukbaarheid |
| seirenkeppaku-清廉潔白 | absolute eerlijkheid; onberispelijke integriteit |
| seiretsujōsha-整列乗車 | op een ordelijke manier in een rij gaan staan, voor het instappen in een trein |
| seirō-晴朗 | helderheid; kalmte |
| seiryoku-精力 | energie; kracht; vitaliteit; potentie |
| seiryokuzetsurin-精力絶倫 | tomeloze [oneindig veel] energie |
| seiryōzai-清涼剤 | verfrissing; verfrissend medicijn; tonic; koelmiddel; koelvloeistof |
| seiryūtō-青竜刀 | Chinees slagzwaard [kromzwaard] (met op het uiteinde van het handvat een blauwe draak als versiering) |
| seisa-性差 | geslachtsonderscheid; verschil in sekse (tussen man en vrouw) |
| seisai-精彩 | levendigheid; vrolijkheid |
| seisai-精細 | gedetailleerdheid; precisie |
| seisaku-政策 | beleid; politieke maatregelen |
| seisakukatsudōhi -政策活動費 | onkostenvergoeding voor beleidsactiviteiten (aan fractieleden door hun eigen partij) |
| seisan-聖餐 | heilige communie; het Laatste Avondmaal; Eucharistie |
| seisangaku-生産額 | productiehoeveelheid |
| seisanki-精算機 | automaat waarmee je het te weinig of teveel betaalde bedrag van je treinkaartje kunt verrekenen |
| seisanreberu-生産レベル | procutieniveau; productiepeil |
| seisanryoku-生産力 | productiviteit; productiecapaciteit |
| seisansei-生産性 | productiviteit; productiecapaciteit |
| seisanshabeika-生産者米価 | de prijs die de overheid aan de boeren betaalt voor hun rijst (in het kader van de wet op de voedselcontrole) |
| seisantekirōdō-生産的労働 | productieve arbeid |
| seisatsu-制札 | een informatiebord met verordeningen en voorschriften (bij tempels en heiligdommen) |
| seisei-生生 | krachtige [levendige] groei [ontwikkeling] |
| seiseki-聖跡 | heilige plaatsen [overblijfselen] |
| seisen-聖戦 | heilige oorlog; kruistocht |
| seishi-静止 | stilstand; stagnatie; bewegingloosheid |
| seishibosatsu-勢至菩薩 | Mahāsthāmaprāpta, bodhisattva (die symbool staat voor de kracht van wijsheid en sterkte) |
| seishiki-正式 | vormelijkheid; correctheid |
| seishineiseigaku-精神衛生学 | geestelijke gezondheidsleer |
| seishin'eisei-精神衛生 | geestelijke [psychische] gezondheid |
| seishō-斉唱 | in koor; gelijktijdigheid |
| seishō-清勝 | (een term gebruikt in brieven) (uw) goede gezondheid |
| seisho-聖書 | boek met een verzameling van uitspraken en daden van een wijsgeer uit de oudheid |
| seishoku-聖職 | de geestelijkheid; het ordinaat; de geestelijken |
| seishoku-聖職 | een heilig ambt [beroep] |
| seishutsu-正出 | legitimiteit van geboorte; geboorte uit een wettig huwelijk |
| seisō-成層 | stratificatie; laagvorming; gelaagdheid |
| seisō-清掃 | reiniging; schoonmaak |
| seiso-精粗 | fijnheid of ruwheid; gedetailleerdheid of grofheid |
| seisoku-正則 | regelmatigheid; correct [juist; regulier; gebruikelijk; normaal] zijn |
| seisui-聖水 | wijwater; doopwater; heilig water |
| seitai-成体 | organisme dat voldoende volgroeid is om zich voort te planten |
| seitai-政体 | bestuursvorm; overheidssysteem; staatsbestel |
| seitai-聖体 | het (heilige) lichaam van Christus; Corpus Christi; hostie |
| seitai-聖体 | de persoon [het lichaam] van de keizer, de keizer in persoon |
| seitekishikō-性的指向 | seksuele oriëntatie; seksuele geaardheid |
| seiten-盛典 | verheven plechtigheid [ceremonie] |
| seiten-聖典 | heilig geschrift [boek] (met woorden en daden van heiligen) |
| seitō-正統 | legitimiteit; wettigheid; orthodoxie |
| seitoku-生得 | aangeboren kwaliteit [gave; talent]; aard; karakter |
| seitsū-精通 | het goed bekend [geïnformeerd] zijn; diepgaande kennis hebben (van) |
| seiun-青雲 | eruditie; geleerdheid; hoge status |
| seiyū-清遊 | plezierreisje; excursie; trip |
| seiza-聖座 | de Heilige Stoel (het pauselijk gezag) |
| seizōbutsusekinin-製造物責任 | productaansprakelijkheid |
| seizōbutsusekininhō-製造物責任法 | productaansprakelijkheidswet (aansprakelijkheid van fabrikanten voor schade veroorzaakt door een product met gebreken) |
| seizonnōryoku-生存能力 | levensvatbaarheid |
| seizōreberu-製造レベル | productieniveau; productiepeil |
| seji-世辞 | vleierij; compliment |
| sejin-世塵 | alledaagse [gewone; wereldse] zaken [dingen; karweitjes] |
| sekaichitekishoyūkenkikan-世界知的所有権機関 | Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (World Intellectual Property Organization (WIPO)) |
| sekaihokenkikan-世界保健機関 | WHO, Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization) |
| sekaiisshū-世界一周 | een reis om [het omzeilen van] de wereld; circumnavigatie |
| sekenshi-世間師 | wereldwijsheid |
| seki-席 | plaats [plek] waar een ontmoeting [gebeurtenis; gelegenheid] zal plaatsvinden; kamer; zaal |
| sekiban-石盤 | leisteen (tegel) |
| sekibetsu-惜別 | het verdriet [leedwezen] bij het afscheid nemen; met tegenzin afscheid nemen |
| sekigaku-碩学 | een erudiet persoon; iemand met uitgebreide kennis; een groot geleerde |
| sekihai-惜敗 | een nipte nederlaag; het met een kleine marge verliezen |
| sekijō-席上 | aanwezigheid; bijwoning (van een vergadering, bijeenkomst, e.d.) |
| sekinin-責任 | verantwoordelijkheid; taak; verplichting |
| sekininhoken-責任保険 | W.A. verzekering; aansprakelijkheidsverzekering |
| sekininkan-責任感 | verantwoordelijkheidsgevoel |
| sekininnogare-責任逃れ | het vermijden [ontduiken] van verantwoordelijkheid |
| sekininsha-責任者 | de verantwoordelijke (degene die de verantwoordelijkheid draagt); leidinggevende; supervisor |
| sekinintsuiseki-責任追跡 | aansprakelijkheid |
| sekirara-赤裸裸 | naaktheid |
| sekiryō-寂寥 | eenzaamheid; verlatenheid |
| sekisairyō-積載量 | laadcapaciteit |
| sekisei-赤誠 | oprechtheid |
| sekishin-赤心 | oprechtheid; openhartigheid; toewijding |
| sekkaku-折角 | met (grote) moeite; speciaal; vooral; uitdrukkelijk |
| sekkei-雪渓 | sneeuwvallei; besneeuwde vallei; vallei waar zelfs in de zomer sneeuw ligt |
| sekkekkyūchinkōsokudo-赤血球沈降速度 | bezinkingssnelheid erytrocyten (BSE) |
| sekken-節倹 | kostenbesparing; zuinigheid |
| sekki-石器 | stenen werktuig (oudheid) |
| sekkō-拙攻 | slecht opgezette [voorbereidde] aanval; zwak offensief (bij sportwedstrijden) |
| sekuhara-セクハラ | ongewenste intimiteiten; seksuele intimidatie |
| sekushuaru・harasumento-セクシュアル・ハラスメント | ongewenste intimiteiten; seksuele intimidatie |
| sekyuritī-セキュリティー | veiligheid; beveiliging |
| sekyuritī・porisu-セキュリティー・ポリス | veiligheidspolitie; staatsveiligheidsdienst |
| semakimon-狭き門 | (Mat. 7: 13-14) nauwe poort (tot de religieuze waarheid) |
| semakimon-狭き門 | (fig.) hoge drempel; hindernis; obstakel (voor het te bereiken doel) |
| seme-責め | verantwoordelijkheid; plicht; aansprakelijkheid |
| seminarī-セミナリー | seminarie; theologische hogeschool; priesteropleiding |
| sen-泉 | bron; fontein |
| senakaawase-背中合わせ | onenigheid; ruzie |
| sencha-煎茶 | groene thee van de middelste kwaliteit (gyokuro is de hoogste, en bancha de minste) |
| senchōshitsu-船長室 | kajuit [scheepshut] (m.n. voor de kapitein) |
| sendeki-洗滌 | schoonmaak; reiniging; het wassen |
| sendekisuru-洗滌する | schoonmaken; reinigen; wassen |
| senden-宣伝 | publiciteit; reclame; advertentie; propaganda |
| sendō-船頭 | stuurman; kapitein; schipper; veerman |
| sengū-遷宮 | installatie of verplaatsing van een heilig beeld [voorwerp] in een (nieuwe of verbouwde) tempel |
| senjin-先人 | voorouder(s); voorloper; iemand uit de (klassieke) oudheid |
| senjō-戦場 | strijdperk; slagveld; strijdtoneel; oorlogsgebied; oorlogsterrein; front |
| senjō-洗浄 | schoonmaak; reiniging |
| senjō-線上 | op de lijn [grens; scheidslijn] |
| senjōsuru-洗浄する | schoonmaken; reinigen; wassen |
| senjutsu-仙術 | bovenaardse krachten [geheim van onsterfelijkheid] van een bergkluizenaar [heremiet] |
| senka-戦果 | opbrengsten [resultaat] van de oorlog; wapenfeiten |
| senka-船架 | scheepshelling; dok; lier om kleine boten op het land te trekken |
| senkan-専管 | exclusieve bevoegdheid [controle]; alleenrecht |
| senken-先見 | vooruitziendheid; vooruitblik; voorkennis |
| senkin-千金 | een grote hoeveelheid geld; een fortuin |
| senkō-先行 | (rond)leiding; gids; leidraad; richtsnoer |
| senkō-専攻 | specialiteit; specialisatie; vakgebied |
| senkō-専行 | eigengereidheid; het handelen op eigen gezag [naar eigen goeddunken]; het willekeurig handelen |
| senkō-戦功 | wapenfeit; heldendaad; heldhaftige oorlogsdaad |
| senkō-潜航 | het onder water varen; een onderzeereis |
| senkō-潜航 | een geheime vaartocht |
| senkō-遷幸 | verplaatsing van de hoofdstad (door de keizer) |
| senkō-遷幸 | verhuizing van een keizer (of ex-keizer) naar een andere residentie |
| senkotsu-仙骨 | heiligbeen; sacrum |
| senkusha-先駆者 | pionier; baanbreker; wegbereider |
| senmai-饌米 | (gewijde) rijst die aan een godheid wordt geofferd |
| senmanmuryō-千万無量 | ontelbaarheid; onmetelijkheid; onpeilbaarheid |
| senmei-鮮明 | duidelijkheid; helderheid; scherpte |
| senmyōtai-宣命体 | schriftsysteem uit de Nara- (710–794) en vroege Heian-periode (794–1192) (met kleinere karakters voor grammaticale elementen dan voor lexicale) |
| sennyū-潜入 | insluiping; infiltratie; het heimelijk binnengaan |
| senpenbanka-千変万化 | voortdurend veranderend; eindeloze verscheidenheid |
| senpū-旋風 | wervelwind; tornado; (kleine) cycloon |
| sensabanbetsu-千差万別 | enorme verscheidenheid; groot assortiment |
| sensai-繊細 | slankheid; tengerheid; fijngevoeligheid; delicaatheid |
| sensha-洗車 | het wassen van autos, treinstellen, etc. |
| senshafuda-千社札 | votief kaart [strook; aanplakbiljet] in klein formaat (achtergelaten na een bezoek aan een heiligdom) |
| senshibankō-千思万考 | overdenking; overpeinzing; overweging |
| senshibiritī-センシビリティー | gevoeligheid; sensibiliteit |
| senshin-専心 | onverdeelde aandacht; concentratie; aandachtigheid |
| senshitibu・aitemu-センシティブ・アイテム | een gevoelig voorwerp (dat bij diefstal, verlies of zoekraken gevaarlijk kan zijn voor de openbare veiligheid) |
| senshō-僭称 | het zich een titel aanmeten; (onterecht) een troon opeisen; zich iets toe-eigenen |
| senshō-鮮少 | (formele term voor) kleinigheid; zeer weinig; zeldzaam |
| senshu-僭主 | usurpator; onwettige heerser; iemand die zich met geweld de keizerstroon toe-eigent |
| senso-践祚 | troonsbestijging (van een keizer) |
| sensōnetsu-戦争熱 | oorlogszuchtigheid |
| sentan-先端 | punt; top; (puntig) uiteinde |
| sentā・pōru-センター・ポール | elektriciteitspaal tussen twee spoorwegen |
| sentei-剪定 | snoei |
| senteisuru-剪定する | snoeien |
| sento-セント | heilige (Eng.: Saint) |
| sentō-銭湯 | openbare badgelegenheid; badhuis |
| sento・mārchintō-セント・マーチン島 | Sint Maarten (eiland van de Kleine Antillen in de Caraïbische Zee) |
| sento・pōru-セント・ポール | de heilige Paulus, de apostel |
| senzai-千載 | duizend jaar; millennium; vele jaren; een eeuwigheid |
| senzogaeri-先祖返り | atavisme; erfelijke terugslag (genetische eigenschappen die generaties overslaan en dan weer terugkomen) |
| senzoku-専属 | exclusiviteit; exclusief behorend bij |
| senzurutokoro-詮ずる所 | uiteindelijk; tenslotte; als het puntje bij het paaltje komt |
| sen'un-戦雲 | onheilspellende [donkere] wolken als teken van de naderende oorlog |
| sen'yō-専用 | alleen te gebruiken voor specifieke doeleinden |
| separētā-セパレーター | iemand [iets] dat scheidt; afscheider; afscheidingstoestel; centrifugaal machine |
| seppaku-雪白 | onschuldigheid; puurheid; integriteit |
| seppitsu-拙筆 | (in bescheidenheid over) het eigen handschrift |
| seremonī-セレモニー | ceremonie; ritueel; plechtigheid |
| seriichi-競り市 | veilingmarkt |
| seriumu-セリウム | Cerium (een scheikundig element met symbool Ce en atoomnummer 58). |
| seriuri-競り売り | veiling |
| seronchōsa-世論調査 | opiniepeiling |
| sēru-セール | zeil (van een schip); zeilen |
| serufukea-セルフケア | zelfzorg; voor je eigen gezondheid [geluk] zorgen |
| seseru-挵る | een kleine beweging telkens maar blijven herhalen (b.v. met een potlood tegen een tafel tikken) |
| sesesshon-セセッション | afscheiding; secessie |
| seshū-世襲 | afstamming; afkomst; erfelijkheid |
| sessha-摂社 | aan een hoofdtempel verbonden (kleinere) tempel |
| sesshoku-節食 | matigheid; het weinig eten |
| sesshokusuru-節食する | matig [weinig] eten |
| sessō-節操 | bestendigheid; standvastigheid; trouw; integriteit |
| setsu-設 | (in kanji combinaties) installeren; voorbereiden; inrichten; vestigen |
| setsuaku-拙悪 | inferioriteit lage [slechte] kwaliteit; slechte situatie [smaak] |
| setsubi-設備 | uitrusting; voorzieningen; fasciliteiten; materieel |
| setsuden-節電 | electriciteitsbesparing |
| setsudo-節度 | gematigdheid; matiging; standaard; norm; regel(s) |
| setsugetsuka-雪月花 | de maan, sneeuw, en bloemen (de schoonheid van alle seizoenen) |
| setsumeisekinin-説明責任 | aansprakelijkheid; verantwoordelijkheid |
| setsumō-雪盲 | sneeuwblindheid |
| setsuri-摂理 | voorzienigheid |
| setsurin-節臨 | het overschrijven van een passage [versregel] van een originele (klassieke) tekst (voor het verkrijgen van kalligrafische schrijfvaardigheid) |
| setsuyaku-節約 | bezuiniging; zuinigheid; besparing |
| setsuzei-節税 | (je eigen) belastingvermindering; belastingontwijking |
| sewamono-世話物 | eigentijdse stukken (Edo-periode) in Japanse traditioneel theater (zoals in kabuki, joruri en bunraku) |
| sewayaki-世話焼き | zorgzaam persoon; bemoeial |
| seyo-施与 | liefdadigheid; het geven van een aalmoes; dispensatie; genade |
| sha-捨 | (boeddh.) spirituele kalmte [rust], zonder te worden beïnvloed door lijden of vreugde |
| sha-車 | (afk. voor) auto, trein e.d. |
| shadatsu-洒脱 | luchtigheid; ongedwongenheid; ongebondenheid |
| shaden-社殿 | hoofdgebouw van een shinto heiligdom |
| shagi-謝儀 | dankbetuiging; dankoffer; geschenk uit dankbaarheid |
| shagōhyō-社号標 | pilaar [aanduiding] met de naam van een shinto heiligdom |
| shahō-社宝 | kunstbezit van een (shintō) heiligom |
| shaji-社寺 | shintō heiligdom [schrijn] en boeddhistische tempel |
| shajō-射場 | oefenterrein voor het boogschieten |
| shajō-射場 | schietterrein; schietplaats (voor vuurwapens) |
| shakaihoshō-社会保障 | sociale zekerheid |
| shakaihoshōhō-社会保障法 | socialezekerheidswet; sociale verzekeringswet |
| shakaihoshōkyōtei-社会保障協定 | Sociale Zekerheidsverdrag; overeenkomst Sociale Zekerheid |
| shakaihoshōseido-社会保障制度 | stelsel van sociale zekerheid |
| shakaikyōiku-社会教育 | sociaal [maatschappelijk] onderwijs; educatieve activiteiten buiten de school (b.v. in musea, bibliotheken, e.d.) |
| shakaisei-社会性 | saamhorigheidsgevoel; gemeenschapszin |
| shakaiseigi-社会正義 | social rechtvaardigheid [gerechtigheid] |
| shakōjirei-社交辞令 | diplomatiek [vleiend] taalgebruik |
| shakōsei-社交性 | vriendelijkheid; gezelligheid |
| shakōsei-社交性 | socialiteit; sociaal zijn |
| shaku-勺 | oude eenheid van volume (0,018 liter) |
| shaku-勺 | oude oppervlakte eenheid (ca. 0,033 meter) |
| shakuhō-釈放 | vrijlating; invrijheidstelling |
| shakujō-錫杖 | boeddhistische gebedszang met de staf als begeleiding |
| shakujō-錫杖 | topdeel van de staf (een ring met verschillende kleine ringen eraan) |
| shamei-社名 | de naam van een bedrijf [organisatie, vereniging, heiligdom, e.a.) |
| shanai-車内 | in een voertuig (auto, trein, e.d.) |
| sharyō-車両 | treinwagon; spoorwagon |
| sharyōkensa-車両検査 | keuring van rijvoertuigen ( auto's, treinstellen, e.d.) |
| shashō-車掌 | conducteur (in trams, treinen, e.d.) |
| shasō-車窓 | raam van een trein [bus; auto; etc.] |
| shasuru-謝する | bedanken; dankbaarheid tonen |
| shasuru-謝する | weigeren; afwijzen; afzeggen |
| shataku-社宅 | bedrijfswoning; huis dat eigendom is van het bedrijf waar men werkt |
| shatei-射程 | reikwijdte (van kracht, macht, vermogen, e.d.) |
| shatō-シャトー | kasteel; paleis; wijnhuis |
| sheru-シェル | lichte roeiboot |
| shi-秭 | een eenheid van getal, 10 tot de macht 24 |
| shiankōgai-シアン公害 | cyaanverontreiniging |
| shibagaki-柴垣 | eenvoudige omheining gemaakt van geweven kreupelhout |
| shibaguri-柴栗 | een Japanse kastanjeboom (met kleine, maar lekkere, vruchten) |
| shibahara-芝原 | grasveld; weide |
| shibaru-縛る | beperken; aan banden leggen; (vrijheid) inperken; in toom houden |
| shibayama-芝山 | een met gras begroeide berg |
| shibetsu-死別 | door de dood gescheiden; iemand verliezen door de dood |
| shibi-鴟尾 | decoratieve tegel in de vorm van een vissenstaart (op beide uiteinden van de nokbalk van oude paleizen en tempels in Japan en China) |
| shibia-シビア | streng; moeilijk; zwaar |
| shibire-痺れ | verlamming; verstijving; gevoelloosheid |
| shibō-子房 | ovarium; eierstok |
| shibo-思慕 | een diep verlangen (naar); sterke verbondenheid (met) |
| shibo-私募 | verkoop van aandelen buiten de beurs om (aan klein aantal potentiële investeerders) |
| shibucha-渋茶 | bittere thee (van mindere kwaliteit) |
| shibuku-しぶく | sproeien; (door de wind) verstrooid worden |
| shibutoi-しぶとい | taai; vasthoudend; onverzettelijk; volhardend; koppig; eigenwijs |
| shibutsu-私物 | privé eigendom; persoonlijke bezittingen |
| shichfukujin-七福神 | de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie (Hotei, Jurōjin, Fukurokuju, Bishamonten, Benzaiten, Daikokuten, en Ebisu) |
| shichifukujin-七福神 | de 7 geluksgoden (Daikokuten, Ebisu, Bishamonten, Benzaiten, Fukurokuju, Jurōjin en Hotei) |
| shichigosan-七五三 | (lett. zeven-vijf-drie) een traditioneel Japans festival op 15 november, voor meisjes van drie en zeven jaar oud en jongens van vijf jaar oud |
| shichimendō-七面倒 | iets dat buitengewoon lastig [vervelend; vermoeiend] is |
| shichishō-七生 | de eeuwigheid |
| shichiyō-七曜 | een familiewapen (bestaande uit zes kleine cirkels rond een centrale cirkel) |
| shichō-師長 | docent [meester] en superieur [leidinggevende] |
| shichō-視聴 | aandacht; oplettendheid; observatie; herkenning |
| shidai-私大 | particuliere universiteit |
| shidaini-次第に | geleidelijk aan; langzamerhand; beetje bij beetje; stukje voor stukje |
| shidan-師団 | (legereenheid) divisie |
| shiden-紫電 | gevechtsvliegtuig van de voormalige Keizerlijke Japanse Marine |
| shidō-士道 | krijgseer; ridderlijkheid; gedragscode van de samoerai |
| shidō-指導 | advies; raad; instructie; begeleiding |
| shidō-祠堂 | een kleine constructie [klein gebouw] waar Shinto goden of Boeddha's worden geëerd |
| shidō-私道 | eigen weg |
| shidō-私道 | (fig.) de eigen weg [het eigen pad] (kiezen) |
| shidōan-指導案 | leerbegeleidingsplan; onderwijsbegeleidingsplan |
| shidōgenri-指導原理 | leidend principe [grondbeginsel]; richtlijn; leidraad |
| shidōhōshin- 指導方針 | leidend principe [grondbeginsel]; richtlijn; leidraad |
| shidokoro-為所 | geschikt moment [goede gelegenheid] om (iets) te doen |
| shidōkyōyu-指導教諭 | een leraar die niet alleen lesgeeft aan scholieren en studenten, maar ook andere leraren begeleidt |
| shidōshuji-指導主事 | begeleider in het (school)onderwijs; docenten begeleider [adviseur] |
| shidōsuru-指導する | (op)leiden; adviseren; instrueren |
| shie-紫衣 | paarse pij van een priester [monnik]; paars gewaad voor de hofhouding van de keizer |
| shigaichi-市街地 | stadswijk; stadsdeel vol gebouwen met weinig groen |
| shigaku-斯学 | dit (academisch) kennisgebied [kennisterrein; kennisdomein] |
| shigaku-私学 | privéschool; privé opleiding; privé onderwijs |
| shigaku-視学 | schoolinspecteur (Meiji periode) |
| shigan-志願 | het iets op eigen initiatief [vrijwillig] doen; zich inschrijven; zijn diensten aanbieden; solliciteren |
| shigansuru-志願する | iets op eigen initiatief [vrijwillig] doen; zich inschrijven; zijn diensten aanbieden; solliciteren |
| shigekisei-刺激性 | stimulerende [prikkelende; irriterende] eigenschap |
| shigeru-茂る | welig tieren; dichtbegroeid zijn [worden]; overwoekeren |
| shigo-私語 | privé [geheim] gesprek |
| shigokōchoku-死後硬直 | rigor mortis; lijkstijfheid |
| shigoto-仕事 | werk; baan; beroep; taak; bezigheid |
| shigunaru-シグナル | signaal; sein |
| shihai-支配 | leiding; bestuur; beheer; controle |
| shihaisuru-支配する | leiden; besturen; beheren; controleren |
| shiharainōryoku-支払い能力 | solvabiliteit; vermogen om aan betalingsverplichtingen te voldoen |
| shihatsu-始発 | de eerste trein [bus] die vertrekt (van het station; de halte) |
| shihō-至宝 | uiterst kostbare schat; kunstschat; kostbaarheid |
| shihonkin-資本金 | aandelenkapitaal; geïnvesteerd vermogen |
| shii-思惟 | gedachte; overpeinzing; overweging |
| shii-恣意 | willekeurigheid; eigenmachtigheid; eigenzinnigheid |
| shii-私意 | eigen [persoonlijke] mening [gedachten] |
| shii-私意 | eigenzinnigheid; egoïsme; zelfzuchtigheid |
| shii-紫衣 | paarse pij van een priester [monnik]; paars gewaad voor de hofhouding van de keizer |
| shiireru-仕入れる | iets leren; eigen maken |
| shiisei-恣意性 | willekeur; willekeurigheid; arbitrariteit |
| shiji-四時 | de vier seizoenen (lente, zomer, herfst, winter) |
| shiji-師事 | bij iemand studeren; onder iemands leiding iets leren |
| shiji-指事 | ideogram; een Chinees karakter dat een abstract idee symboliseert, waarbij de betekenis af valt te leiden uit de vorm |
| shiji-私事 | een persoonlijke [privé] zaak; persoonlijke aangelegenheid |
| shijigo-指示語 | (taalkunde) demonstratief; aanwijzend [deiktisch) (voornaam)woord |
| shijin-士人 | een geleerd en deugdzaam persoon; een persoon met een hoge opleiding of status |
| shijin-士人 | (hist.) een intellectueel met een confucianistische opleiding |
| shijin-至人 | iemand die de geheimen van Tao heeft doorgrond |
| shijishi-指示詞 | (taalkunde) demonstratief; aanwijzend (deiktisch] (voornaam)woord |
| shijitsu-史実 | historisch feit |
| shijō-紙上 | op papier ((nog) niet in werkelijkheid) |
| shijū-始終 | de hele tijd; van begin tot eind; altijd |
| shika-私家 | eigen woning; particuliere woning |
| shikaku-資格 | kwalificatie; vereiste |
| shikan-止観 | (Tendai boeddhisme) meditatie waarbij de geest zich concentreert op een enkel object, zonder afleidende gedachten |
| shiki-四季 | de vier seizoenen |
| shiki-指揮 | commando; supervisie; leiding |
| shikibetsu-識別 | herkenning; onderscheiding |
| shikichi-敷地 | perceel; (bouw)terrein |
| shikiji-識字 | geletterdheid; alfabetisme; vermogen om te lezen en schrijven |
| shikijiritsu-識字率 | alfabetiseringsgraad; graad van geletterdheid |
| shikijōkyō-色情狂 | erotomanie; hyperseksualiteit; abnormaal seksueel verlangen |
| shikikin-敷金 | waarborgsom; zekerheidsreserve |
| shikinjuyō-資金需要 | kapitaalvereisten; kredietbehoefte; kredietvraag |
| shikinkyūshūryoku-資金吸収力 | absorptiecapaciteit van fondsen |
| shikiri-仕切り | afbakening; scheiding; scheidslijn; grens |
| shikiriita-仕切り板 | scheidingswand (in vrachtruimtes van schepen e.d.) |
| shikiru-仕切る | afscheiden; splitsen; verdelen |
| shikisha-指揮者 | leider; commandant; directeur |
| shikisha-識者 | een goed geïnformeerd [intelligent; hoogopgeleid] persoon |
| shikisokuzekū-色即是空 | vorm [materie] is leegte (boeddhisme); alles is ijdelheid |
| shikiten-式典 | ceremonie; formaliteit(en) |
| shikkaku-失格 | ongeschiktheid; niet gekwalificeerd zijn |
| shikke-湿気 | vocht; vochtigheid; condens |
| shikkei-失敬 | onbeleefd; onbeleefdheid |
| shikki-湿気 | vocht; vochtigheid; condens |
| shikkō-失効 | ongeldigheid; verlies van effectiviteit [geldigheid]; het verlopen [vervallen] |
| shikkui-漆喰 | pleister(kalk); gips |
| shikō-私考 | de eigen gedachten; persoonlijke mening |
| shikō-至高 | suprematie; overmacht; superioriteit |
| shikoku-四国 | Shikoku (een van de vier hoofdeilanden van Japan) |
| shikona-醜名 | (een nederige term voor je eigen naam) mijn naam |
| shikotama-しこたま | veel; een grote hoeveelheid |
| shikujiru-しくじる | een positie [baan, etc.] verliezen (door eigen fout, nalatigheid, e.d.) |
| shīkuretto・sābisu-シークレット・サービス | de Geheime Dienst |
| shima-島 | eiland |
| shimadai-島台 | decoraties (van dennentakken, bamboe, etc., symboliserend het eiland van de eeuwige jeugd) bij een huwelijk of andere ceremonie |
| shimaguni-島国 | eilandstaat; eilandenrijk; een land omringd door zee |
| shimai-仕舞い | einde; afsluiting; voltooiing |
| shimakage-島陰 | de luwte [beschutting] van een een eiland |
| shimamori-島守 | bewaker van een eiland |
| shimanagashi-島流し | (historisch) verbanning naar een afgelegen eiland of een plaats ver weg |
| shimau-仕舞う | stoppen (met); beëindigen; tot een einde brengen |
| shimau-仕舞う | (arch.) het afbetalen van rekeningen aan het eind van het jaar |
| shimau-仕舞う | (arch.) een zaak beëindigen door je tegenstander te vermoorden |
| shimayama-島山 | berg op een eiland; eiland dat voor het grootste deel wordt gevormd door een berg |
| shimayama-島山 | eiland in de vorm van een berg in een tuinvijver |
| shimekazari-注連飾り | nieuwjaarsdecoraties (met touwen) rond heiligdommen en poorten |
| shimenawa-注連縄 | gevlochten touw dat gebruikt wordt om een heilige plek af te bakenen of een plek te beschermen tegen kwade invloeden |
| shimeru-閉める | dichtdoen; dicht maken; sluiten; beëindigen |
| shimogare-霜枯れ | (af. voor) het gure [kale] winterseizoen |
| shimogaredoki-霜枯れ時 | het gure [kale] winterseizoen |
| shimogaredoki-霜枯れ時 | een slappe tijd voor zakendoen (aan het eind van het jaar) |
| shimoichidankatsuyō-下一段活用 | vervoeging [verbuiging] van ichidan werkwoorden eindigend op: -eru |
| shina-品 | kwaliteit; waarde |
| shinagara-品柄 | kwaliteit (van een product) |
| shinajina-品品 | allerlei dingen [artikelen; goederen] |
| shinajina-品品 | een verscheidenheid; allerlei soorten |
| shinbashira-心柱 | (Tenrikyō shintō) hoofdpriester; leider |
| shinbi-審美 | gevoel voor schoonheid; esthetisch gevoel voor het onderscheiden van schoonheid |
| shinbigan-審美眼 | oog voor schoonheid; schoonheidsgevoel |
| shinboku-神木 | heilige boom; boom op het terrein van een heiligdom |
| shinboku-親睦 | vriendelijkheid voor elkaar; wederzijdse vriendschap |
| shinbutsubunri-神仏分離 | (1868) de scheiding van Shinto en Boeddhisme (van shinto goden en boeddha's, van boeddhistische tempels en shinto heiligdommen) |
| shinbutsushūgō-神仏習合 | (theoretische) samenvloeiing van shinto en boeddhisme |
| shincha-新茶 | nieuwe, vers geplukte thee; eerste thee van het seizoen |
| shinchō-伸張 | uitbreiding (van macht, invloed; handel, etc.); uittrekking; verlenging |
| shinchō-慎重 | voorzichtigheid; behoedzaamheid |
| shindansho-診断書 | gezondheidsverklaring; doktersverklaring; medische verklaring |
| shinden-寝殿 | woonhuis (van een paleis); slaapvertrek (van de keizer) |
| shinden-神殿 | shinto heiligdom [schrijn] |
| shinden-神田 | een rijstveld bij [van] een heiligdom (waar de opbrengst heengaat) |
| shinden-親電 | een telegram verzonden door een staatshoofd [vorst; keizer] |
| shindenzukuri-寝殿造り | een stijl van aristocratische residenties in de Heian-periode, met het slaapzaalgebouw in het midden van het complex |
| shindo-震度 | de intensiteit van een aardbevingsbeweging op een bepaald punt (volgens de seismische schaalverdeling in Japan uitgedrukt in de getallen 1 tot 7) |
| shindoi-しんどい | vermoeid; uitgeput |
| shindoi-しんどい | vermoeiend; lastig; hinderlijk |
| shindokaikyū-震度階級 | schaal voor seismische intensiteit |
| shinen-思念 | gedachte; overpeinzing |
| shingaku-神学 | (studie) theologie; godgeleerdheid |
| shingaku-進学 | het gaan [doorstromen] naar een hogere school [universiteit] |
| shingan-真贋 | echtheid of onechtheid; waarheid of onwaarheid; authenticiteit of valsheid; origineel of imitatie |
| shingō-信号 | verkeerslicht; stoplicht; sein |
| shingōtō-信号塔 | zendmast; seintoren |
| shinibana-死に花 | postume eer; eer [erkenning] op het einde van het leven |
| shinigami-死に神 | de (personificatie van de) dood; Magere Hein; de man met de zeis |
| shinimonogurui-死に物狂い | wanhopige vastberadenheid; met de moed der wanhoop; een strijd op leven en dood |
| shinjin-神人 | (in Okinawa) een meisje die in een Shintō-heiligdom werkt |
| shinjitsu-信実 | eerlijkheid; oprechtheid; (te) goeder trouw |
| shinjitsu-真実 | waarheid; werkelijkheid |
| shinka-神火 | heilige vlammen; heilig vuur |
| shinkai-深海 | diepzee; peilloze (zee)diepte |
| shinkaku-神格 | goddelijke status; goddelijkheid; godheid |
| shinkansen-新幹線 | hoge snelheidstrein (TGV; Eng.: bullet train) |
| shinkei-神経 | gevoeligheid |
| shinkeishitsu-神経質 | zenuwachtigheid; nervositeit |
| shinkeishitsu-神経質 | kieskeurigheid; pietluttigheid |
| shinken-神剣 | het goddelijke zwaard (een van de 3 heilige kostbaarheden van Japan (spiegel, zwaard en juwelen) |
| shinki-心気 | mentaliteit; stemming; sentiment; gevoel |
| shinki-新奇 | originaliteit; nieuwigheid |
| shinki-新規 | nieuwheid; versheid |
| shinkinkan-親近感 | genegenheid; affiniteit; sympathie |
| shinko-新子 | (Edo periode) jonge geisha |
| shinkō-新興 | nieuwe ontwikkeling; het opnieuw opbloeien [opkomen; herrijzen] |
| shinkonryokō-新婚旅行 | huwelijksreis |
| shinkōsei-進行性 | (van ziekte) progressiviteit; voortwoekering |
| shinkū-真空 | vacuüm; luchtledigheid; leegte |
| shinkyō-心境 | gemoedstoestand; mentaliteit |
| shinkyō-神橋 | een brug op het terrein van een (shinto) heiligdom |
| shinme-神馬 | heilig paard (in een shinto schrijn) |
| shinmei-神明 | god; godheid; de goden van hemel en aarde |
| shinmei-神明 | (goddelijke) deugdzaamheid |
| shinnō-親王 | keizerlijke prins; zoon van een keizer |
| shinnyū-侵入 | betreding zonder toestemming (van prive terrein, of verboden terrein); wederrechtelijke betreding |
| shinobiai-忍び会い | geheime ontmoeting; rendez-vous |
| shinodake-篠竹 | kleine bamboesoort (met smalle bladeren) |
| shinpageki-新派劇 | seinpa drama (nieuwe stroming in theater) |
| shinpai-心配 | bezorgdheid; ongerustheid; angst; vrees |
| shinpan-審判 | scheidsrechter |
| shinpan'in-審判員 | rechter; scheidsrechter |
| shinpen-身辺 | in je nabijheid; in je naaste omgeving |
| shinpi-神秘 | mysterie; raadsel; geheim |
| shinpin-神品 | meesterwerk; kalligrafie [schilderij] van de hoogste kwaliteit |
| shinpiteki-神秘的 | mysterieus; geheimzinnig |
| shinpitsu-宸筆 | handtekening van de keizer; het eigen handschrift van de keizer; keizerlijke handtekening; keizerlijke brief [keizerlijk schrijven] |
| shinpo-進歩 | voortgang; vooruitgang; voortschrijding; groei; verbetering |
| shinposhugi-進歩主義 | progressiviteit |
| shinpuku-臣服 | leenmanschap; ondergeschiktheid; onderworpenheid; vazal zijn |
| shinpuku-震幅 | seismische amplitude; slingerwijdte |
| shinpyōsei-信憑性 | geloofwaardigheid; betrouwbaarheid |
| shinratsu-辛辣 | hardheid; scherpte; bitterheid; wreedheid |
| shinri-心理 | geestestoestand; geestesgesteldheid |
| shinri-真理 | waarheid |
| shinrin-親臨 | aanwezigheid [bezoek] van een keizer |
| shinrō-心労 | angst; bezorgdheid; vrees |
| shinrō-心労 | mentale uitputting [vermoeidheid] |
| shinsei-真性 | de ware aard; echtheid; zuiverheid; reinheid |
| shinsei-真正 | echtheid; authenticiteit |
| shinsei-神性 | goddelijkheid; godheid; goddelijke aard |
| shinsei-神聖 | heiligheid |
| shinsei-親政 | persoonlijke regering [heerschappij; bestuur] van een keizer of koning |
| shinsetsu-親切 | vriendelijkheid |
| shinsetsushin-親切心 | goedheid; vriendelijkheid |
| shinsha-深謝 | diepe dankbaarheid; hartelijk dank |
| shinshi-進士 | (Oud China) iemand die is geslaagd voor een examen om in overheidsdienst te treden |
| shinshi-進士 | (Nara-Heian periode in Japan) iemand die na een overheidsexamen in het Ministerie van Riten en Ceremoniën wordt toegelaten |
| shinshin-真心 | oprechtheid; eerlijkheid |
| shinshinsōshitsu-心神喪失 | ontoerekeningsvatbaarheid |
| shinsho-親書 | brief van een keizer [vorst; staatshoofd] |
| shinshuku-伸縮 | expansie en contractie; inkrimping en uitzetting; elasticiteit; flexibiliteit |
| shinshutsu-侵出 | binnendringen (in een ander land of invloedssfeer); grensoverschreiding |
| shinshutsu-浸出 | doorsijpeling; afscheiding; uitscheiding; filtratie; percolatie |
| shinshutsusuru-浸出する | doorsijpelen; afscheiden; uitscheiden; filtreren; percoleren |
| shinsōkyūmei-真相究明 | waarheidsvinding |
| shinsotsu-新卒 | een pas [recent] afgestudeerd iemand; iemand die net zijn (school, universiteit, etc.) opleiding heeft voltooid |
| shintai-神体 | heilig voorwerp (dat wordt aanbeden) in een Shinto tempel |
| shintaikatsudō-身体活動 | lichamelijke [fysieke] activiteit |
| shintaishi-新体詩 | nieuwe stijl (Japanse) poëzie (door Westerse invloeden in de vroege Meiji-periode) |
| shintei-新帝 | een nieuwe keizer |
| shintō-浸透 | verspreiding |
| shintō-神灯 | heilig [goddelijk] licht |
| shintōsei-浸透性 | permeabiliteit; doorlaatbaarheid; doordringbaarheid |
| shinto・māruten-シント・マールテン | Sint Maarten (eiland van de Kleine Antillen in de Caraïbische Zee) |
| shinto・mārutentō-シント・マールテン島 | Sint Maarten (eiland van de Kleine Antillen in de Caraïbische Zee) |
| shinwaryoku-親和力 | affiniteit; (chemische) aantrekkingskracht |
| shinzenbi-真善美 | (3 deugden) waarheid, goedheid en schoonheid |
| shinzō-新造 | nieuwheid; nieuw zijn |
| shin'ei-親衛 | bewaker(s) van een vorst (keizer, koning, etc.) |
| shin'uchi-真打ち | (theater) leidende speler; hoofdrolspeler |
| shin'yōchōsa-信用調査 | kredietonderzoek' kredietcontrole; onderzoek naar kredietwaardigheid |
| shioai-潮合い | kans; mogelijkheid; goede [gunstige] gelegenheid |
| shioashi-潮足 | de snelheid [kracht] van het getij [van de getijstroming] |
| shiodoki-潮時 | het juiste moment; een goede gelegenheid; kans |
| shioke-塩気 | zout; hoeveelheid zout |
| shiorashii-しおらしい | bewonderenswaardig; aardig; lief; bescheiden |
| shippaisuru-失敗する | mislukken; zakken (voor een examen, etc.); tekortschieten; iets verknallen [verknoeien]; een flater slaan; een domme fout begaan |
| shippo-尻尾 | uiteinde |
| shiracha-白茶 | lichtbruine [beige] kleur |
| shirafu-素面 | nuchterheid; nuchter [niet dronken] zijn |
| shirahae-白南風 | een zuidelijke wind die aan het einde van het regenseizoen waait |
| shirajira-白白 | het (geleidelijk) licht [helder] worden (van de nacht naar de dageraad) |
| shirakeru-白ける | (arch.) huichelen; veinzen onschuldig te zijn |
| shiretsu-熾烈 | felheid |
| shirewataru-知れ渡る | wijd verbreid [bekend] worden |
| shiri-私利 | eigenbelang |
| shirigaru-尻軽 | losbandigheid; onbezonnenheid |
| shirigomi-尻込み | terugdeinzing; aarzeling |
| shirigomisuru-尻込みする | terugdeinzen; terugschrikken; aarzelen |
| shirikakushi-尻隠し | het verbergen van je eigen fouten [mislukkelingen] |
| shirikire-尻切れ | iets dat abrupt (voor het einde) stopt [afgebroken wordt] |
| shirikon・airando-シリコン・アイランド | silicon eiland (Kyūshū) |
| shirimetsuretsu-支離滅裂 | inconsistentie; onsamenhangendheid |
| shirinuke-尻抜け | vergeetachtigheid; niet onthouden wat men zegt; het ene oor in en het andere oor uit laten gaan |
| shirinuke-尻抜け | het dingen niet af maken; halfslachtigheid |
| shirisubomari-尻窄まり | (geleidelijke) verzwakking; achteruitgang; uitdoving; vermindering |
| shiritsudaigaku-私立大学 | particuliere universiteit |
| shirokujira-白鯨 | de witte baleinen van de grijze walvis (worden gebruikt als knutselmateriaal) |
| shiron-私論 | persoonlijke mening; eigen standpunt |
| shirubā・shīto-シルバー・シート | zitplaatsen voor senioren en gehandicapten (in bus, trein, metro, etc.) |
| shirushibanten-印半纏 | livrei jas |
| shiryo-思慮 | overweging; behoedzaamheid; voorzichtigheid; discretie |
| shiryokushōgai-視力障害 | slechtziendheid |
| shisai-子細 | reden; omstandigheid |
| shisaku-思索 | overpeinzing; bedenking; bezinning |
| shisaku-施策 | maatregel; beleid |
| shisan-四散 | verspreiding [verstrooiing] in alle richtingen |
| shisanshūekiritsu-資産収益率 | rentabiliteit totaal vermogen (RTV) |
| shisansuru-四散する | in alle richtingen verspreiden [verstrooien] |
| shisatsu-視察 | inspectieronde; studiereis |
| shisei-四聖 | de Vier Wijzen [Heiligen] (Boeddha, Christus, Confucius en Socrates) |
| shisei-市井 | een plek waar mensen samenkomen (vroeger in China was dat rond de waterput); dorp; straat; plein |
| shisei-市制 | lokale overheid; gemeente |
| shisei-市政 | gemeentelijke overheid; lokale overheid; gemeentebestuur; stadsbestuur |
| shisei-施政 | regering; beleid |
| shisei-至誠 | oprechtheid; volledige toewijding |
| shisei-資性 | aard; aangeboren kwaliteiten; natuurlijke talenten |
| shisei-雌性 | vrouwelijkheid |
| shiseihōshin-施政方針 | bestuurlijk beleid; regeringspolitiek |
| shisen-支線 | zijlijn (van een spoorweg); toevoerleiding; aanvoerroute |
| shisen-私選 | eigen keuze van de advocaat (i.v.m. een rechtszaak), |
| shisetsu-施設 | instelling; instituut; faciliteit |
| shishin-指針 | richtlijn; leidraad |
| shishin-私信 | vertrouwelijke [geheime] correspondentie |
| shishin-私心 | egoïsme; eigenbelang |
| shishin-私心 | je eigen gedachten |
| shishin-至心 | oprechtheid |
| shishitsu-私室 | privékamer; privé ruimte; eigen kamer |
| shishitsu-紙質 | papierkwaliteit |
| shishitsu-資質 | aard; aanleg; karakter; eigenschappen |
| shishitsu-資質 | vaardigheden; capaciteiten |
| shishō-四生 | (boeddh.) de vier manieren van geboren worden (foetale geboorte (levendbarend); eiboorte (eierleggend), natte geboorte (uit vocht), en transformatie) |
| shisho-私書 | geheime correspondentie |
| shishōbō-四攝法 | (boeddh.) de 4 methoden die de bodhisattvas gebruiken om levende wezens te leiden naar de Weg van de Boeddha |
| shishunki-思春期 | puberteit |
| shisō-師僧 | een leidende [de leer onderwijzende] boeddhistische monnik |
| shisō-志操 | beginselvastheid; integriteit; standvastigheid; het vasthouden aan je principes |
| shissei-執政 | (overheids-) administratie; bestuur |
| shissei-失政 | verkeerd beleid; slecht bestuur; wanbestuur; wanbeheer |
| shisso-質素 | eenvoud; soberheid; matigheid; bescheidenheid |
| shissoku-失速 | snelheidsverlies |
| shisumasu-為済ます | voltooien; bereiken; (ergens in) slagen; succesvol afronden |
| shitagokoro-下心 | geheim verlangen [motief]; verborgen intentie; bijbedoeling |
| shitagoshirae-下拵え | ingrediënten klaarmaken voor het eten; voorbereidingen voor het koken; het voorkoken |
| shitajunbi-下準備 | voorbereiding(en) |
| shitaku-支度 | voorbereiding |
| shitasaki-舌先 | mooie praatjes; welbespraaktheid |
| shitashigoto-下仕事 | voorwerk; voorbereidend werk; aangenomen werk |
| shitashimi-親しみ | vertrouwdheid; intimiteit; genegenheid; affectie |
| shitashirabe-下調べ | vooronderzoek; voorbereiding(en) |
| shitasōdan-下相談 | voorbereidende [inleidende] gesprekken |
| shitatameru-認める | (zich) voorbereiden; zich klaarmaken; regelen |
| shitayomi-下読み | doorlezing; oefening; voorbereiding (op lessen, etc.) |
| shitchi-失地 | verloren terrein [gebied] |
| shitei-視程 | zichtbaarheid |
| shiteyaru-為て遣る | (iemand anders) te slim af zijn; misleiden; om de tuin leiden; foppen |
| shītoberuto-シートベルト | veiligheidsgordel; veiligheidsriem; stoelriem |
| shītopairu-シートパイル | metalen beschoeiing [damwand] (voor grondwerkzaamheden) |
| shitsu-湿 | vochtigheid |
| shitsu-質 | kwaliteit; waarde |
| shitsudo-湿度 | luchtvochtigheid; vochtigheidsgraad |
| shitsudokei-湿度計 | hygrometer; vochtmeter; vochtigheidsmeter |
| shitsudokushō-失読症 | dyslexie; woordblindheid |
| shitsugyō-失業 | werkeloosheid; zonder werk zitten; zijn baan verliezen |
| shitsugyōritsu-失業率 | werkloosheidsgraad; werkeloosheidspercentage |
| shitsujitsugōken-質実剛健 | soberheid en vastberadenheid |
| shitsunen-失念 | vergeetachtigheid; het vergeten |
| shitsurei-失礼 | onbeleefdheid; ongemanierdheid; onhoffelijkheid |
| shitsuryō-質量 | massa; hoeveelheid |
| shitsuyō-執拗 | impertinentie; opdringerigheid; hardnekkigheid |
| shittakaburi-知ったかぶり | het veinzen [voorwenden] (dat men alles weet of helemaal op de hoogte is) |
| shitto-嫉妬 | jaloersheid; jaloezie; afgunst; naijver |
| shiyōkigen-使用期限 | vervaldatum; houdbaarheidsdatum (niet voor levensmiddelen) |
| shiyōkikan-試用期間 | proeftijd (b.v. bij arbeidsovereenkomst); evaluatieperiode |
| shiyōryō-使用量 | gebruikte hoeveelheid |
| shiyōshisan-使用資産 | geïnvesteerd vermogen |
| shiyui-思惟 | (boeddh.) wijsheid verkrijgen door diepe gedachten [bedachtzaamheid] |
| shiyui-思惟 | gedachte; overpeinzing; overweging |
| shizen-自然 | natuurlijkheid; spontaniteit |
| shizenmen'eki-自然免疫 | natuurlijke immuniteit |
| shizō-私蔵 | privé collectie [bezit; eigendom] |
| shīzun-シーズン | seizoen |
| shīzun・ofu-シーズン・オフ | (off-season) buiten het seizoen |
| shī・ai-シー・アイ | bedrijfsidentiteit; huisstijl (Corporate Identity) |
| shī・esu-シー・エス | (customer satisfaction) klanttevredenheid |
| shī・hairu-シー・ハイル | ski veilig (begroeting van skiërs) |
| shī・pī・yū-シー・ピー・ユー | (central processing unit) centrale verwerkingseenheid (computerterm) |
| shī・tī・shī-シー・ティー・シー | (centralized traffic control) centrale verkeersleiding |
| shō-小 | (voorvoegsel) klein; kort; kleiner; jonger; lager |
| shō-少 | (in kanji combinaties) klein; weinig; schamel; luttel |
| shō-頌 | stijlvorm (soms ook in dichtvorm) in kanbun ter verheerlijking [lofprijzing] van keizers en edelen |
| shoaku-諸悪 | allerlei kwaad; alle kwaad |
| shōbainin-商売人 | animeermeisje; geisha |
| shōbaishin-小陪審 | (in een juryrechtspraak systeem) kleine jury |
| shochō-所長 | hoofd [leider; chef, e.d.] (van een bijkantoor, onderzoeksinstelling, gevangenis, e.d.) |
| shōchō-省庁 | overheidskantoren; ministeries |
| shōchō-省庁 | de overheid; de autoriteiten |
| shochō-署長 | hoofd [leider; chef, e.d.] (van een politiebureau, brandweer, belastingdienst, e.d.) |
| shōchoku-詔勅 | (keizerlijk) decreet; (keizerlijke) verordening |
| shōchūhaibōru-焼酎ハイボール | shochu highball, Japanse cocktail (oorspronkelijk shōchū met koolzuurhoudend water en citroen, tegenwoordig ook met wodka en in allerlei smaken) |
| shōden-昇殿 | (met toestemming) de gebedshal van een heiligdom betreden |
| shōden-正伝 | juiste [ware] overlevering; feitelijk verslag |
| shōdōbutsu-小動物 | klein dier |
| shōgaisupōtsu-生涯スポーツ | levenslang sporten; sport die je altijd kan doen (ongeacht leeftijd) voor de gezondheid en recreatie |
| shōgaku-小額 | een klein bedrag; een geringe som geld |
| shōgakutōshika-少額投資家 | kleine investeerder |
| shogen-緒言 | introductie; inleiding |
| shōgun-将軍 | shogun; groot opperbevelhebber; legerleider; generaal; veldheer (met tijdelijk mandaat van de keizer) |
| shogyōmujō-諸行無常 | (boeddh.) de vergankelijkheid van alles (in de schepping); alle wereldse [aardse] dingen zijn vergankelijk |
| shōha-小破 | kleine [lichte] schade |
| shōhen-小片 | klein stukje; fragment; brokstuk; scherf |
| shōhikigen-消費期限 | de vervaldatum (voornamelijk van voedsel); de uiterste houdbaarheidsdatum [gebruiksdatum] |
| shōhyō-証票 | bewijsstuk; certificaat; echtheidsdocument |
| shoin-書院 | (China) studieplaats (van literatuurwetenschappers); privé-school (voor (hogere) studiedoeleinden) |
| shoin-書院 | alkoof voor schrijfactiviteiten |
| shōji-小事 | kleine [onbelangrijke] dingen; trivialiteiten |
| shojihin-所持品 | persoonlijke bezittingen [eigendommen] |
| shōjiki-正直 | eerlijkheid; oprechtheid |
| shōjin-小人 | een onbelangrijk [kleinzielig; bekrompen] persoon |
| shōjinbutsu-小人物 | een onbeduidend [onbelangrijk; kleingeestig; bekrompen] persoon |
| shojiryoku-書字力 | schrijfvaardigheid |
| shōjiten-小辞典 | klein woordenboek; zakwoordenboek |
| shōjo-少女 | (jong) meisje; jonge vrouw; maagd |
| shōjō-清浄 | zuiverheid; schoon en onbesmet zijn |
| shōjōshin-清浄心 | (boeddh.) een zuivere ziel zonder verwarring en gehechtheid [zonder waanideeën en wereldse verlangens] |
| shōka-商科 | handelsopleiding |
| shōka-小過 | kleine fout |
| shōkafuryō-消化不良 | onbegrijpelijkheid; (fig.) moeilijk te verteren; moeilijk te begrijpen |
| shōkan-小閑 | een korte (adem)pauze (tussen andere activiteiten door) |
| shokan-所管 | rechtsbevoegdheid; jurisdictie |
| shōkaryōku-消化力 | verteerbaarheid |
| shokatsu-所轄 | rechtsbevoegdheid; jurisdictie |
| shōkei-小径 | kleine diameter of radius |
| shōken-小見 | kortzichtigheid; bekrompen blik [mening] |
| shōki-将器 | (een persoon met) het vermogen [de capaciteiten] om generaal te kunnen zijn |
| shōki-正気 | geestelijke gezondheid; gezond verstand |
| shokibidō-初期微動 | (aardbeving) eerste [inleidende; aanvangs-] trillingen |
| shōkibo-小規模 | (op) kleine schaal |
| shōkigyō-小企業 | kleine bedrijven |
| shokki-食器 | eetgerei; tafelgerei (servies en bestek) |
| shokkihitosoroi- 食器一揃い | tafelgerei set (servies en bestek) |
| shōkōi-商行為 | commericiele handeling [activiteit; transactie] |
| shōkon-性根 | energie; kracht; vitaliteit; doorzettingsvermogen; vastberadenheid; vasthoudendheid |
| shōkotsuban-小骨盤 | het kleine bekken (pelvis minor) |
| shokugyōanteijo-職業安定所 | overheidsdienst voor arbeidsvoorziening [arbeidsbemiddeling] |
| shokunō-職能 | beroepsbekwaamheid; functie; functionering; het goed functioneren |
| shokuten-食店 | (term uit de Meiji periode) eethuis; eetgelegenheid; restaurant |
| shokuzen-食膳 | (gerecht op) een klein eettafeltje (of dienblad met pootjes) |
| shōkyoku-小曲 | een kort [klein] liedje [muziekstukje] |
| shōkyokuteki-消極的 | negatief; passief; halfslachtig; weifelend |
| shōman-小満 | (één van de 24 zonnetermen van de maankalender) de 8ste term (rond 21 mei van de zonnekalender) |
| shōmetsu-消滅 | verdwijning; uitsterving; vernietiging; beëindiging |
| shōmikigen-賞味期限 | houdbaarheidsdatum (voor levensmiddelen); uiterste consumptiedatum |
| shōmu-商務 | (commerciële) zaken; handelsaangelegenheid |
| shōmyō-小名 | (Edo-periode) een feodale heer met een relatief klein grondgebied |
| shōnan-小難 | kleine tegenslag [tegenvaller}; ongelukje |
| shonbori-しょんぼり | moedeloosheid; neerslachtigheid |
| shōnenba-正念場 | het moment van de waarheid; een keerpunt (in het leven); alles-of-niets [erop-of-eronder] situatie |
| shōnetsu-焦熱 | verzengende [verschroeiende] hitte |
| shōnin-上人 | hoge priester; heilige |
| shōninzū-少人数 | een klein aantal mensen |
| shōnō-小脳 | kleine hersenen; cerebellum |
| shoppu・in・shoppu-ショップ・イン・ショップ | winkel-in-winkel; shop-in-shop (kleine zelfstandige winkels in een grotere winkel of warenhuis) |
| shōraisei-将来性 | toekomstperspectief; mogelijkheid; belofte (voor de toekomst) |
| shōraisuru-招来する | veroorzaken; teweeg brengen; aanleiding geven tot; leiden tot |
| shōri-小利 | kleine omzet [winst; opbrengst] |
| shorinōryoku-処理能力 | verwerkingscapaciteit, doorvoer [doorstroom] capaciteit |
| shorō-所労 | vermoeidheid; uitputting |
| shōroku-詳録 | gedetailleerd verslag; uitgebreide documentatie [informatie] |
| shoron-緒論 | introductie; inleiding |
| shōryaku-商略 | bedrijfsbeleid; zakelijke strategie |
| shoryō-所領 | domein; (bestuurs)gebied |
| shōryoku-省力 | arbeidsbesparing, besparing op mankracht |
| shosa-所作 | gedrag; hoe zich te gedragen (bij een bepaalde gelegenheid) |
| shōsatsu-蕭殺 | een gevoel van eenzaamheid (m.n. aan het einde van de herfst) |
| shōsei-小成 | klein beetje succes; kleine prestatie; bescheiden resultaat |
| shōsei-小生 | (formeel, bescheiden, mannelijk taalgebruik) ik |
| shosen-所詮 | uiteindelijk; ten slotte; immers; per slot van rekening |
| shōsenkyoku-小選挙区 | een klein [enkelvoudig] kiesdistrict (met één zetel) in Japan |
| shōsetsu-詳説 | gedetailleerde uitleg; nadere [uitgebreide] verklaring |
| shōsha-小社 | een klein bedrijf; kleine firma |
| shōsha-小社 | ons bedrijf; wij (bescheiden wijze om tegen een ander over je eigen bedrijf te spreken) |
| shōsha-小社 | klein heiligdom |
| shōshaku-小酌 | klein feestje [banket] |
| shōshaku-焼灼 | het schroeien; cauteriseren |
| shōshi-小祠 | kleine schrijn; klein heiligdom |
| shōshi-小誌 | klein magazine [tijdschrift] |
| shōshimin-小市民 | een kleinburger |
| shoshin-初心 | naïviteit; onervarenheid |
| shōshin-小心 | lafheid; benepenheid; vreesachtigheid |
| shōshin-正真 | waarheid; echtheid |
| shōshin-焦心 | ongeduld; opwinding; bezorgdheid |
| shōshitsu-消失 | (geleidelijke) verdwijning; vervaging |
| shōshitsusuru-消失する | (geleidelijk) verdwijnen; vervagen; wegsterven |
| shōshō-蕭蕭 | eenzaamheid; verlatenheid |
| shōsho-詔書 | (keizerlijk) decreet; (keizerlijke) verordening |
| shōshoku-少食 | het weinig eten; kleien porties [hapjes] eten |
| shōsō-少壮 | jeugdigheid; jong zijn |
| shōsō-尚早 | voorbarigheid; ontijdigheid |
| shōsō-正倉 | overheidsinstelling (in de oudheid) |
| shōsō-焦燥 | ongeduld; haast; nervositeit |
| shōsō-聖僧 | een (boeddhistische) priester met een hoog niveau van geleerdheid en wijsheid |
| shosoku-初速 | de beginsnelheid; aanvangssnelheid |
| shōsoku-消息 | verblijfplaats; omstandigheid; situatie; voortgang |
| shosokudo-初速度 | beginsnelheid |
| shōsokutsū-消息通 | een kenner; insider; goed geïnformeerd persoon; |
| shōsū-少数 | minderheid; klein [gering] aantal |
| shōsūha-少数派 | minderheid; minderheidsgroepering |
| shōsui-小水 | een klein beetje water |
| shōsūshihai-少数支配 | minderheidsheerschappij; minderheidsbewind |
| shōtai-正体 | (shinto) de geest van een god(heid) die in een voorwerp huist |
| shotchū-しょっちゅう | de hele tijd; van begin tot eind; altijd |
| shōtei-小弟 | (mijn) kleine [jongere] broer; broertje |
| shōteki-小敵 | kleine [onbeduidende] vijand; zwakke tegenstander |
| shōto-ショート | (short selling) het verkopen van effecten die men niet in eigen bezit heeft (om snel te kunnen anticiperen op koerswisselingen) |
| shōtō-小党 | een kleine politieke partij |
| shōtō-小刀 | klein keukenmes; zakmes |
| shōtō-小刀 | klein zwaard |
| shotō-諸島 | eilanden(groep) |
| shōtoku-生得 | aangeboren kwaliteit [gave; talent]; aard; karakter |
| shōtoshi-小都市 | kleine stad |
| shottetatsu-背負って立つ | de steunpilaar zijn voor; de volle verantwoordelijkheid dragen voor |
| shottsuru-塩汁 | een saus gemaakt van gezouten en gefermenteerde vis (een specialiteit van Akita) |
| shou-背負う | (fig.) (de last) op de schouders dragen; verantwoordelijkheid nemen voor |
| shōwa-昭和 | Showa, de regeringsperiode (1926-1989) van keizer Hirohito (1901-1989) |
| shōwakusei-小惑星 | kleine planeet; asteroïde |
| shōwaru-性悪 | slecht van aard [karakter]; kwaadaardigheid; boosaardigheid |
| shōyō-商用 | voor zaken; zakelijke handelingen [activiteiten] |
| shōyō-小用 | een onbeduidende zaak [kwestie]; een kleinigheid |
| shōyō-従容 | rust; ontspanning; onbezorgdheid |
| shoyo-所与 | feit; gegeven |
| shoyō-所要 | noodzaak; vereiste |
| shōyoku-小欲 | weinig verlangens hebben; niet erg hebzuchtig zijn |
| shōyōryokō-商用旅行 | zakenreis |
| shoyū-所有 | eigendom; bezit |
| shoyūken-所有権 | eigendomsrecht |
| shoyūsha-所有者 | bezitter; eigenaar |
| shoyūsuru-所有する | bezitten; in eigendom hebben |
| shozai-所在 | beroep; identiteit |
| shōzen-小善 | een kleine goede daad |
| shōzen-悄然 | neerslachtigheid; moedeloosheid |
| shōzen-蕭然 | eenzaamheid; desolaatheid; troosteloosheid |
| shozokuchō-所属長 | leidinggevende; supervisor |
| shū-秀 | voortreffelijkheid; uitmuntendheid |
| shū-醜 | lelijkheid |
| shūban-終盤 | eindspel; laatste fase (van een wedstrijd, verkiezingen, onderneming, actie, e.d.) |
| shūbansen-終盤戦 | eindstrijd; het einde [de laatste fase] (van een verkiezingscampagne, wedstrijd, e.d.) |
| shubi-首尾 | begin en einde; van het begin tot het einde |
| shubi-首尾 | omstandigheden optimaal regelen om zaken tot een goed einde te brengen |
| shubihan'i-守備範囲 | (sport) gebied dat men geacht wordt te (kunnen) verdedigen; verdedigings-reikwijdte |
| shubōsha-首謀者 | brein; mastermind; genie (in criminele ondernemingen [acties] |
| shubōsha-首謀者 | leider (van een bende, opstand, e.d.) |
| shubyō-種苗 | visseneieren en kuit |
| shūchaku-執着 | gehechtheid; fixatie; obsessie |
| shūchi-周知 | algemene bekendheid |
| shuchō-首長 | hoofd; chef; sjeik; emir |
| shūdatsu-収奪 | plundering; beroving; toe-eigening |
| shūden-終電 | de laatste trein (van de dag) |
| shūdensha-終電車 | de laatste trein (van de dag) |
| shudō-主動 | leiderschap |
| shuei-守衛 | bewaking; beveiliging; bewaker beveiliger; (bij overheidsgebouwen, universiteiten, e.d.) |
| shūeki-囚役 | dwangarbeid (van gevangenen) |
| shūen-終演 | einde van een show [voorstelling] |
| shufu-首府 | hoofdstad (waar ook de overheid meestal zetelt) |
| shūgakuryokō-修学旅行 | studiereis; schoolreis; excursie (school; studie) |
| shūgakuryokōsaki-修学旅行先 | bestemming van een school [studie] reis; (studie)reisdoel |
| shūgen-祝言 | viering; festiviteiten |
| shugi-手技 | vaardigheid; handwerk |
| shūgi-衆議 | publieke discussie; volksraadpleging; meerderheidsbesluit |
| shugo-守護 | bescherming; beveiliging; verdediging; bewaking |
| shugoseijin-守護聖人 | beschermheilige; patroonheilige; schutspatroon |
| shugosuru-守護する | beschermen; bewaken; verdedigen; beveiligen |
| shūgyō-修業 | training ter uitbreiding van kennis en vaardigheden; afronding [voltooiing] van een opleiding |
| shūgyō-就業 | werk; werkgelegenheid; het aan het werk gaan |
| shūgyō-終業 | einde van de werkdag; kantoor sluitingstijd |
| shūgyō-終業 | het einde van een semester [schooljaar] |
| shūgyōbasho-就業場所 | standplaats; werkplek; arbeidslocatie |
| shuhan-主犯 | leider (m.b.t. een misdaad of misdrijf); voornaamste pleger [dader; schuldige] |
| shuhan-首班 | hoofd; leider |
| shūhatsu-終発 | de laatste trein [bus, etc.] van de dag |
| shuhigimu-守秘義務 | geheimhoudingsplicht; vertrouwelijkheid; zwijgplicht |
| shuhigimuihan-守秘義務違反 | schending van de geheimhoudingsplicht; vertrouwensbreuk |
| shūhitsu-収筆 | eindpunt van een penseelstreek (bij het kalligraferen) |
| shui-主位 | leidende [beste] positie; hoogste rang |
| shui-首位 | eerste plek; koppositie; leidende positie |
| shūjaku-執着 | gehechtheid; fixatie; obsessie |
| shuji-主事 | hoofdopzichter; toezichthouder; degene die de primaire verantwoordelijkheid draagt |
| shuji-主事 | het hoofd van een overheidsinstantie |
| shujinkō-主人公 | pensionhouder; herbergier; waard; werkgever; eigenaar |
| shūjinrōdō-囚人労働 | gevangenisarbeid |
| shujō-主上 | zijne majesteit de keizer |
| shukan-主観 | subject; het (beschouwende) ik; ik-heid |
| shuken-主権 | soevereiniteit |
| shukenkoku-主権国 | soevereine staat [natie] |
| shukenzaimin-主権在民 | volkssoevereiniteit |
| shūketsu-終結 | einde; slot; afsluiting |
| shūki-秋季 | herfstseizoen; najaar |
| shūki-秋期 | de herfstperiode; het herfstseizoen |
| shūki-終期 | het einde van een bepaalde periode; einddatum |
| shūki-終期 | (jur.) eindtermijn (voor een rechtshandeling) |
| shukketsu-出欠 | aanwezigheid en afwezigheid |
| shukkin-出勤 | aanwezigheid [presentie] op het werk; het naar het werk gaan; op het werk komen; inklokken |
| shukkin-出金 | het opnemen [afhalen] van geld van eigen rekening |
| shukkoku-出国 | uitreis naar het buitenland; het land verlaten om naar het buitenland te gaan |
| shukuba-宿場 | tussenstation; pleisterplaats; stopplaats |
| shukuba-宿場 | (Edo periode) poststation; pleisterplaats |
| shukubō-宿坊 | ruimte voor shinto-priesters voor religieuze reiniging [purificatie] e.d |
| shukubō-宿望 | langdurige [aanhoudende] populariteit |
| shukueki-宿駅 | pleisterplaats; poststation (om van paarden te wisselen) |
| shukuga-祝賀 | viering; festiviteit; gelukwens |
| shukuzu-縮図 | een verkleinde tekening [kopie]; miniatuur |
| shūkyōka-宗教家 | religieuze persoon [figuur; leider] |
| shūkyoku-終局 | einde; conclusie; afloop |
| shūkyoku-終曲 | (van een concert, etc.) het slotstuk; slotdeel; eindstuk |
| shūkyoku-終極 | het einde; allerlaatste; slot |
| shūkyōshin-宗教心 | vroomheid; devotie |
| shukyū-守旧 | conservativisme; behoudendheid |
| shūmaku-終幕 | het einde van iets (van een voorstelling, show, zaak, etc.) |
| shūmatsu-週末 | weekeinde; weekend |
| shūmei-醜名 | slechte reputatie [naam]; beruchtheid |
| shun-旬 | seizoen; hoogseizoen; het seizoen voor... |
| shūnen-執念 | vastberadenheid; hardnekkingheid; volharding; doorzettingsvermogen |
| shungen-峻厳 | strictheid; strengheid |
| shunin-主任 | chef; hoofd; manager; baas; de leidinggevende |
| shunjun-逡巡 | aarzeling; besluiteloosheid |
| shunkashūtō-春夏秋冬 | de 4 seizoenen; het hele jaar (door) |
| shunki-春季 | de lente; het voorjaar; het lenteseizoen |
| shunō-首脳 | het hoofd; de leider |
| shuperioritī・konpurekkusu-シュペリオリティー・コンプレックス | superioriteitscomplex |
| shuppatsusuru-出発する | vertrekken; op weg gaan; weggaan (uit); afreizen |
| shuppinsuru-出品する | tentoonstellen; exposeren; uitstallen; (iets) inzenden voor een tentoonstelling [veiling] |
| shura-修羅 | Asura (krijgshaftige halfgod in het Boeddhisme en in het Hindoeïsme) |
| shūrei-秀麗 | elegantie; schoonheid; pracht |
| shuren-手練 | vaardigheid; bekwaamheid |
| shūressha-終列車 | de laatste trein (van de dag) |
| shurui-種類 | soort; type; variëteit; categorie |
| shūryō-収量 | de opbrengst [hoeveelheid] van een oogst |
| shūryō-収量 | de hoeveelheid van een doelstof die wordt verkregen door zuivering, synthese, etc. |
| shūryō-終了 | einde; afsluiting; conclusie; beëindiging; voltooiing |
| shuryō-酒量 | drankhoeveelheid |
| shūryōbi-終了日 | einddatum |
| shuryokuginkō-主力銀行 | hoofdbank van een bedrijf (de bank met de hoogste kredietwaardigheid) |
| shusa-主査 | hoofdonderzoeker; leider van een onderzoeksteam |
| shuseki-主席 | de voorzitter; het hoofd; de leider |
| shuseki-首席 | leider; voorzitter; hoofd |
| shūsenkinenbi-終戦記念日 | herdenkingsdag voor het einde van de oorlog (in Japan op 15 aug.) |
| shūshi-愁思 | droevige [verdrietige] gedachten; droefheid; bedroefdheid; verdriet |
| shūshi-終始 | het einde en het begin; de hele tijd |
| shūshi-終始 | van begin tot eind; voortdurend; onveranderlijk; altijd |
| shūshifu-終止符 | einde |
| shūshiikkan-終始一貫 | consequent [standvastig] zijn (van begin tot eind) |
| shūshikei-終止形 | (taalkunde) shūshikei (in klassiek Japans, eindvorm; woordenboekvorm) |
| shushin-主神 | oppergod; belangrijkste god van een heiligdom; koning der goden |
| shūshinkoyō-終身雇用 | vaste aanstelling; levenslange werkgelegenheid [tewerkstelling] |
| shūshoku-愁色 | bezorgde [angstige; sombere] blik; somberheid |
| shūshokuguchi-就職口 | werkplek; werkgelegenheid; vacature |
| shūshokuhyōgaki-就職氷河期 | perode van slechte werkgelegenheid |
| shūshokunan-就職難 | moeilijk werk kunnen vinden (door een tekort aan werkgelegenheid) |
| shūshokuritsu-就職率 | werkgelegenheidsgraad; werkgelegenheidspercentage |
| shūsoku-終息 | beëindiging; afsluiting (m.n. van een moeilijke situatie) |
| shusokudo-終速度 | eindsnelheid |
| shusseki-出席 | aanwezigheid; opkomst |
| shusshi-出仕 | (in de Meiji periode) een ambtenaar in proeftijd; tijdelijke boventallige ambtenaren |
| shusshikin-出資金 | geldinvestering; geïnvesteerd geld |
| shusshinchi-出身地 | geboorteplaats; bakermat; plaats waar men is opgegroeid |
| shutaisei-主体性 | onafhankelijkheid; eigen identiteit [initiatief]; individualiteit |
| shutchō-出張 | zakenreis |
| shutchōchū-出張中 | op zakenreis zijn |
| shutchōhi-出張費 | reiskosten |
| shutchōryohi-出張旅費 | (zakelijke) reiskosten |
| shutchōsuru-出張する | op zakenreis gaan; een zakenreis maken |
| shūtei-舟艇 | kleine boot |
| shūten-終点 | eindpunt; eindstation; terminus (van een tramlijn, buslijn e.d.) |
| shūten-終点 | (wiskunde) eindpunt (van een lijn, curve e.d.) |
| shūto-衆徒 | (in de Heian periode) monniken die in een grote tempels woonden (zij waren vaak ook krijgers) |
| shūtoku-習得 | scholing; het verkrijgen van kennis [bekwaamheid] |
| shūtokusuru-習得する | onder de knie krijgen; aanleren; kennis [bekwaamheid] verwerven |
| shutsugyo-出御 | (respectvolle term voor de verplaatsing van een keizer, keizerin, mikoshi, en later ook shogun) de aankomst; het arriveren |
| shutsumon-出門 | vertrek; afreis |
| shutsurui-出塁 | (honkbal) het eerste honk bereiken na een honkslag |
| shuttatsu-出立 | vertrek; afreis; afvaart |
| shuturumu・unto・dorangu-シュトゥルム・ウント・ドラング | Sturm und Drang (een stroming in de Duitse literatuur eind achttiende eeuw) |
| shuwan-手腕 | talent; gave; bekwaamheid; vaardigheid |
| shūyō-収用 | onteigening |
| shūzen-愁然 | melancholie; verdrietigheid; treurigheid |
| sō-壮 | kracht; dapperheid; moed; heldhaftigheid; iets magnifieks [groots] |
| sō-壮 | de leeftijd vol kracht, energie en gezondheid; iemand van ca. 30 jaar; iemand in de bloei van zijn leven |
| sō-相 | (chemie) fase (b.v. gas of vloeibaar) |
| soba-岨 | steile berghelling [rotswand] |
| soba-蕎麦 | boekweit noedels |
| soba-蕎麦 | boekweit (plant: Fagopyrum esculentum) |
| sōbetsu-送別 | vaarwel; afscheid |
| sobireru-そびれる | (als achtervoegsel bij een werkwoord) een kans [gelegenheid] missen; er niet in slagen om |
| soboku-素朴 | eenvoud; onnozelheid; naïviteit |
| sōchō-総長 | president [rector magnificus] van een universiteit [Hogeschool] |
| sōda-そうだ | (bevestiging aan het einde van een zin) dat is zo; dat klopt; blijkbaar |
| sodachi-育ち | groei; ontwikkeling |
| sodatsu-育つ | opgroeien; opgevoed worden |
| sodatsu-育つ | groeien; uitgroeien; zich ontwikkelen (tot) |
| sōden-桑田 | moerbeiboomgaard; moerbeiplantage |
| sōden-送電 | elektriciteitstransmissie |
| sodetsukegoromo-袖付け衣 | (arch.) een jurk met lange mouwen met extra brede uiteinden; een jurk met mouwen |
| sōdō-草堂 | mijn nederig stulpje (wordt alleen gebruikt voor je eigen huis) |
| soejō-添え状 | begeleidende [bijgevoegde] brief |
| sofutonomikkusu-ソフトノミックス | economische beleid dat meer gericht is op informatie en de software industrie |
| sofuto・tatchi-ソフト・タッチ | zachtheid; zachtaardigheid; zacht aanvoelen; zachte aanpak |
| sōgan-双眼 | beide ogen |
| sōgei-送迎 | het verwelkomen en uitzwaaien [afscheid nemen) (van mensen) |
| sōgen-草原 | grasvlakte; weide; grasveld |
| sōgi-葬儀 | begrafenis(ritueel); uitvaartplechtigheid; afscheid (van een overledene) |
| sogo-齟齬 | onenigheid; discrepantie; tegenspraak |
| sōgoginkō-相互銀行 | coöperatieve spaarbank, een financiële instelling die eigendom is van haar spaarders of klanten |
| sōgoizon-相互依存 | onderlinge afhankelijkheid |
| sōgon-荘厳 | plechtstatigheid; grootsheid |
| sōgu-装具 | accessoires; (kleine) ornamenten; sieraden |
| sōhaku-蒼白 | bleekheid; lijkbleek zijn |
| sōhan-相反 | tegenstrijdigheid; tegenspraak; contradictie |
| sōhitsu-送筆 | penseelstreek interim beginpunt en eindpunt (bij het kalligraferen) |
| sōhō-ソーホー | SOHO (Eng.: small office home office) klein kantoor; thuiskantoor |
| sōhō-双方 | beide partijen |
| sōikufū-創意工夫 | vindingrijkheid; originaliteit |
| soin-素因 | aanleg; vatbaarheid (voor ziekten) |
| sōiten-相違点 | geschilpunt; punt van verschil; onderscheid |
| sōji-相似 | gelijkenis; overeenkomst; gelijkvormigheid; analogie |
| sōjō-奏上 | het uitbrengen van verslag aan de Keizer |
| sōkaiya-総会屋 | type Japanse mafia (yakuza), dat bedrijven onder druk zet d.m.v (dreigen met) het verstoren van aandeelhoudersvergadering |
| sōkei-早計 | vroegtijdigheid; voorbarigheid |
| sōken-壮健 | goede gezondheid |
| sōkenbutsu-総見物 | excursies [het bezoeken van bezienswaardigheden; sightseeing] |
| soketto-ソケット | (elektriciteit) fitting; contactdoos |
| sokkyō-即興 | geïmproviseerd zijn; improvisatie |
| sokkyū-速球 | fastball (met grote snelheid geworpen bal) |
| sōkō-奏効 | effectiviteit; succes |
| sokō-粗肴 | een bescheiden [nederige] term voor gerechten die men een ander aanbiedt |
| sokobaku-若干 | een (onbepaald) aantal; een kleine hoeveelheid; een paar; een beetje |
| sōkōkai-壮行会 | een (groots) afscheidsfeest |
| sōkoku-相克 | rivaliteit; wedijver; onenigheid; conflict |
| sōkoku-相克 | tegenstrijdigheid |
| sokonashi-底無し | bodemloos; onpeilbaar |
| sokudo-速度 | snelheid; tempo |
| sokuen-測鉛 | zinklood; dieplood; peillood; schietlood |
| sokuishiki-即位式 | kroningsplechtigheid; inhuldigingsceremonie |
| sokuō-即応 | navolging; aanpassing; volgzaamheid |
| sokuryō-測量 | het (op)meten; het landmeten; het peilen (van waterdiepte). |
| sokuryoku-速力 | snelheid |
| sokuseki-足跡 | prestatie; bereikt resultaat |
| sokuteifunō-測定不能 | onmeetbaarheid |
| sokuza-即座 | het bereid zijn; het klaar [op het punt] staan |
| somatsu-粗末 | slordigheid; onzorgvuldigheid |
| sōmei-聡明 | wijsheid; intelligentie |
| sōmō-草莽 | plek waar gras groeit; grasgrond; grasland |
| sōmō-草莽 | onbegaanbaar [onherbergzaam] terrein zoals bergen en rivieren |
| somosomo-抑 | eigenlijk; per slot van rekening |
| sōnan-遭難 | ramp; catastrofe; calamiteit; ongeluk |
| sonarematsu-磯馴れ松 | door de (zee)wind geteisterde pijnbomen; pijnbomen (aan de kust) met laaghangende takken door de zeewind |
| sondai-尊大 | arrogantie; verwaandheid |
| sōnen-壮年 | de bloei van het leven; de beste jaren van het leven |
| songen-尊厳 | waardigheid; prestige; aanzien; respect |
| sonin-訴人 | (Kamakura en Muromachi periode) de eiser (in een rechtszaak) |
| sonnakonna-そんなこんな | dit en dat; allerlei [verschillende] dingen |
| sonnōjōi-尊王攘夷 | (hist.) de keizer eren en de buitenlanders verdrijven |
| sonohigurashi-其の日暮らし | een onzeker [sober] bestaan leiden; (financieel) de eindjes aan elkaar knopen; van dag tot dag leven; het leven nemen zoals het komt |
| sonokurai-其の位 | (ongeveer) zoveel; in die mate; een dergelijke hoeveelheid |
| sonotsudo-その都度 | bij elke gelegenheid; telkens weer; elke keer |
| sonshoku-遜色 | minderwaardigheid; ondergeschiktheid |
| sonzai-存在 | het bestaan; het leven; de aanwezigheid |
| sonzai-存在 | entiteit; wezen; persoon |
| sonzaikan-存在感 | voelbare aanwezigheid (van iets, iemand, e.d.) |
| sonzaikan-存在感 | concreet besef van het eigen bestaan |
| sōō-相応 | doelmatigheid; overeenkomstigheid; geschiktheid |
| sopurano-ソプラノ | een muziekinstrument met het hoogste toonbereik (b.v. sopraansaxofoon) |
| sōpuresu・sōpu-ソープレス・ソープ | synthetisch wasmiddel; neutraal reinigingsmiddel |
| sōran-総覧 | uitgebreid overzicht; compendium; bronnenboek; complete gids |
| sorausobuku-空嘯く | onverschilligheid veinzen |
| soreppotchi-それっぽっち | zo weinig; zo gering; zo klein; zo'n klein beetje; slechts [alleen maar] dit [dat]; onbelangrijk; onbeduidend; futiel |
| soreshiki-其れしき | iets dat klein [gering; onbeduidend; onbelangrijk] is |
| sōrin-叢林 | dichte bebossing; dichtbegroeid bos |
| sorin-疎林 | open bos; een bos met weinig bomen |
| soro-候 | gebruikt als hulpwerkwoord, voegt het beleefdheid toe van de spreker voor de toehoorder |
| sorō-疎漏 | nalatigheid; onzorgvuldigheid; roekeloosheid |
| soromonshotō-ソロモン諸島 | Salomonseilanden |
| sorosoro-そろそろ | langzaam; zachtjes; geleidelijk |
| sorubenshī-ソルベンシー | solvabiliteit |
| sōryō-総量 | totale [bruto] gewicht [volume; hoeveelheid] |
| sōsei-早生 | snelle groei; vroegrijpheid; prematuur |
| sōsha-壮者 | een persoon in de bloei van zijn leven |
| sōsha-操車 | het rangeren (van treinstellen) |
| sōsharu・danpingu-ソーシャル・ダンピング | lagere productiekosten door het werken met zeer goedkope arbeidskrachten |
| sōsharu・hakkingu-ソーシャル・ハッキング | sociaal hacken; het op grote schaal beïnvloeden van het gedrag en standpunten van mensen (zonder dat ze het door hebben) (Engels: social hacking) |
| sōsharu・sekyuritī-ソーシャル・セキュリティー | sociale zekerheid |
| sōshi-相思 | wederzijdse liefde [vriendschap; genegenheid] |
| sōshiki-葬式 | begrafenis; teraardebestelling; uitvaart; begrafenisplechtigheid |
| soshikirōdōsha-組織労働者 | arbeiders georganiseerd in een vakbond |
| soshikitai-組織体 | organisatie; instituut; organisatorische eenheid |
| soshina-粗品 | een klein cadeau [geschenk; presentje] |
| sōshisōai-相思相愛 | wederzijdse liefde [vriendschap; genegenheid] |
| soshitsu-素質 | kwaliteit; talent |
| soshitsu-素質 | karaktereigenschap; aanleg |
| soshōnin-訴訟人 | eiser; eisende partij; (aan)klager |
| sōshu-宗主 | opperleenheer; opperheer; suzerein |
| sōshu-宗主 | hoofdman; leider |
| sōshuken-宗主権 | suzereiniteit (gezag van een suzerein) |
| sōsō-草草 | haast; drukte; gehaastheid; agitatie |
| sōsō-草草 | vereenvoudiging; snelheid; slordigheid |
| sossensuihan-率先垂範 | het initiatief [de leiding] nemen om een goed voorbeeld te stellen |
| sōsū-総数 | huidige hoeveelheid (voorraad) |
| sōsuru-奏する | rapporteren [berichten; informeren] aan de keizer |
| sōsuru-奏する | mogelijk maken; bereiken |
| sōtai-相対 | relativiteit |
| sōtaiseiriron-相対性理論 | relativiteitstheorie |
| sotchoku-率直 | eerlijkheid; oprechtheid |
| sōtei-漕艇 | roeien; roeisport |
| sōten-総点 | totaal aantal punten; totaalscore; eindcijfer |
| sōtō-相当 | gelijkwaardigheid |
| sōtō-相当 | behoorlijke [aanzienlijke] hoeveelheid |
| sotoberi-外耗 | de verhouding tussen het verlies van de hoeveelheid graan bij vermaling en de oorspronkelijke hoeveelheid |
| sotogakoi-外囲い | omheining; buitenhek |
| sōtōshū-曹洞宗 | Sōtō Zen (een stroming binnen het Japanse Zen-Boeddhisme, ooit vanuit China geïntroduceerd door de monnik Dōgen) |
| sotsugyōronbun-卒業論文 | eindscriptie; afstudeerscriptie |
| sotsugyōshiki-卒業式 | diploma uitreiking; afstudeerceremonie |
| sotto-そっと | stiekem; heimelijk |
| sowa-岨 | steile berghelling [rotswand] |
| soyō-素養 | basistraining; opleiding; verworven kennis [vaardigheid] |
| sozō-塑像 | beeld(je) van klei, gips of plastic |
| sozō-塑造 | modellering; boetseerkunst; afgietsel (een beeld (maken) van klei of brons, etc) |
| sōzōryoku-創造力 | scheppingskracht; creativiteit |
| sōzōsei-創造性 | creativiteit |
| suberidome-滑り止め | tweede keuze school [universiteit e.d.] (als men is gezakt voor het toelatingsexamen van de eerste keuze) |
| sue-末 | einde |
| sue-末 | uiteinde |
| suehiro-末広 | volledige [wijde] (uit)spreiding; het wijd openvouwen |
| suehirogari-末広がり | volledige [wijde] (uit)spreiding; het wijd openvouwen |
| sueki-須恵器 | Sue aardewerk, Japans blauwgrijs aardewerk (geproduceerd vanaf het late Kofun-tijdperk tot de Heian-periode) |
| sueosoroshii-末恐ろしい | verontrustend; onheilspellend; angstig |
| sugata-姿 | aanwezigheid; conditie |
| sugoude-凄腕 | expertise; virtuositeit; uitstekende techniek |
| sui-粋 | bedachtzaamheid; consideratie; begrip |
| suibun-水分 | vocht; vochtigheid; water |
| suichoku-垂直 | het loodrecht zijn; rechtstandigheid; loodrechte stand |
| suidō-水道 | watervoorziening; waterleiding; stromend water (in huis) |
| suidōkaisha-水道会社 | waterleidingbedrijf |
| suidōkan-水道管 | waterpijp; waterleiding |
| suidōsui -水道水 | kraanwater; leidingwater; tapwater |
| suigyo-水魚 | water en vis(sen) (ook als symbool van iets dat moeilijk van elkaar te scheiden is) |
| suihei-水平 | horizontaliteit; horizontale stand |
| suiheibungyō-水平分業 | horizontale arbeidsverdeling [werkverdeling; specialisatie] |
| suihi-水肥 | vloeibare mest |
| suihō-水泡 | (vloeistof) schuim; belletjes; bruis |
| suihō-水泡 | metafoor voor vluchtigheid [verspilling] |
| suii-水位 | waterpeil; waterniveau |
| suijun-水準 | waterpeil; waterpas |
| suimitsu-水密 | waterdichtheid |
| suiri-推理 | gevolgtrekking; deductie; afleiding; redenering |
| suiryokuhatsuden-水力発電 | opwekking van elektriciteit uit waterkracht |
| suishinsha-推進者 | promotor; drijvende kracht; leider |
| suishitsu-水質 | waterkwaliteit; kwaliteit van het water |
| suishitsuosen-水質汚染 | watervervuiling; waterverontreiniging |
| suitai-推戴 | onder de leiding [het voorzitterschap] van; (iemand) laten voorzitten; iemand de leiding geven |
| suitorigami-吸い取り紙 | vloeipapier |
| suiyaku-水薬 | vloeibaar medicijn; geneesmiddel in drankvorm; medicinaal drankje |
| suiyōeki-水様液 | waterig oogvocht (vloeistof in het oog die de ruimte tussen het hoornvlies en de lens (en rondom de lens) opvult) |
| suji-筋 | logica; (logische) redenering; juistheid; gerechtigheid |
| sujichigai-筋違い | onredelijkheid; een tegenargument dat geen stand houdt |
| sukarā-スカラー | (Eng.: scalar) scalair; scalaire grootheid (wiskunde) |
| sukaru-スカル | scull (roeiboot met twee riemen voor iedere roeier) |
| sukebeikonjō-助平根性 | wellust; liederlijkheid |
| sukebeikonjō-助平根性 | geilheid; hitsigheid; ontucht |
| sukērabiriti-スケーラビリティ | schaalbaarheid; uitbreidbaarheid; aanpasbaarheid |
| sukihōdai-好き放題 | naar believen, helemaal naar (je) eigen zin |
| sukikatte-好き勝手 | naar believen, helemaal naar (je) eigen zin |
| sukima-隙間 | onvoorbereidheid; onzorgvuldigheid |
| sukimasangyō-隙間産業 | niche-industrie; niche-branche (van een klein gespecialiseerd segment van de handelsmarkt) |
| sukinshippu-スキンシップ | intimiteit [huidcontact] tussen moeder en kind |
| sukippā-スキッパー | kapitein; schipper; stuurman |
| sukiru-スキル | vaardigheid; bekwaamheid |
| sukiru・inbentorī・shisutemu-スキル・インベントリー・システム | inventarisering van de vaardigheden, opleidingen en ervaringen van de werknemers van een bedrijf |
| sukōpā-スコーパー | beitel (Eng.: scorper) |
| sukōpu-スコープ | reikwijdte; omvang; ruimte |
| sukoshi-少し | een beetje; geringe hoeveelheid |
| sukuea-スクエア | plein |
| sukuea・sutansu-スクエア・スタンス | (bij honkbal en golf) een slaghouding met beide voeten op een lijn |
| sukūnā-スクーナー | schoener (zeilschip) |
| sukunai-少ない | weinig; gering; kleine hoeveelheid; schaars; onvoldoende; zelden |
| sukurabu-スクラブ | scrub (gezichtsreiniging) |
| sukuranburu・eggu-スクランブル・エッグ | roerei |
| sukuranburu・rēsu-スクランブル・レース | een vorm van motor-cross door natuurlijk terrein |
| sukūringu-スクーリング | onderwijs; opleiding; scholing |
| sukurīn・sēbā-スクリーン・セーバー | (computer) screen saver; schermbeveiliging |
| sukūru-スクール | school; opleiding |
| sukūru・zōn-スクール・ゾーン | gebied rond een school met een snelheidsbeperking voor verkeer |
| sumi-酸み | zuur(te)graad; zuurheid; mate van zuur zijn |
| sumitsuki-墨付き | gezichtskleur; teint; stemming |
| sumu-済む | aflopen; eindigen; voorbij zijn; voltooid zijn |
| sun-駿 | het oude Suruga domein [gebied] |
| sunaipukyū-スナイプ級 | snipe klasse (zeilboot) |
| sunao-素直 | mildheid; zachtaardigheid; gehoorzaamheid |
| sunbun-寸分 | een (klein) beetje |
| sunda-済んだ | klaar; af; beëindigd; opgelost |
| sungeki-寸隙 | kleine opening; spleet |
| sungō-寸毫 | een heel klein beetje |
| sunshaku-寸借 | een kleine lening |
| sunshi-寸志 | (nederige term voor de eigen gevoelens) mijn gevoelens |
| sunshi-寸志 | een klein geschenk [cadeau] |
| sunshi-寸志 | ontevredenheid; afkeuring; bezwaar |
| sūpābaizā-スーパーバイザー | leidinggevende; toezichthouder; opzichter |
| sūpākonpyūtā-スーパーコンピューター | supercomputer (computer met een buitengewoon grote bewerkingscapaciteit of rekenvermogen) |
| supan-スパン | spanwijdte; reikwijdte |
| supan・obu・kontorōru-スパン・オブ・コントロール | spanwijdte (een management-begrip dat aangeeft aan hoeveel ondergeschikten een manager moet leidinggeven) |
| supīdo-スピード | snelheid |
| supīdoappu-スピードアップ | versnelling; snelheidsverhoging; opdrijving |
| supīdobōru-スピードボール | (honkbal) fastball (met snelheid geworpen bal van de pitcher) |
| supīdo・gan-スピード・ガン | snelheidsmeter (bij honkbal, een machine die de werpsnelheid meet) |
| supōtsumanshippu-スポーツマンシップ | sportiviteit |
| suppadaka-素っ裸 | (volledige) naaktheid |
| supureddo-スプレッド | verspreiding; breedte; reikwijdte |
| supureddo-スプレッド | spreiding (van portefeuille, risico's, e.d.) |
| supuringubōdo-スプリングボード | gelegenheid; kans; springplank (fig.) |
| supurinkurā-スプリンクラー | (tuin)sproeier; sprinklerinstallatie |
| supurōru-スプロール | wildgroei; onregelmatige [onordelijke] uitgroei [uitbreiding] |
| surasura-すらすら | vlot; soepel; vloeiend; ononderbroken |
| surēto-スレート | leisteen (steensoort) |
| surēto-スレート | leisteen (tegel) |
| suri-刷り | druk (kwaliteit) |
| surippa-スリッパ | slipper (schoeisel) |
| suruga-駿河 | het oude Suruga domein [gebied] |
| surūputto-スループット | verwerkte hoeveelheid; productie; verwerkingscapaciteit |
| sūryō-数量 | kwantiteit; hoeveelheid |
| susa-苆 | stro gemengd in muurpleister (om scheuren, e.d. te voorkomen) |
| susaru-退る | terugtreden; terugdeinzen; terugschrikken; (zich) terugtrekken |
| susogo-裾濃 | verfpatroon waarbij de kleur van de bovenkant naar de onderkant (van de stof) geleidelijk donkerder wordt |
| susugu-濯ぐ | (濯ぐ) (af)spoelen [reinigen] met water |
| susuharai-煤払い | het huis schoonmaken op oudjaar (ter voorbereiding op het nieuwe jaar) |
| susuharai-煤払い | verwijdering van roet van heiligdommen in december (ter voorbereiding op het nieuwe jaar) |
| sutanbai-スタンバイ | paraat [bereikbaar; klaar; reserve] zijn |
| sutāringu-スターリング | pond sterling (Engelse munteenheid) |
| sutāringu・burokku-スターリング・ブロック | een groep landen (voornamelijk uit het Britse Gemenebest) die hun munteenheid aan het pond sterling koppelden |
| sutātā-スターター | starter (persoon die het startsein geeft, bij sportwedstrijden) |
| sutegana-捨て仮名 | kleine kana die naast de kanji staan (bij een kanbun tekst) |
| sutegana-捨て仮名 | kleine kana gebruikt voor twee samengetrokken klanken |
| suterusu-ステルス | (Eng. stealth) heimelijkheid; stiekem; in het geheim |
| sutetchi-ステッチ | steek (naaien, breien, borduren) |
| sutēto・amachua-ステート・アマチュア | door de overheid gesubsidieerde amateursporter |
| sutoppu-ストップ | stop; beëindiging; onderbreking |
| sutoretchi-ストレッチ | stretch; elasticiteit; rekmateriaal |
| sutoroberī-ストロベリー | aardbei |
| sutorofurusu-ストロフルス | strophulus (huidirritatie bij kleine baby's) |
| sutorōku-ストローク | zwemslag; slag met een roeispaan; slagroeier |
| sūtsukēsu-スーツケース | koffer; reistas |
| suu-吸う | zuigen; met kleine slokjes drinken |
| suwarajiundō-スワラジ運動 | Swarāj, een Indiase onafhankelijkheidsbeweging |
| suwari-座り | stabiliteit |
| suwaridako-座り胼胝 | eelt op de voeten door het zitten in seiza positie |
| sūyō-枢要 | belang; belangrijkheid |
| suzumeodori-雀踊り | musjesdans, waarbij de bewegingen van mussen door de dansers worden geïmiteerd (traditionele dans uit de 19de eeuw, wordt nog opgevoerd op festivals) |
| suzumeyaki-雀焼き | een gerecht van kleine gegrilde visjes op een spies |
| suzumezushi-雀鮨 | sushi gemaakt door een kleine zeebrasem open te snijden en te vullen met sushirijst (de vorm van de sushi lijkt op een mus) |
| suzutake-篠竹 | kleine bamboesoort (Sasamorpha) |
| taai-他愛 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
| tabakaru-謀る | misleiden; bedriegen |
| tabaneru-束ねる | leiden; beheren; controleren |
| tabekata-食べ方 | bereidingswijze; manier van koken |
| taben-多弁 | spraakzaamheid |
| tabi-旅 | reis; trip |
| tabibito-旅人 | reiziger; toerist; nomade; zwerver |
| tabidatsu-旅立つ | op reis gaan; vertrekken |
| tabigarasu-旅烏 | zwerver; landloper; bereisd persoon; rondtrekkende reiziger |
| tabigokoro-旅心 | reislust; de wens [het verlangen] om veel te reizen |
| tabigokoro-旅心 | de gevoelens [stemming] tijdens het reizen |
| tabihōshi-旅法師 | reizende boeddhistische priester |
| tabiji-旅路 | reis; tocht |
| tabijitaku-旅支度 | voorbereidingen voor de reis |
| tabijitaku-旅支度 | reiskleding |
| tabikōgyō-旅興行 | een show op tournee; rondreizende voorstelling |
| tabimawari-旅回り | rondreis; het rondreizen |
| tabine-旅寝 | een overnachting op reis (in een hotel, etc.) |
| tabinikki-旅日記 | reisdagboek |
| tabinin-旅人 | reiziger; nomade; zwerver |
| tabisaki-旅先 | (reis)bestemming; reisdoel |
| tabisō-旅僧 | reizende [rondtrekkende] priester |
| tabisugata-旅姿 | (traditioneel Japanse) reiskleding |
| tabiyatsure-旅窶れ | het verreisd [moe van het reizen] zijn |
| tabun-多分 | (grote) hoeveelheid |
| taburakasu-誑かす | bedriegen; oplichten; iem. verleiden (om iets te doen) |
| tabyō-多病 | ziekelijkheid; zwakke [kwetsbare] gezondheid |
| tachiai-立ち会い | aanwezigheid |
| tachidooshi-立ち通し | het lang (moeten) staan (in trein, bus, etc.) |
| tachifusagaru-立ち塞がる | het in de weg [voor iemand] gaan staan; met gespreide handen staan; iem. blokkeren [tegenhouden] |
| tachiiru-立ち入る | ergens diep op ingaan; zich bemoeien (met andermans zaken) |
| tachiitaru-立ち至る | bereiken; op het punt komen (dat) |
| tachiki-立ち木 | een rechte [opgroeiende] boom |
| tachiki-立ち木 | houtgroei |
| tachikurami-立ち眩み | duizeligheid bij (op)staan; orthostatische hypotensie |
| tachimochi-太刀持ち | (bij sumo) een van de twee worstelaars die een yokozuna begeleiden bij de ringceremonie |
| tachimono-断ち物 | het vasten [weigeren te eten] voor een periode als middel om iets gedaan te krijgen van anderen |
| tachiuchi-太刀打ち | twist; woordenstrijd; onenigheid |
| tadagoto-只事 | iets alledaags [onbelangrijks]; een kleinigheid |
| tadanori-只乗り | het zwartrijden (met een bus, trein, etc. rijden zonder te betalen) |
| tadareru-爛れる | pijnlijk [ontstoken; geïnfecteerd; branderig] zijn |
| tadasu-糾す | onderzoeken; een onderzoek doen naar; controleren (van feiten, b.v.) |
| tadoku-多読 | het veel [uitgebreid] lezen |
| tadoritsuku-辿り着く | (na inspanningen of moeite) iets bereiken; iets voor elkaar krijgen; ergens toekomen |
| tadotadoshii-たどたどしい | onhandig; stamelend; niet vloeiend (spreken, e.d.) |
| tafunesu-タフネス | taaiheid; (ge)hardheid; sterkte; onvermoeibaarheid |
| tagane-鏨 | beitel |
| tagei-多芸 | veelzijdigheid |
| tagen-多言 | spraakzaamheid; breedsprakerigheid; langdradigheid |
| tagi-多義 | een woord [uitdrukking] met meerdere betekenissen; polysemie; meerduidigheid |
| tahōmen-多方面 | veelzijdigheid; veelsoortigheid |
| tai-他意 | een andere bedoeling; bijbedoeling; kwaadwillendheid |
| tai-退 | (in kanji combinaties) terugtrekken; aftreden; ontslag nemen; krimpen; beëindigen |
| tai-隊 | compagnie; corps; eenheid |
| taiatsu-耐圧 | drukbestendigheid |
| taibi-大尾 | einde; slot(stuk); ontknoping |
| taibu-退部 | uitschrijving [beëindiging] van een lidmaatschap (van een club, e.d.) |
| taibyō-大病 | een ernstige [levensbedreigende] ziekte |
| taichō-隊長 | commandant; bevelhebber; leider |
| taigaku-退学 | het vroegtijdig de school [universiteit] verlaten (de opleiding niet afmaken) |
| taigyō-大業 | het werk de zaken] van de keizer |
| taigyō-大業 | het slagen voor het eindexamen van het officiële promotie-examen in het Ritsuryo-systeem; ook de persoon die dat bereikt |
| taihaku-太白 | afkorting van taihakusei; Venus (planeet) |
| taihan-大半 | meerderheid; het grootste deel |
| taiheiraku-太平楽 | zorgeloosheid; onbekommerdheid |
| taihojutsu-逮捕術 | arrestatietechniek voor politie (om iemand die zich verzet tegen arrestatie de handboeien aan te doen) |
| taii-体位 | gezondheidstoestand; fysieke conditie |
| taii-大尉 | kapitein (bij het leger); luitenant (bij de marine) |
| taiikunohi-体育の日 | Nationale Sportdag in Japan (op de 2de maandag in oktober; voorheen: Gezondheids- en Sportdag) |
| taiji-退治 | uitroeiing; verdelging; vernietiging; onderdrukking; onderwerping |
| taikai-退会 | opzegging; terugtrekking; beëindiging (van een lidmaatschap) |
| taikan-体感 | zintuiglijke waarneming; lichamelijke gevoelens; sensibiliteit |
| taikanshiki-戴冠式 | kroningsplechtigheid |
| taikei-体刑 | lijfstraf; dwangarbeid |
| taikei-大兄 | (beleefd woord voor je eigen, oudere) broer |
| taikei-隊形 | formatie; samenstelling; (militaire) eenheid |
| taikibansei-大器晩成 | een laatbloeier; grote talenten groeien langzaam; wat goed is komt langzaam |
| taikiosen-大気汚染 | luchtvervuiling; luchtverontreiniging |
| taikō-体腔 | (vloeistof-gevulde) lichaamsholte; coeloom |
| taikō-大功 | grote verdienste; prestatie; (helden)daad; wapenfeit |
| taiko-太古 | een ver verleden; de oudheid |
| taikomochi-太鼓持ち | iemand die (als beroep) zorgt voor een goede sfeer tussen gasten en geisha tijdens een feest; stemmingmaker; animator |
| taikomochi-太鼓持ち | vleier; slijmbal; slijmerd |
| taikōsei-耐光性 | kleurvastheid; kleurechtheid (verf) |
| taikōtaigō-太皇太后 | titel van grootmoeder van de keizer; keizerin-grootmoeder |
| taikōtennō-大行天皇 | eretitel van een recent overleden keizer |
| taikōtennō-大行天皇 | de aanduiding voor de naamperiode van een recent overleden keizer |
| taikun-大君 | keizer; koning; vorst; prins |
| taikutsu-退屈 | verveling; sleur; saaiheid; eentonigheid |
| taikyoku-大局 | algemene [globale] situatie [omstandigheid]; algemene [globale] toestand; breder geheel; het grote beeld; het algehele overzicht |
| taikyū-耐久 | weerstand; duurzaamheid; volharding |
| taimei-大命 | keizerlijk [koninklijk] bevel; decreet van een vorst |
| taimen-体面 | eer, reputatie; waardigheid; prestige |
| taimuzu・sukuea-タイムズ・スクエア | Times Square (plein in Manhattan, New York) |
| tainai-対内 | in eigen land |
| tainetsu-耐熱 | hittebestendigheid |
| tainin-体認 | deskundigheid op basis van ervaring; door ervaring wijs geworden |
| tainōshobun-滞納処分 | beslaglegging naar aanleiding van een betalingsachterstand |
| taiō-対応 | overeenstemming (met); gelijkwaardigheid |
| taiō-対応 | geschiktheid; gepastheid; afstemming |
| taiō-対応 | verenigbaarheid; compatibiliteit; toepasbaarheid |
| taira-平ら | gelijkmatigheid; effenheid |
| tairyō-大量 | grote hoeveelheid; overvloed (aan); massa |
| taisaku-大作 | (in kwaliteit) een meesterwerk |
| taisei-体制 | de gevestigde orde; de autoriteiten; het regime; het bewind |
| taisei-大聖 | vooraanstande wijsgeer; verheven heilige (met een deugdzaam leven) |
| taiseki-体積 | volume; hoeveelheid; massa; kubieke inhoud |
| taisetsu-大切 | belang; belangrijkheid |
| taisha-大社 | Izumo heiligdom [schrijn] (Shimane prefectuur) |
| taishakutaishōhyō-貸借対照表 | (bedrijfs) balans; eindrekening |
| taishin-耐震 | aardbevingsbestendigheid |
| taishitsu-体質 | fysieke [lichamelijke] gesteldheid |
| taishō-大正 | Taisho, regeringsperiode (1912-1925) van keizer Yoshihito (1879-1926) |
| taishoku-大食 | vraatzucht; gulzigheid; grote eetlust; het veel eten; zich volproppen |
| taishoku-耐食 | corrosie resistentie; roestbestendigheid |
| taishosha-退所者 | gevangene die zijn tijd heeft uitgezeten en zijn vrijheid terugkrijgt [wordt vrijgelaten] |
| taisō-大層 | (in) hoge mate; grote hoeveelheid |
| taisō-大葬 | keizerlijke begrafenis(dienst) |
| taisuisei-耐水性 | waterbestendigheid |
| taitei-大帝 | de grote keizer |
| taiten-大典 | (historisch) overheidsambt in het ritsuryō rechtssysteem van Japan |
| taitō-対当 | equivalentie; gelijkwaardigheid; overeenkomstigheid |
| taitō-対等 | gelijkheid; equivalent; gelijk niveau |
| taiwanbōzu-台湾坊主 | (algemene term voor) kaalheid |
| taizanhokuto-泰山北斗 | autoriteit; deskundige; beroemdheid |
| taizen-泰然 | kalmte; ingetogenheid; zelfbeheersing |
| taji-多事 | veelbewogenheid; veel gebeurtenissen [incidenten] |
| tajirogu-たじろぐ | terugdeinzen; aarzelen; terugschrikken |
| tajitaji-たじたじ | wankelend; weifelend; aarzelend; haperend; onzeker; terugdeinzend |
| tajitanan-多事多難 | onrust; beroering; zware [moeilijke] tijden; problemen |
| tajitatan-多事多端 | het erg druk hebben; veel werk hebben; veelbewogenheid |
| tajō-多情 | wispelturigheid; wisselvalligheid; onbetrouwbaarheid |
| tajūjinkaku-多重人格 | meervoudige [gespleten] persoonlijkheid |
| taka-多寡 | hoeveelheid; aantal; kwantiteit |
| taka-高 | hoogte; waarde; hoeveelheid |
| takabisha-高飛車 | hooghartigheid; hoogmoedigheid; hoogdravendheid |
| takaku-多角 | veelzijdigheid |
| takan-多感 | gevoeligheid; sensitiviteit; sentimentaliteit |
| takanebike-高値引け | op een hogere prijs uitkomen [eindigen] |
| takanenohana-高嶺の花 | (lett. een bloem op een hoge bergtop) iets dat buiten je bereik is; iets waar je naar verlangt maar niet kunt bereiken |
| takanotsume-鷹の爪 | theesoort van hoge kwaliteit |
| takara-宝 | schat; kostbaarheid; rijkdom |
| takatsuki-高坏 | een klein eettafeltje met één poot |
| takayōji-高楊枝 | het uitgebreid (rustig; op het gemak) gebruiken van een tandenstoker na de maaltijd |
| takegaki-竹垣 | bamboe hek [omheining; afrastering; afscheiding] |
| takenawa-酣 | (op) het hoogtepunt (b.v. van een seizoen, feest, e.d.); in volle gang [bloei] |
| takeru-長ける | de top [het hoogtepunt] bereiken; hoog stijgen |
| taketonbo-竹蜻蛉 | (traditioneel Japans speelgoed) bamboe libelle, een propellor die gaat draaien door een pin snel in beide handpalmen te wrijven |
| taketsu-多血 | volbloedigheid |
| taketsu-多血 | warmbloedigheid; opgewondenheid |
| takeumafurugiya-竹馬古着屋 | (in de Edo-periode een rondreizende koopman met kleding op stokken) tweedehands kledingwinkel |
| takken-卓見 | helderziendheid; doordringend inzicht |
| takubatsu-卓抜 | excellentie; superioriteit |
| takuetsu-卓越 | excellentie; superioriteit; uitmuntendheid |
| takuhatsu-托鉢 | (Zen boeddhisme) monniken gaan met hun eigen eetkom naar de eetzaal in een Zen tempel |
| takumi-匠 | handvaardigheid; (vak)bekwaamheid |
| takusan-沢山 | veel; een grote hoeveelheid; een groot aantal; een heleboel |
| takuwaeru-蓄える | laten groeien (baard, snor) |
| tamago-卵 | ei; eieren |
| tamaishi-玉石 | kei; kiezel; kassei |
| tamaru-溜まる | zich opstapelen [verzamelen]; aangroeien; oplopen; blijven liggen |
| tamaya-霊屋 | een klein huisje dat op een graf wordt geplaatst |
| tameiki-溜息 | een zucht (van vermoeidheid, opluchting, e.d.) |
| tamerau-躊躇う | aarzelen; weifelen; besluiteloos zijn; twijfelen |
| tāminaru-ターミナル | (bus, trein, etc.) eindpunt; eindstation |
| tāminaru-ターミナル | (computer) eindstation |
| tāminaru・depāto-ターミナル・デパート | warenhuis in of bij een eindstation |
| tamokuteki-多目的 | multipurpose; voor meerdere doeleinden geschikt; multifunctioneel |
| tamukeru-手向ける | afscheid nemen |
| tan-反 | oppervlakte eenheid: 1 tan = (300 tsubo =) ca. 991 vierkante meter) |
| tanbi-耽美 | voorliefde [gevoeligheid] voor kunst en schoonheid |
| tanda-単打 | (honkbal) (korte) honkslag (waarmee de slagman alleen het eerste honk bereikt) |
| tanda-短打 | (honkbal) (korte) honkslag (waarmee de slagman alleen het eerste honk bereikt) |
| tane-種 | geheim; truc |
| tanegami-種紙 | zijderups-eieren papier (papier waarop men zijderupsen eieren laat leggen) |
| tanenseishokubutsu-多年生植物 | vaste [meerjarige; overblijvende] plant; een plant met een groeiperiode van 3 jaar of langer |
| tangan-嘆願 | smeekbede; petitie; pleidooi; (officieel) verzoek\ |
| tango-端午 | Jongensdag (5 mei) |
| tangonosekku-端午の節句 | Japanse feestdag voor jongens (elk jaar op 5 mei) |
| tani-谷 | dal; vallei; ravijn; kloof |
| taniai-谷間 | kloof; ravijn; vallei |
| tanihyōga-谷氷河 | gletsjervallei; gletsjerdal |
| tanima-谷間 | kloof; ravijn; vallei |
| taningyōgi-他人行儀 | het zich afstandelijk [gereserveerd; formeel] gedragen; gereserveerdheid; afstandelijkheid |
| tanka-単価 | eenheidsprijs; stukprijs; prijs per eenheid |
| tankadaigaku-単科大学 | universiteit met een enkele faculteit |
| tankan-短観 | (afk. voor) Tankan onderzoek (economische kwartaal peiling van het ondernemersvertrouwen door de Japanse Bank) |
| tankei-短径 | korte [kleine] as (van een ellips) |
| tankei-端渓 | inktsteen van hoge kwaliteit (uit de provincie Guangdong in China) |
| tanken-短剣 | (van een klok) de kleine wijzer; uurwijzer |
| tankidaigaku-短期大学 | (2-jarige) hogeschool [universiteit] (opleidend tot Bachelor diploma) |
| tanku-短躯 | klein postuur; kleine gestalte |
| tannin-担任 | de leiding hebben over een bepaalde klas (of een bepaald vak) op school |
| tanō-多能 | veelzijdigheid |
| tanpaku-蛋白 | eiwit |
| tanpaku-蛋白 | proteïne |
| tanpakushitsu-タンパク質 | eiwit; proteïne |
| tanpakushitsu-蛋白質 | proteïne |
| tanpeikyū-短兵急 | onbezonnenheid |
| tanpoken-担保権 | zekerheidsrecht; zekerheidsstelling; recht van hypotheek |
| tanpotsuki-担保付き | met (gegarandeerde) zekerheid |
| tanpotsukishasai-担保付社債 | bedrijfsobligatie met zekerheid |
| tanrei-端麗 | schoonheid; bekoorlijkheid; elegantie |
| tansei-丹誠 | oprechtheid; toewijding; inspanning |
| tanseki-旦夕 | dreiging; urgente situatie; (gevaarlijke) rand |
| tanshin-丹心 | oprechtheid, eerlijkheid; trouw |
| tanshin-単身 | alleen; zonder begeleiding; op eigen houtje; in je eentje |
| tanshō-丹霄 | (ambts)woning [residentie] van de keizer |
| tanshō-探勝 | sightseeing; het bezoeken van bezienswaardigheden (mooie landstreken, e.d.) |
| tansho-短所 | zwakheid; tekortkoming; gebrek; zwak punt; nadeel |
| tanshokuyasai-淡色野菜 | groenten die weinig bètacaroteen bevatten |
| tantehōkōjiku-短手方向軸 | korte [kleine] as |
| tantei-探偵 | detective werk; geheim onderzoek |
| tanto-たんと | veel; een grote hoeveelheid; een groot aantal; een heleboel |
| tantō-担当 | het de leiding hebben; verantwoordelijk zijn |
| tantōsha-担当者 | leidinggevende; de verantwoordelijke persoon; coördinator; contactpersoon |
| tantōsuru-担当する | de leiding hebben; verantwoordelijk zijn |
| tan'i-単位 | eenheid van gewicht [lengte]; munteenheid |
| tan'i-単位 | kleine eenheid (van een instelling, familie, e.d.); groep; sectie |
| tan'itsu-単一 | alleen [enkel] zijn; eenheid; eenvoud |
| tan'on-湛恩 | hoogste (universele) welwillendheid; exceptionele goedheid |
| tāpu-タープ | tarpaulin; dekzeil |
| tarako-鱈子 | kabeljauw eitjes [kuit] |
| tarashikomu-誑し込む | (iemand) verleiden; inpalmen; versieren |
| tarento-タレント | beroemdheid; ster (tv, film, etc.) |
| tariru-足りる | voldoende [genoeg] zijn; de moeite waard zijn |
| tarumi- 弛み | slapte; krachteloosheid; verslapping |
| taryō-多量 | grote hoeveelheid |
| tasai-多才 | veelzijdigheid |
| tasan-多産 | vruchtbaarheid; fertiliteit |
| tashinamu-嗜む | voorzichtig [bescheiden] zijn |
| tashinkyō-多神教 | polytheïsme; veelgodendom |
| tashitsu-多湿 | hoge luchtvochtigheid |
| tashō-多少 | aantal; hoeveelheid |
| tashu-多種 | veelheid aan categorieën |
| tasseikan-達成感 | voldaan gevoel; gevoel van voldoening; gevoel succes [iets bereikt] te hebben |
| tasseisuru-達成する | presteren; (resultaat) bereiken; verwezenlijken |
| tassha-達者 | ervaring; vakmanschap; bekwaamheid; meesterschap |
| tassha-達者 | goede gezondheid; fitheid |
| tasū-多数 | groot aantal; meerderheid |
| tasūha-多数派 | meerderheid; meerderheidsgroepering |
| tasukufōsu-タスクフォース | speciale eenheid |
| tatchi-タッチ | stijl; manier van (schilderen, etc.); eigen stempel (drukken op) |
| tatchi-タッチ | deelname; betrokkenheid |
| tate-立て | belangrijkste; hoofd-; leidende |
| tateba-立て場 | (Edo periode) een stopplaats [rustplaats] voor reizigers met paardenkoetsen en riksja's |
| tategyōji-立て行司 | de hoofdscheidsrechter in een sumotoernooi |
| tatetoosu-立て通す | (tot het einde) voortduren [blijven bestaan] |
| tateyakusha-立て役者 | hoofdrolspeler; leidende figuur; sleutelfiguur |
| tatsu-立つ | vertrekken (van treinen, etc.) |
| tatsuben-達弁 | welbespraaktheid |
| tatsui-達意 | begrijpelijkheid; duidelijkheid; klaarheid |
| tatsuse-立つ瀬 | de eigen positie [situatie]; aanzien |
| tawake-戯け | grappenmakerij; dwaasheid; gekheid |
| tawamureru-戯れる | spelen; stoeien, ravotten; dollen; grappen uithalen |
| tayō-多様 | verscheidenheid |
| tayori-頼り | het vertrouwen [steunen; rekenen; zich verlaten op]; betrouwbaarheid; steunpilaar |
| tayōsei-多様性 | diversiteit; verscheidenheid |
| tayūmoto-太夫元 | theaterdirecteur; productieleider; manager van een toneelgezelschap |
| tazai-多罪 | (een beleefde term om je te verontschuldigen voor onbeleefdheid, nalatigheid, e.d.) excuses (voor...) |
| te-手 | knecht; arbeider |
| te-手 | moeite; inzet; inspanning |
| teaburi-手焙り | handwarmer; kleien hibachi |
| teaki-手明き | ongebondenheid; niet druk hebben; ontspanning |
| teami-手編み | breien (met de hand); (hand)breiwerk |
| teate-手当て | voorbereiding |
| teba-てば | achter een zelfst.naamwoord of zin gebruikt om een oproep [bewering; verzoek; eis] te benadrukken |
| tebakari-手秤 | kleine hand-weegschaal |
| tebanashi-手放し | openlijk; onbeperkt; vrijelijk; zonder terughoudendheid |
| tebata-手旗 | vlaggetje; kleine vlaggetje om mee te zwaaien |
| tebata-手旗 | seinvlag; signaalvlag |
| tebatashingō-手旗信号 | vlaggenseinen; vlaggensignalen |
| tebentō-手弁当 | de (eigen) lunch klaarmaken [meenemen; betalen] |
| tebiki-手引き | begeleiding; hulp; advies |
| tebiki-手引き | handleiding; gids |
| tebikisho-手引書 | handleiding; inleiding; handboek voor beginners |
| tebiroi-手広い | uitgebreid |
| tebōki-手箒 | kleine (hand)borstel |
| tebunko-手文庫 | kleine doos voor schrijfmaterialen [brieven] |
| tedare-手足れ | bedrevenheid; vaardigheid; handigheid |
| tedashi-手出し | inmenging; bemoeiing; interventie |
| tefuki-手拭き | kleine handdoek; gastendoekje; zakdoek |
| tegaru-手軽 | eenvoud; ongecompliceerdheid |
| tegatai-手堅い | solide; betrouwbaar; veilig |
| tegiwa-手際 | (goede) uitvoering; vakmanschap; bekwaamheid |
| tehai-手配 | voorbereiding(en); voorzorg; maatregel |
| tei-帝 | (in kanji combinaties) keizer (zoon van het hemelse rijk) |
| tei-廷 | (in kanji combinaties) plaats van overheidsaangelegenheden |
| tei-貞 | (in combinaties) principieel zijn; kuisheid |
| teiatsu-低圧 | (elektriciteit) laagspanning |
| teido-程度 | mate; reikwijdte; verhouding; niveau; graad |
| teigaku-低額 | een kleine som geld; een laag bedrag |
| teijisei-定時制 | systeem van parttime onderwijs (m.n. in avonden en weekends); deeltijdopleiding |
| teike-手生け | eigen bloemschikcompositie; zelf een bloemstuk maken |
| teike-手生け | een geisha als vrouw of minnares nemen |
| teiketsu-貞潔 | eerlijk en zuiver [rein] zijn |
| teiki-定期 | (afk. voor) openbaar vervoerspas [abonnement]; pendelpas; forenzenpas; seizoenkaart |
| teikiken-定期券 | openbaar vervoerspas [abonnement]; pendelpas; forenzenpas; seizoenkaart |
| teikoku-帝国 | keizerrijk; wereldrijk; imperium |
| teikyū-低級 | lage [slechte] kwaliteit; inferieur [vulgair] zijn |
| teinai-邸内 | binnen huis en erf; binnen het landgoed [domein; herenhuis] |
| teinei-丁寧 | beleefdheid; hoffelijkheid |
| teinei-丁寧 | zorgvuldigheid |
| teineigo-丁寧語 | beleefdheidsvorm; beleefd taalgebruik |
| teinentaishoku-定年退職 | pensionering; het met pensioen gaan vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd |
| teiōsekkai-帝王切開 | keizersnede |
| teiōsekkaijutsu-帝王切開術 | keizersnede (operatie) |
| teisei-帝政 | monarchistisch (keizer of koning) bewind [bestuur; heerschappij] |
| teisei-貞正 | trouw [loyaliteit] en oprechtheid |
| teisetsu-貞節 | kuisheid; [echtelijke] trouw |
| teishaba-停車場 | treinstation; spoorweghalte |
| teishajō-停車場 | treinstation; spoorweghalte |
| teishi-底止 | het tot een einde komen; de bodem [het laatste punt; de grens; de limiet] bereiken |
| teishisuru-底止する | tot een einde komen; de bodem [het laatste punt; de grens; de limiet] bereiken |
| teishōsha-提唱者 | voorstander; pleitbezorger |
| teishōsuru-提唱する | (be)pleiten; verdedigen; voorstellen; propageren |
| teishu-亭主 | herbergier; eigenaar (van horeca); gastheer |
| teishuku-貞淑 | zuiverheid; reinheid (als vrouwelijke deugd) |
| teisoku-低速 | lage snelheid |
| teisōtai-貞操帯 | kuisheidsgordel |
| teitai-手痛い | ernstig; moeilijk; pijnlijk; zwaar |
| teitaku-邸宅 | villa; landhuis; paleis; residentie |
| teitaraku-体たらく | moeilijke toestand; lastige situatie |
| teito-帝都 | keizerlijke hoofdstad; een stad met een keizerlijk paleis |
| teizō-逓増 | geleidelijke groei [toename] |
| tejina-手品 | toverkunst; goochelarij; goocheltruc; vingervlugheid |
| tejō-手錠 | handboei(en) |
| tekagen-手加減 | op basis van ervaring dingen (kunnen) doen; bekwaamheid |
| tekago-手籠 | kleine mand |
| tekase-手枷 | handboei(en) |
| tekazu-手数 | moeite; last |
| tekichi-敵地 | vijandelijk (grond)gebied; vijandelijk terrein |
| tekigō-適合 | conformiteit; congruentie; verenigbaarheid; overeenstemming |
| tekihi-適否 | geschiktheid; gepastheid |
| tekihō-適法 | wettigheid; rechtsgeldigheid |
| tekii-敵意 | vijandigheid; vijandelijkheid; vijandschap; haat; wrok; rancune |
| tekikaku-的確 | nauwkeurigheid; precisie; accuraatheid |
| tekiki-手利き | bekwaamheid; vakmanschap; een bekwaam [vakkundig; geschoold] persoon |
| tekiryō-適量 | juiste [passende] hoeveelheid; optimale dosis [dosering] |
| tekisei-適性 | geschiktheid; bekwaamheid |
| tekiseikensa-適性検査 | onderzoek [test] naar geschiktheid; proeve van bekwaamheid |
| tekishi-敵視 | vijandigheid; vijandige houding |
| tekishin-摘心 | het dieven [weghalen] van takken [knoppen] van een plant (om de groei van vruchten te bevorderen) |
| tekitai-敵対 | vijandigheid; verzet; weerstand |
| tekitō-滌蕩 | zuivering; reiniging; purificatie (van een verwonding, smet e.d.) |
| tekitō-適当 | correctheid; geschiktheid |
| tekka-鉄火 | roodgloeiend ijzer; brandijzer |
| tekka-鉄火 | gewelddadigheid; boosaardigheid |
| tekkaku-的確 | nauwkeurigheid; precisie |
| tekkaku-適格 | geschiktheid; bekwaamheid; competentie |
| tekkusu-テックス | tex (eenheid voor lineaire massa, voor het meten van de fijnheid van garen of vezels) |
| tekogibōto-手漕ぎボート | roeiboot |
| tekogifune-手漕ぎ舟 | (Japanse) roeiboot |
| tekozuru-手子摺る | het moeilijk hebben; in de problemen zitten; niet weten hoe te doen |
| tekubari-手配り | voorbereiding; maatregel |
| tekuda-手管 | truc; list; handigheid |
| tekunikaru・nokkuauto-テクニカル・ノックアウト | technische knockout (wanneer een scheidsrechter bepaalt dat één van de deelnemers aan een gevecht niet in staat is verder te gaan) |
| tekunokurashī-テクノクラシー | technocratie (economische inrichting van de maatschappij onder leiding van technici) |
| tekunosutorakuchā-テクノストラクチャー | (van het Engelse technostructure) een netwerk van vakbekame personen die grip houden; controle houden over de economie binnen de eigen organisatie |
| tema-手間 | tijd en moeite |
| tema-手間 | salaris; loon naar werken; geld voor verrichte arbeid |
| tema-手間 | werk dat veel tijd en moeite vergt |
| temachin-手間賃 | salaris; loon naar werken; geld voor verrichte arbeid |
| temadai-手間代 | salaris; loon naar werken; geld voor verrichte arbeid |
| temadoru-手間取る | meer tijd en moeite kosten dan verwacht |
| temaegatte-手前勝手 | zelfzuchtigheid; egoïsme; egocentrisch zijn |
| temaemiso-手前味噌 | zelfverheerlijking; zelfingenomenheid; opschepperij |
| temahima-手間暇 | arbeid en tijd; moeite en tijd |
| temashigoto-手間仕事 | werk dat veel tijd en moeite kost; stukwerk |
| temawari-手回り | om je heen; onder handbereik; persoonlijke spullen (die je bij je hebt) |
| temawashi-手回し | voorbereiding(en); maatregel(en) |
| temijika-手短 | kortheid; beknoptheid |
| temonaku-手もなく | makkelijk; zonder problemen; moeiteloos |
| temoto-手元 | dichtbij; bij de hand; onder handbereik |
| ten-天 | de voorzienigheid; het lot; de lotsbestemming |
| ten-殿 | (in kanji combinaties) paleis |
| tenagusami-手慰み | plezier; ontspanning; afleiding |
| tenami-手並み | optreden; bekwaamheid; kundigheid |
| tenaoshi-手直し | kleine verbetering [verandering] |
| tenarai-手習い | notatie van een (eigen) gedicht, e.d. (dat in je gedachten opkomt) |
| tenareru-手慣れる | zich bekwamen (in); zich eigen maken; gewend raken (aan) |
| tencha-点茶 | het bereiden van groene (poeder)thee (tijdens de theeceremonie) |
| tenchō-天朝 | het keizerlijk hof |
| tenchō-天朝 | de keizer |
| tendaizasu-天台座主 | de hoofdpriester van de Enryaku-ji-tempel op de berg Hiei (van de Tendai-sekte) |
| tendoku-転読 | het reciteren van een (klein) deel van een soetra (b.v. alleen de titel of een paar zinnen) |
| tenjiku-天竺 | (gekoppeld aan zelfstandig naamwoord met de betekenis:) ver weg; ingevoerd; geïmporteerd |
| tenjin-天人 | de hemel en mensheid |
| tenjō-殿上 | in [binnen] het paleis |
| tenjō-殿上 | het keizerlijk hof |
| tenjō-殿上 | (afk. voor) ruimtes [vertrekken] in het paleis |
| tenjō-殿上 | (afk. voor) paleisdienaar |
| tenjō-添乗 | jet vergezellen; begeleiden; meerijden |
| tenjōbito-殿上人 | paleisdienaar |
| tenjōnoma-殿上の間 | ruimtes [vertrekken] in het paleis |
| tenju-天授 | natuurlijke gave; aangeboren eigenschappen |
| tenka-天下 | de overheid [regering; regerende macht] van een land |
| tenka-天下 | (afk. voor) keizer; zoon des hemels |
| tenka-天下 | (erenaam voor) keizerlijke prins [prinses]; prins-regent |
| tenka-添加 | toevoeging (aan een substantie, ter verbetering van kwaliteit of smaak) |
| tenkai-展開 | uitspreiding; uitrolling; openvouwen |
| tenkaisuru-展開する | ontwikkelen; uitspreiden; uitrollen; openvouwen; uitlichten; uitwerken |
| tenkan-天冠 | hoofddeksel [kroon] van een jonge keizer (bij zijn troonsbestijging) |
| tenken-天険 | ruig [moeilijk begaanbaar] terrein (als natuurlijke verdediging) |
| tenki-天機 | geheimen der natuur [schepping; hemel en aarde] |
| tenki-天機 | aanleg; karakter; aard; aangeboren kwaliteiten; natuurtalent |
| tenki-天機 | het welzijn [de stemming] van de Keizer |
| tenki-天気 | het weer (weersgesteldheid) |
| tenko-典故 | authentiek precedent; authentieke feiten |
| tenkō-天功 | hemels werk; werk [prestatie; gave] van de hemel [de natuur; het universum] (of van de keizer als plaatsvervanger van de hemel) |
| tenkūkaikatsu-天空海闊 | heel edelmoedig [vrijgevig] zijn; een edelmoedigheid [vrijgevigheid] zo helder als de lucht en zo groot als de zee |
| tenmado-天窓 | een gerecht waarbij er op gebakken noedels (soba of udon) een (zacht) gekookt of gebakken ei wordt gelegd |
| tennen-天然 | natuurlijkheid; spontaniteit |
| tennin-天人 | de hemel en mensheid |
| tennō-天皇 | keizer van Japan |
| tennōheika-天皇陛下 | Zijne Majesteit de Keizer |
| tennōkōgōryōheika-天皇皇后両陛下 | Hunne Majesteiten de keizer en de keizerin |
| tennōsei-天皇制 | het (Japanse) keizersysteem |
| tennōtanjōbi-天皇誕生日 | de verjaardag van de keizer (nationale feestdag; 23 februari) |
| tenouchi-手の内 | bekwaamheid; kundigheid |
| tenpo-テンポ | snelheid; tempo; vaart |
| tenpuku-転覆 | kanteling; omverwerping; het kapseizen (van een schip) |
| tenpyōbunka-天平文化 | de Tenpyō cultuur (van de regeerperiode van keizer Shoyu in Nara, 729 - 749) |
| tenrei-典麗 | elegantie; netheid |
| tenryō-天領 | grondgebied onder directe controle van de keizer en het keizerlijk hof |
| tensei-展性 | soepelheid; buigzaamheid; vervormbaarheid |
| tensei-転生 | reïncarnatie; wedergeboorte; zielsverhuizing |
| tenshadai-転車台 | draaischijf (voor voertuigen, m.n. treinen) |
| tenshi-展翅 | het spreiden van de vleugels van een insect (voor het tentoonstellen van een dood exemplaar) |
| tenshinranman-天真爛漫 | naïviteit; onschuld |
| tenshon-テンション | (emotionele) spanning; gespannenheid; zenuwachtigheid |
| tentan-恬淡 | onverschilligheid; ongeïnteresseerdheid; onbekommerdheid |
| tentei-点綴 | bezaaid zijn (met); verspreid zijn |
| tentekisenseki-点滴穿石 | met beperkte kracht [middelen] grote dingen bereiken |
| tentekomai-てんてこ舞い | drukte; bruisend met activiteiten; gewoel |
| tentetsu-点綴 | bezaaid zijn (met); verspreid zijn |
| tenuki-手抜き | slordigheid; nalatigheid; onachtzaamheid |
| tenzai-点在 | het her en der [verspreid] aanwezig zijn (van bouwwerken, e.d.) in een gebied; bezaaid zijn met |
| tenzen-恬然 | kalmte; sereniteit; bedaardheid; zelfbeheersing |
| teochi-手落ち | onoplettendheid; nalatigheid; vergissing |
| teppanyaki-鉄板焼 | Japanse gerechten die aan tafel op een ijzeren plaat (teppan) worden bereid |
| terakotta-テラコッタ | terracotta (ongeglazuurde klei) |
| terakottanendo-テラコッタ粘土 | terracotta klei |
| terakoya-寺子屋 | (historisch, pre-modern Japan) klein klaslokaal in een tempel (om buurtbewoners basisles te geven in lezen, schrijven en rekenen) |
| terasen-寺銭 | betaling van geleend geld (voor gok doeleinden) met vaste rentetoeslag |
| terekakushi-照れ隠し | het verbergen van schaamte [verlegenheid] |
| teren-手練 | handigheid; sluwheid; slinksheid |
| tereru-照れる | verlegen [in verlegenheid] zijn; zich opgelaten voelen |
| terīnu-テリーヌ | terrine (gerecht in een kom, zoals pastei) |
| tēru-テール | tael (Chinese weeg-eenheid) |
| tēru・endo-テール・エンド | achterste deel; sluitstuk; uiteinde |
| teryōri-手料理 | eigengemaakt [huisgemaakt] eten [voedsel; gerecht] |
| teshigoto-手仕事 | handwerk; handarbeid; werken met je handen |
| teshō-手性 | handigheid |
| teshoku-手職 | handwerk; handarbeid |
| tesū-手数 | moeite; last |
| tesusabi-手遊び | tijdverdrijf; pleziertje; afleiding |
| tesutā-テスター | klein instrument voor meting van stroom(spanning) |
| tetsudōeki-鉄道駅 | treinstation; spoorstation |
| tetsumenpi-鉄面皮 | schaamteloosheid; onbeschaamdheid; brutaliteit |
| tettei-徹底 | grondigheid; volledigheid; rechtlijnigheid |
| tetteiteki-徹底的 | grondig; diepgaand; volledig; compleet; intensief; van begin tot eind; van onder tot boven |
| tettōtetsubi-徹頭徹尾 | grondig; door en door; van begin tot eind |
| teuchi-手打ち | het eigenhandig maken van soba, udon, e.d. (zonder machinale hulp) |
| teuchi-手打ち | een samurai die eigenhandig iemand lager in rang executeerde |
| teusu-手薄 | onderbemand; schaars bemand; met weinig personeel |
| tezaiku-手細工 | handwerk; handvaardigheid; ambacht |
| tezukara-手ずから | met je eigen handen; persoonlijk |
| tezuma-手妻 | (goochel)truc; toverkunstje; vingervlugheid |
| tīchi・in-ティーチ・イン | een (politieke) discussiebijeenkomst op een universiteit tussen professoren en studenten |
| tī・pī・ō-ティー・ピー・オー | passende kleding voor de tijd, plaats en gelegenheid |
| tōban-当番 | dienst; surveillance; (in) diensttijd; (op) wacht; wachter |
| tōbi-掉尾 | einde; slot; laatste stuk; laatste loodjes |
| tobichi-飛び地 | afgelegen [geïsoleerd] gebied; enclave |
| tobihi-飛び火 | rondvliegende vonken [vlammen]; zich verspreidend [overspringend] vuur |
| tobihi-飛び火 | (fig.) vonken die overspringen; zich verspreidende gevolgen [effecten] |
| tobikomijisatsu-飛び込み自殺 | zelfmoord door voor een rijdende trein te springen |
| tobinomono-鳶の者 | (Edo-periode) arbeiders [bouwvakkers] (ook) werkzaam als brandweerman |
| tobinomono-鳶の者 | steigerbouwer; bouwvakker |
| tobinoru-飛び乗る | op (een paard) springen; in een (rijdende) trein [bus, e.d.] springen; aan boord springen |
| tobiokiru-飛び起きる | uit het bed springen; (snel) opstaan; overeind springen |
| tobishoku-鳶職 | bouwvakker (met name op hoge steigers) |
| tobishoku-鳶職 | het bouwvak werken (op hoge steigers) |
| tobitobi-飛び飛び | sporadisch; verspreid; hier en daar; van de hak op de tak |
| tobokeru-惚ける | onwetenheid veinzen; doen alsof je iets niet weet |
| toboshii-乏しい | schaars; karig; beperkt; te weinig; ontoereikend |
| tobu-飛ぶ | vervliegen; rondvliegen; verspreid [verstrooid] worden |
| tōchakuhōmu-到着ホーム | het perron waar de trein aankomt |
| tōchakuressha-到着列車 | aankomende [binnenkomende] trein; trein die arriveert [aankomt] |
| tochi-土地 | grondgebied; terrein; domein; territorium |
| tochikan-土地勘 | goede kennis van [vertrouwdheid met] een bepaalde plaats [omgeving; buurt] |
| tōchō-登頂 | beklimming tot aan de bergtop; het bereiken van de top |
| tochō-都庁 | (afk. voor) het overheidskantoor van grootstedelijk Tokio |
| tōdai-東大 | Universiteit van Tokio |
| tōden-盗電 | (illegale) aftapping [heimelijk gebruik] van electriteit |
| tōdori-頭取 | leider; aanvoerder; hoofd; baas |
| tōdori-頭取 | leider van een theatergroep; eigenaar van een sumo dojo |
| tōga-冬芽 | bloem- of (blad)knoppen die gedurende de late zomer tot aan de herfst onstaan, de winter in dormante staat doorbrengen, om uiteindelijk in de lente op |
| tōgekō-登下校 | het van en naar school gaan (met het huis als beginpunt of eindpunt) |
| togeru-遂げる | volbrengen; bereiken; uitvoeren; plegen (misdaad); voor elkaar krijgen |
| tōgō-投合 | overeenstemming; overeenkomst; gelijkgestemdheid |
| tōgōsuru-統合する | unificeren; tot eenheid brengen; integreren |
| tōgū-東宮 | (het paleis van) de kroonprins |
| togyo-渡御 | (respectvolle term voor de verplaatsing van een keizer, keizerin, mikoshi, en later ook shogun) het vertrek; het weggaan; uitgaan |
| togyo-蠹魚 | zilvervisje; suikergast (een klein insect, Lepisma saccharina) |
| toh-取っ | voorvoegsel (afgeleid van 取り), gebruikt om de betekenis van werkwoorden te intensiveren [versterken] |
| tōha-踏破 | het reizen te voet |
| tōhi-当否 | goed of fout; rechtvaardigheid |
| tōhi-当否 | geschiktheid; gepastheid |
| tōhoku-東北 | de noordoostelijke regio van (het hoofdeiland) Honshu in Japan |
| tōhyō-投票 | stemming; peiling; referendum |
| tōhyō-灯標 | lichtbaken; lichtboei |
| tōitsu-統一 | eenheid; samenhang |
| tōji-冬至 | (één van de 24 seizoenen in de oude maankalender, als de zon staat op 270 graden (geografische) lengte); midwinter; de kortste dag: 21 of 22 dec. |
| tōjiki-陶磁器 | keramiek en porselein |
| tōjinmage-唐人髷 | een haarstijl voor dames (Edo- tot Meiji-periode) |
| tojiru-綴じる | het binden van (voedings)ingrediënten (o.a. met geklopte eieren) |
| tōjōka-頭状花 | bloemhoofdje; korfje (bloeiwijze) |
| tōka-等価 | gelijkwaardigheid; equivalentie (aan) |
| tōkai-東海 | (afk. voor) Tōkai universiteit |
| tokai-渡海 | overtocht (via zeereis) |
| tōkai-韜晦 | verberging; het verborgen houden; verzwijgen; bescheidenheid |
| tōkaidaigaku-東海大学 | Tōkai universiteit (in Tokio) |
| tōkashihonriekiritsu-投下資本利益率 | rendement op geïnvesteerd kapitaal |
| tōkeitekihinshitsukanri-統計的品質管理 | statistische kwaliteitscontrole |
| tōki-陶器 | (zacht) porselein (aardewerk); keramiek |
| tokka-徳化 | door een goed voorbeeld te geven (met oprechte deugdzaamheid), anderen onderwijzen en hun levenswijze te verbeteren |
| tokki-突起 | uitsteeksel; uitgroeisel; aanhangsel; vooruitstekend deel |
| tokkō-特効 | (met) specifieke (uit)werking [werkzaamheid] |
| tokkyū-特急 | sneltrein; exprestrein |
| tokkyū-特級 | hoogwaaridig [eersteklas; van goede kwaliteit] zijn |
| tokō-渡航 | (zee)reis; overtocht; oversteek |
| tokobushi-常節 | kleine zeeoor [abalone] (Sulculus diversicolor supertexta) |
| tokorodokoro-所所 | hier en daar; her en der (verspreid) |
| tokoshie-常しえ | eeuwigheid; voor altijd |
| tokoton-とことん | (onomatopee) tot het (bittere) einde; tot het uiterste; ten volle; grondig |
| toku-解く | oplossen (in een vloeistof); smelten |
| toku-説く | prediken; verkondigen; onderwijzen; pleiten |
| tokubetsu-特別 | bijzonderheid; uitzondering |
| tokubetsukaikei-特別会計 | speciale rekening (staat los van de algemene rekening en wordt beheerd door de nationale of lokale overheid in Japan) |
| tokubetsuku-特別区 | de 23 speciale wijken in Tokio, die autonome gemeenten zijn met een eigen bestuur |
| tokubetsukyōshitsu-特別教室 | speciaal uitgeruste klaslokalen (voor vakken als muziek, handvaardigheid, huishoudkunde, e.a., ook gebruikt als audio-visuele ruimte) |
| tokuchō-特徴 | kenmerk; eigenschap |
| tokudan-特段 | bijzonderheid; uitzonderlijk [buitengewoon] zijn |
| tokudō-得道 | (boeddh.) de weg [methode] om de verlichting te bereiken |
| tokuhitsu-禿筆 | (bescheiden term voor) het eigen schrijfwerk |
| tokui-得意 | voldoening; tevredenheid (over de eigen prestaties) |
| tokui-得意 | trots; zelfgenoegzaamheid |
| tokui-得意 | (iemands) specialiteit; sterke punt; vaardigheid |
| tokuibi-特異日 | (meteorologie) singulariteit: een specifieke dag waarop een bepaald weertype zich met grote waarschijnlijkheid voordoet |
| tokumei-匿名 | anonimiteit |
| tokusan-特産 | lokale specialiteit; lokaal product (dat m.n. in een bepaalde regio wordt geproduceerd) |
| tokusei-特性 | karakteristiek; kenmerk; eigenschap |
| tokusen-特選 | eervolle onderscheiding (door een jury tijdens een wedstrijd) |
| tokushi-篤志 | welwillendheid; liefdadigheid |
| tokushitsu-特質 | kenmerk; bijzondere kwaliteit; eigenschap |
| tokushoku-特色 | kenmerk; eigenschap; aard; eigenaardigheid |
| tokushu-特殊 | bijzonderheid; eigenaardigheid |
| tokushuhōjin-特殊法人 | bijzondere onderneming (voor projecten zonder commerciële doeleinden, zoals overheidsbedrijven, bedrijfsverenigingen, stichtingen, e.d.) |
| tokushutsu-特出 | uitmuntendheid; onderscheidende kwaliteit(en) |
| tokusō-徳操 | moraal; morele waarde; deugd; kuisheid |
| tokuyū-特有 | specifiek kenmerk; specifieke eigenschap |
| tōkyōdaigaku-東京大学 | Universiteit van Tokio |
| tōkyōtochō-東京都庁 | het overheidskantoor van grootstedelijk Tokio |
| tōkyū-等級 | klasse; rang; graad; magnitude; omvang; grootheid |
| tōmei-透明 | transparantie; helderheid |
| tomeru-止める | stoppen; beëindigen |
| tōmin-島民 | eilander; eilandbewoner |
| tomobiki-友引 | een dag (in de zesdaagse cyclus) waarop iemands geluk dat van zijn vrienden beïnvloedt (daarom gunstig voor bruiloften, maar niet voor begrafenissen) |
| tōmoku-頭目 | leider; baas |
| tomoni-共に | samen; gezamenlijk; beiden |
| ton-トン | tonnage; ton (eenheid van massa en gewicht in het metrieke stelsel) |
| ton-頓 | (boeddh.) in één keer de verlichting bereiken (zonder voorproces van studie en training) |
| tonaeru-唱える | beweren; naar voren brengen; verkondigen; bepleiten |
| tonari-隣 | nabijheid; naast |
| tonboro-トンボロ | tombolo; schoorwal (smalle verbindingsstrook tussen een eiland en het vaste land) |
| tonchaku-頓着 | zorg; bezorgdheid; ongerustheid |
| tonchinkan-頓珍漢 | onzin; absurditeit; irrelevantie |
| tonjaku-頓着 | zorg; bezorgdheid; ongerustheid |
| tonosamashōbai-殿様商売 | amateuristische handel (sarcastische term voor een bedrijfspraktijk waarbij geen inspanning of vindingrijkheid wordt getoond om de winst te vergroten) |
| toomawashi-遠回し | indirectheid; omhaal van woorden |
| toome-遠目 | verziendheid |
| tooshi-通し | helemaal van begin tot eind |
| tooshikyōgen-通し狂言 | de opvoering van een heel kyōgen stuk (van begin tot eind) |
| toppa-突破 | het doorstaan; bereiken |
| toppana-突端 | de punt; de top; het uiteinde |
| toppu-トップ | top; leiders; kader; hoofdfiguur |
| tora-虎 | (informeel) beschonkenheid; dronkenschap; dronkenlap; zuiplap |
| toraberā-トラベラー | reiziger |
| toraberingu-トラベリング | het reizen |
| toranomaki-虎の巻 | boek met geheimen [strategieën] |
| toransufā-トランスファー | transfer; overstap (bij vliegreis) |
| toransusekushuarizumu-トランスセクシュアリズム | (arch.) transseksualiteit; transseksisme |
| torappu-トラップ | sifon; stankafsluiter (in leidingen) |
| torappu-トラップ | katapult; werpmachine (b.v. bij kleiduivenschieten) |
| toriatsukaisetsumeisho-取扱説明書 | gebruiksaanwijzing; handleiding |
| toridori-取り取り | verscheidene; allerlei; diverse |
| torii-鳥居 | toegangspoort tot een Shintō heiligdom |
| torikoshigurō-取り越し苦労 | overbezorgdheid; teveel [onnodig] gepieker over de toekomst |
| torikotto-トリコット | tricot; gebreide stof; gebreide kleding |
| torime-鳥目 | nachtblindheid |
| torimochi-鳥黐 | vogellijm (rubberachtige substantie verkregen uit boomschors, die werd gebruikt om kleine vogels mee te vangen) |
| torimusubu-取り結ぶ | beëindigen; afsluiten |
| torinasu-取り成す | bemiddelen; tussenbeide komen; een goed woordje doen (voor iemand) |
| torinoko-鳥の子 | vogelei; kippenei |
| torinokomochi-鳥の子餅 | witte en (roze)rode rijstcakes (in de vorm van een vogelei), uitgedeeld bij feestelijke gelegenheden |
| toriokonau-執り行う | het uitvoeren van een ritueel [plechtigheid] |
| torippu-トリップ | een korte reis [trip] |
| torippuadobaisā-トリップアドバイザー | reisadviseur |
| torippusuru-トリップする | een reisje [trip] maken |
| toriwakeru-取り分ける | delen; verdelen; scheiden |
| tōro-当路 | gezaghebbers; autoriteiten |
| torobi-とろ火 | klein [laag] vuurtje (om te koken) |
| toru-執る | doen; uitvoeren; zich inzetten voor; het bevel [de leiding] nemen |
| tōryō-統領 | leider; heerser |
| tōryū-逗留 | lang verblijf (tijdens een reis) |
| tōsatsu-盗撮 | het heimelijk [stiekem; zonder toestemming] nemen van foto's; het fotograferen met een verborgen camera |
| tōsei-陶製 | keramiek; aardewerk; porselein |
| tōsha-当社 | dit [mijn; ons] bedrijf; dit heiligdom |
| tōshi-透視 | (ergens) doorheen kijken; doorzichtigheid |
| tōshi-透視 | helderziendheid |
| toshigai-年甲斐 | de wijsheid der jaren; wijsheid overeenkomstig leeftijd |
| toshikoshi-年越し | oudejaarsavond; oudejaarsnacht; einde van het oude jaar en begin van het nieuwe jaar |
| toshinoichi-年の市 | eindejaarsmarkt |
| toshinokō-年の功 | wijsheid en ervaring; wijsheid der jaren |
| toshinokure-年の暮れ | het einde van het jaar |
| toshinose-年の瀬 | einde van het jaar; de laatste dagen van het jaar |
| tōshitsu-等質 | gelijke kwaliteit |
| toshiwasure-年忘れ | eindejaarsborrel (om de ontberingen van het afgelopen jaar te vergeten) |
| tōshu-党首 | partijleider |
| tōshu-当主 | de huidige eigenaar; het huidige hoofd (van een familie, stam, e.d.) |
| tōshutōron-党首討論 | debat tussen partijleiders |
| tōsotsu-統率 | leiding; leiderschap; commando; gezag; autoriteit |
| tossaki-突先 | punt; puntig uiteinde |
| tōsu-刀子 | (lett.: kort zwaard) mes voor dagelijks gebruik in de oudheid |
| tōsuido-透水度 | mate van waterdoorlaatbaarheid |
| tōsuikeisū-透水係数 | waterdoorlaatbaarheidscoëfficiënt |
| tōsuiritsu-透水率 | waterdoorlaatbaarheidspercentage |
| tōsuiryōkeisū-透水量係数 | overdraagbaarheidscoefficient |
| tōsuisei-透水性 | waterdoorlaatbaarheid |
| tōsuishiken-透水試験 | waterdoorlaatbaarheidstest |
| tōsuto-トースト | toost (heildronk; feestdronk) |
| tōtaru-トータル | het totaal (volledige hoeveelheid) |
| tōtatsu-到達 | aankomst; het arriveren; aankomen; het bereiken van de bestemming |
| tōtetsu-透徹 | helderheid; doorzichtigheid; transparantie |
| tōtetsu-透徹 | helderheid (fig.); duidelijkheid |
| tōtō-到頭 | uiteindelijk; tenslotte |
| tōtorojī-トートロジー | tautologie (logische waarheid) |
| tōyō-盗用 | plagiaat; toe-eigening; fraude; oneigenlijk [ongeoorloofd] gebruik |
| tōyōsuru-盗用する | zich toe-eigenen; plagiaat plegen; plagiëren; frauderen |
| tsu-つ | hulpwerkwoord, gevoegd achter de renyōkei van een werkwoord of adjectief, drukt uit: voltooide handeling; uiteindelijk; zekere verwachting; zekerheid |
| tsuā-ツアー | toer; trip; rondreis; excursie; toernee |
| tsubo-坪 | oppervlakte eenheid: ca. 3,3 vierkante meter |
| tsubone-局 | (arch.) een aparte kamer, afgescheiden van andere kamers (in een paleis, landhuis, tempel, e.d.) |
| tsubone-局 | (arch.) een hofdame aan het keizerlijk hof |
| tsubozara-壺皿 | een kleine (diepe) schaal [schotel] |
| tsubu-粒 | woord voor het tellen van kleine ronde dingen |
| tsuchi-土 | aarde; klei; grond |
| tsuchigoroshi-土殺し | het centreren van klei |
| tsuchiiro-土色 | aardkleur; vale tint; bleekheid |
| tsuchikabe-土壁 | aarden muur; muur van klei |
| tsuchikeiro-土気色 | aardkleur; vale tint; bleekheid |
| tsuchikure-土塊 | een kluit aarde; een klomp klei |
| tsūdoku-通読 | volledig lezen (van begin tot eind); uitlezen |
| tsugō-都合 | omstandigheid; situatie; gelegenheid |
| tsūgyō-通暁 | een grondige kennis hebben (van); goed geïnformeerd zijn |
| tsui-終 | einde; slot; afloop |
| tsuideni-序でに | terloops; bij gelegenheid; terwijl; tegelijk; tegelijkertijd; en passant |
| tsuigō-追号 | postume titel [naam]; titel [naam] die na iemands dood wordt toegekend (b.v. aan een overleden keizer) |
| tsuikyūsuru-追求する | (na)streven; najagen; trachten te bereiken |
| tsuini-遂に | uiteindelijk; tenslotte |
| tsuitemawaru-付いて回る | gevolgd [vergezeld; achtervolgd; geteisterd] worden |
| tsuizō-追贈 | toekenning van een postume onderscheiding [rang] |
| tsūjunkyō-通潤橋 | aquaduct; waterweg voor landbouwdoeleinden |
| tsūkabiza-通過ビザ | doorreisvisum; transitvisum |
| tsukaide-使いで | goede kwaliteit; langdurig te gebruiken; niet gauw verslijten |
| tsukaigatte-使い勝手 | gebruikersvriendelijkheid; gebruikersgemak |
| tsukamaseru-摑ませる | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
| tsukamasu-摑ます | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
| tsukare-疲れ | vermoeidheid; uitputting |
| tsukareru-疲れる | moe worden; vermoeid [uitgeput] zijn [worden; raken] |
| tsukaru-漬かる | (van voedsel) goed gekruid zijn; met kruiden ingelegd (in vloeistof) zijn |
| tsukasa-官 | overheidsdienst |
| tsukeru-着ける | (een plek; bestemming) bereiken; aankomen [stoppen] bij |
| tsukeru-着ける | verkrijgen (van kennis, opleiding, e.d.) |
| tsuki-尽き | einde; beëindigd; op(gemaakt) |
| tsukiatari-突き当たり | eind (v.e. weg, straat, etc.) |
| tsukimairi-月参り | een bezoek aan een heiligdom of tempel één keer per maand op een vaste dag |
| tsūkinsuru-通勤する | naar het werk gaan [reizen]; forenzen; pendelen |
| tsūkinteate-通勤手当 | reiskostenvergoeding |
| tsukiyukihana-月雪花 | maan, sneeuw, en bloemen (schoonheid in alle seizoenen) |
| tsukkomu-突っ込む | je neus ergens insteken; zich bemoeien met |
| tsukkomu-突っ込む | alles tezamen nemen (zonder onderscheid te maken); alles tegelijk in aanmerking nemen; overal rekening mee houden |
| tsūkon-痛恨 | (diepe) droefheid; leedwezen; berouw; smart |
| tsukuneru-捏ねる | (klei, deeg, etc.) kneden; boetseren |
| tsukuri-作り | voorbereiding |
| tsukutsukubōshi-つくつく法師 | Walker's cicade (Meimuna opalifera) |
| tsuma-妻 | (arch.) één van twee dingen die sterk aan elkaar gerelateerd zijn (bv. een hert en hagi (Japanse struikklaver) zijn beiden symbool voor de herfst) |
| tsuma-妻 | rand; kant; punt; uiteinde; aanwijzing |
| tsumado-妻戸 | een dubbele deur aan de gevelzijde van een villa (Heian periode) |
| tsumagake-爪掛け | een hoesje over het uiteinde van geta (houten sandalen), om de tenen te beschermen tegen regen en sneeuw |
| tsumarutokoro-詰まるところ | om kort te zijn; uiteindelijk; alles goed en wel; als puntje bij paaltje komt |
| tsumasakiagari-爪先上がり | een opgaand [omhooglopend] pad; geleidelijk steiler wordende helling |
| tsume-詰め | einde; sluitstuk; laatste stadium |
| tsumitsukuri-罪作り | bedrog; misleiding; wreedheid |
| tsumu-詰む | dicht [strak] geweven [gebreid] zijn; dicht op elkaar gepakt [gepropt] zijn |
| tsunagiawaseru-繋ぎ合わせる | samenbrengen; samenbundelen; samenbinden; verbinden; (verschillende zaken) samenvoegen tot een eenheid |
| tsunbo-聾 | doofheid; slechthorendheid; dove |
| tsunbosajiki-聾桟敷 | ongeïnformeerd zijn; ergens buiten gehouden worden |
| tsunbosajiki-聾桟敷 | de dovengalerij (bovenste rijen stoelen in de schouwburg waar de verstaanbaarheid van het toneel slecht is) |
| tsune-常 | de normale [gebruikelijke] omstandigheden [gang van zaken]; constantheid; onveranderlijkheid |
| tsuno-角 | hoorn; gewei |
| tsuno-角 | jaloersheid; wrok; woede |
| tsunoru-募る | in hevigheid [kracht] toenemen; sterker [heftiger] worden |
| tsurai-辛い | pijnlijk; moeilijk; zwaar; hartverscheurend; wreed |
| tsuranikui-面憎い | lelijk; walgelijk; hatelijk; verfoeilijk; verachtelijk; ergerlijk |
| tsurasa-辛さ | pijn; leed; kwelling; narigheid; ongemak |
| tsuri-釣り | klein geld; wisselgeld |
| tsuribune-釣り船 | vissersboot; (klein) visserschip; vissersschuit |
| tsuridasu-釣り出す | uitlokken; weglokken; uit zijn tent lokken; verleiden |
| tsuridōgu-釣り道具 | vistuig; visgerei; vishengel en toebehoren |
| tsurigu-釣り具 | vistuig; visgerei; vishengel en toebehoren |
| tsūriki-通力 | bovennatuurlijke [wonderbaarlijke; magische; geheimzinnige] kracht |
| tsūringu-ツーリング | rondreis per auto of motor |
| tsūrisuto・byūrō-ツーリスト・ビューロー | toeristenbureau; reisbureau |
| tsuru-釣る | lokken; verleiden |
| tsūsetsu-通説 | (uitgebreide) uitleg [verklaring] |
| tsūtatsu-通達 | vakkundigheid; bekwaamheid; veel kennis [begrip] hebben |
| tsutsumashii-慎ましい | bescheiden; gereserveerd; terughoudend |
| tsutsumashiyaka-慎ましやか | bescheiden; gereserveerd; terughoudend |
| tsutsushimi-慎み | voorzichtigheid; bescheidenheid; terughoudendheid |
| tsuyameku-艶めく | verleidelijk [sexy; elegant; charmant] zijn; er betoverend uitzien |
| tsuyu-梅雨 | regenseizoen |
| tsūyū-通有 | gemeenschappelijk kenmerk; gemeenschappelijke eigenschap [basis] |
| tsuyuake-梅雨明け | na (afloop van) het regenseizoen |
| tsuyubare-梅雨晴れ | zonnige periode tijdens het regenseizoen |
| tsuyubie-梅雨冷え | koud weer [koudegolf] tijdens het regenseizoen |
| tsuyuharai-露払い | de sumoworstelaar die een yokozuna naar de ring leidt voor zijn openingsceremonie |
| tsuyuiri-梅雨入り | begin van de regentijd; begin van het regenseizoen |
| tsuyuzamu-梅雨寒 | kou tijdens het regenseizoen |
| tsuzumayaka-約やか | klein; kort en bondig; eenvoudig |
| tsuzumayaka-約やか | bescheiden |
| tteba-ってば | achter een zelfst.naamwoord of zin gebruikt om een oproep [bewering; verzoek; eis] te benadrukken |
| ubamegashi-姥目樫 | eik (Quercus phillyraeoides) |
| ubazakura-姥桜 | een vroeg bloeiende kersenboom |
| ubazakura-姥桜 | een rijpe schoonheid; charmante [aantrekkelijke] oudere vrouw |
| ubu-初 | naïviteit; onbedorvenheid; onschuldigheid |
| uchiageru-打ち上げる | beëindigen; stoppen |
| uchiakeru-打ち明ける | iem. iets toevertrouwen; onthullen; openbaren; de waarheid vertellen |
| uchiawase-打ち合わせ | voorbespreking; voorbereiding; inleidend gesprek |
| uchiberi-内耗 | de verhouding tussen de hoeveelheid graan die overblijft na vermaling en de oorspronkelijke hoeveelheid |
| uchichigaeru-打ち違える | draden kruisen (breien, knopen, e.d.) |
| uchidashi-打ち出し | het einde (van een optreden, voorstelling, etc.) |
| uchidasu-打ち出す | afsluiten; beëindigen |
| uchidome-打ち止め | einde van een wedstrijd [optreden; sessie] |
| uchigi-袿 | (Heian periode) hofkleding |
| uchikabuto-内兜 | verborgen omstandigheden; interne [geheime] informatie |
| uchiki-内気 | verlegenheid; terughoudendheid |
| uchikiri-打ち切り | beëindiging |
| uchimaku-内幕 | interne [geheime] informatie |
| uchiwa-内輪 | geheim [privé; persoonlijk] zijn |
| uchiwa-内輪 | bescheidenheid; gematigdheid; soberheid; kleine hoeveelheid |
| uchūryokō-宇宙旅行 | ruimtereis |
| ude-腕 | bekwaamheid; vaardigheid |
| udedameshi-腕試し | het testen van iemands vaardigheid [kracht] |
| udekiki-腕利き | bekwaamheid; vakmanschap; een bekwaam [vakkundig; geschoold] persoon |
| udemae-腕前 | bekwaamheid; vaardigheid |
| udonge-優曇華 | (Sanskriet) udumbara (een mythische plant die zogezegd eens in de 3000 jaar bloeide), wordt gebruikt als metafoor voor iets dat uiterst zeldzaam is |
| udonge-優曇華 | de eitjes van de gaasvlieg |
| ue-上 | de keizer; vorst |
| uēbu-ウエーブ | golf (elektriciteit, geluid, radio, etc.) |
| ueito-ウエイト | belang; nadruk; prioriteit |
| uerunesu-ウエルネス | gezondheid; lichamelijk welbevinden |
| uerunesu-ウエルネス | activiteiten om de gezondheid te behouden |
| uēto-ウエート | belang; nadruk; prioriteit |
| ugoki-動き | beweging; activiteit |
| uīkuendo-ウイークエンド | weekeinde; weekend |
| uimago-初孫 | eerste kleinkind |
| uindō・doresshingu-ウインドー・ドレッシング | lokkertje; misleidende voorstelling van zaken |
| uirō-外郎 | traditionele Japanse gestoomde zoetigheid (gemaakt van rijstmeel en suiker) |
| uirōmochi-外郎餠 | traditionele Japanse gestoomde zoetigheid (gemaakt van rijstmeel en suiker) |
| uitto-ウイット | scherpzinnigheid; geestigheid; gevatheid; vernuft; spitsvondigheid |
| ujiko-氏子 | parochiaan [gemeentelid] van een shinto heiligdom |
| ujō-有情 | menselijkheid; medeleven |
| ukai-迂回 | omweg; omleiding |
| ukai-鵜飼い | het vissen met aalscholvers (ze worden gebruikt om vissen te vangen, met een ring om hun hals zodat ze alleen kleine vissen zelf kunnen doorslikken) |
| ukan-有官 | iemand met een officiële functie [rang; positie] bij de overheid; een ambtenaar |
| ukaseru-浮かせる | half overeind komen; zich oprichten |
| ukasu-浮かす | half overeind komen; zich oprichten |
| uke-受け | populariteit; reputatie; ontvangst |
| ukeai-請け合い | garantie; zekerheid; borg |
| ukeau-請け合う | beloven; garanderen; verantwoordelijkheid nemen voor |
| ukemi-受身 | passiviteit; passieve [verdedigende] houding |
| ukeuri-受け売り | detailhandel; kleinhandel (verkoop direct aan verbruikers) |
| uki-浮き | (drijvende) boei; dobber; drijver; vlotter |
| uki-雨季 | het regenseizoen |
| ukibukuro-浮き袋 | zwemband; zwemvest; reddingsboei |
| ukimi-浮き身 | gezelschapsdame voor handelsreizigers (tijdens hun verblijf) |
| ukishima-浮き島 | drijvend eiland; drijftil; kragge; eiland dat lijkt te zweven in de lucht |
| ukiyobanare-浮き世離れ | wereldvreemdheid; het los van [onverschillig voor] de werkelijkheid [realiteit] zijn |
| uma-午 | mei (5de maand van de maankalender) |
| umagaeshi-馬返し | het punt op een bergpas waar het te steil wordt, waardoor een paard niet meer verder kan en moet omkeren |
| umami-旨み | kennis; bekwaamheid; smaak (van kunst, etc.); winst |
| umanushi-馬主 | paardeneigenaar; bezitter van paarden |
| umanushi-馬主 | eigenaar [bezitter] van renpaarden |
| umebishio-梅醬 | pruimengelei |
| umi-海 | (fig.) een zee (van); een grote hoeveelheid |
| umibiraki-海開き | opening [begin] van het strandseizoen |
| umu-有無 | wel of niet; ja of nee; aanwezigheid of afwezigheid |
| unaginobori-鰻登り | (lett. een paling die verticaal omhoog (in het water) klimt) het snel stijgen [omhoogklimmen]; omhoogschieten (van prijzen, populariteit, e.d.) |
| undei-雲泥 | een groot verschil [onderscheid] |
| undōjō-運動場 | gymnastiekzaal; sportveld; speelplaats; schoolplein |
| undōkōen-運動公園 | sportpark; park met sportfasciliteiten |
| uneri-うねり | golfslag; deining; hoge golven (als gevolg van een depressie) |
| unkō-運行 | dienst (van treinen, bussen etc.) |
| unkyū-運休 | staking [onderbreking] (b.v. van treinverkeer, e.d.) |
| unmu-雲霧 | sombere gevoelens; mistroostigheid |
| unten-運転 | rotatie; omwenteling (planeet om de zon); wisseling (van seizoenen) |
| untengijutsu-運転技術 | rijvaardigheid; rijtechniek |
| untenshi-運転士 | machinist (van een trein) |
| unto-うんと | enorm; verschrikkelijk veel; grote hoeveelheid |
| unubore-自惚れ | verwaandheid; ijdelheid; arrogantie |
| uraba-末葉 | een blad (dat groeit) aan het uiteinde van de tak [stengel] |
| uragaki-裏書き | echtheidsverklaring |
| uraguchi-裏口 | (fig.) achterdeur; illegaal binnenkomen; op frauduleuze wijze doen; toegang (tot universiteit, bedrijf, e.d.) zonder te voldoen aan toelatingseisen |
| uraha-末葉 | een blad (dat groeit) aan het uiteinde van de tak [stengel] |
| urami-恨み | wrok; rancune; wrevel; verbolgenheid; vijandigheid |
| uran-ウラン | uranium (scheikundig element U) |
| uranari-末生り | vrucht die groeit aan het uiteinde van een tak of stengel (en daardoor onvolgroeid en onrijp is) |
| uraniumu-ウラニウム | uranium (scheikundig element U) |
| uraomote-裏表 | achterkant en voorkant; binnenkant en buitenkant; twee [beide] kanten |
| ureashi-売れ足 | snelle verkoop; de snelheid waarmee een product wordt verkocht |
| uree-憂え | angst; bezorgdheid; ongerustheid |
| urei-憂い | angst; bezorgdheid; ongerustheid |
| urikehai-売り気配 | laatkoers (het minimum waartegen een verkoper bereid is te verkopen) |
| uriwatasu-売り渡す | iemand verraden [aangeven] (bij de vijand, in ruil voor eigen voordeel) |
| uruguai・raundo-ウルグアイ・ラウンド | Uruguay-ronde (Internationale onderhandelingen van 1986 tot 1994, die uiteindelijk leidden tot de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie) |
| urutoramontanizumu-ウルトラモンタニズム | ultramontanisme (leer binnen de katholieke kerk met nadruk op de autoriteit van de paus) |
| urutora・shī-ウルトラ・シー | gymnastiekoefening die qua uitvoering moeilijker is dan de norm voor de hoogste van de drie lagere moeilijkheidsgraden |
| uryō-雨量 | hoeveelheid regen [neerslag] |
| usa-憂さ | somberheid; zwaarmoedigheid; droefgeestigheid; neerslachtigheid; melancholie; weemoed |
| usabarashi-憂さ晴らし | afleiding; ontspanning |
| ushigaeru-牛蛙 | (Amerikaanse) stierkikker (Rana catesbeiana) |
| ushin-有心 | inzicht en beleid |
| ushin-有心 | overdenking; scherpzinnigheid |
| ushin-有心 | (boeddh.) gehechtheid, sterke mentale fixatie voor dingen en ideeën |
| ushinotokimairi-丑の時参り | bezoek aan een heiligdom (om ca. 2 uur in de ochtend) om een vervloeking te doen door een effigie (strooien pop) van iemand aan een boom te spijkeren |
| ushirode-後ろ手 | beide handen op de rug |
| uso-嘘 | leugen; onwaarheid; verzinsel |
| usu-薄 | (als prefix) licht; vaag; dun; weinig; schaars |
| usuakinai-薄商い | weinig handel [transacties] |
| usude-薄手 | dunheid; iets dat heel dun [ondiep; oppervlakkig] is |
| usude-薄手 | lichte verwonding; een klein sneetje |
| usui-薄い | dun; karig; schaars; weinig; gering |
| usukuchi-薄口 | dun [fijn; delicaat] voorwerp (b.v. aardewerk, porselein) |
| utakaihajime-歌会始 | de eerste poëziebijeenkomst van het nieuwe jaar (in het Keizerlijk Paleis) |
| utsuru-移る | aangestoken [geïnfecteerd] worden |
| utsuwa-器 | bekwaamheid; gave; aanleg; talent; vaardigheid; geschiktheid |
| uwanori-上乗り | het begeleiden [de begeleider; opzichter] van goederen [vracht; lading] tijdens transport |
| uwanuri-上塗り | laklaag; laatste laag; eindlaag; afwerking |
| uwaobi-上帯 | obi (ceintuur) over de buitenste laag van een kimono |
| uwasuberi-上滑り | oppervlakkig zijn; oppervlakkigheid |
| uwatchōshi-上っ調子 | luchthartigheid; oppervlakkigheid; op spottende toon [manier] |
| uwayaku-上役 | leidinggevende; chef; baas; meerdere |
| uzukumaru-蹲る | hurken; bukken; ineenduiken; zich klein maken |
| uzuratamago-うずら卵 | kwartelei |
| vājinshotō-ヴァージン諸島 | Maagdeneilanden |
| wabisabi-侘寂 | wabisabi, een Japans esthetisch concept waarin de aanvaarding van vergankelijkheid en imperfectie centraal staat |
| wabisuke-侘助 | Wabisuke camelia (een variëteit van de Camellia Japonica, met kleine enkele bloemen; vanwege hun eenvoud vaak gebruikt bij theeceremonies) |
| waga-我が | mijn; onze (eigen) |
| wagamama-我が儘 | egoïsme; zelfzuchtigheid; ongehoorzaamheid |
| wagaya-我が家 | het eigen huis; thuis |
| wagō-和合 | harmonie; eensgezindheid; eendracht; eenheid; vrede |
| wagon・sābisu-ワゴン・サービス | bereiding van gerechten (op een etenskar) bij de tafel van de klanten in een restaurant |
| wāhori-ワーホリ | (afk. voor) werkvakantie; vakantiereis met werkvergunning [visum] (waarbij reizigers mogen werken in het land dat ze bezoeken) |
| waimārukenpō-ワイマール憲法 | Grondwet van Weimar (van de Weimarrepubliek, 1919-1933) |
| wairubyō-ワイル病 | ziekte van Weil (vorm van leptospirose) |
| wairudokyatto・sutoraiki-ワイルドキャット・ストライキ | wilde stakingsactie; staking zonder toestemming van de vakbondsleiders |
| waisetsu-猥褻 | onzedelijkheid; obsceniteit |
| waiya-ワイヤ | elektriciteitskabel; snoer |
| waiyaresukyūden-ワイヤレス給電 | draadloze voeding [elektriciteitsaansluiting] |
| waizatsu-猥雑 | vulgariteit; grofheid; onfatsoenlijkheid |
| wai・daburyū・shī・ē-ワイ・ダブリュー・シー・エー | Young Women’s Christian Association, een beweging die zich inzet voor leiderschap en rechten van vrouwen en meisjes |
| wakachigaki-分かち書き | het scheiden van (Japanse) woorden door spaties |
| wakage-若気 | jeugdigheid |
| wakahage-若禿 | vroegtijdige kaalheid; kaalheid op jonge leeftijd |
| wakamiya-若宮 | heiligdom voor de zoon van de god van de hoofdtempel |
| wakare-別れ | scheiding; afsplitsing; afscheid |
| wakarebanashi-別れ話 | gesprek over een scheiding [beëindiging van een relatie] |
| wakareme-分かれ目 | scheidslijn; tweesprong; splitsing; keerpunt |
| wakareru-分かれる | verdeeld worden; zich vertakken [verspreiden] |
| wakareru-別れる | afscheid nemen; uit elkaar gaan; scheiden |
| wakazakari-若盛り | de bloeiperiode van de jeugd |
| wakazukuri-若作り | zich jong kleden; zich jonger kleden dan de eigen leeftijd |
| wake-分け | (in samenstellingen) verdelen; indelen; scheiden; sorteren |
| wakimaeru-弁える | onderscheid maken; differentiëren; uit elkaar houden |
| wākingu・horidē-ワーキング・ホリデー | werkvakantie; vakantiereis met werkvergunning [visum] (waarbij reizigers mogen werken in het land dat ze bezoeken) |
| wakō-倭寇 | (hist.) Japanse zeerovers [piraten] (bij China en Korea, 13de tot eind 16de eeuw) |
| wakōdōjin-和光同塵 | (boeddh.) de Boeddha en Bodhisattva versluieren hun wijsheid om op toegankelijke wijze de lijdende mensheid te kunnen redden |
| wakunai-枠内 | binnen een grens [bereik; limiet] |
| wāku・shearingu-ワーク・シェアリング | deeltijdbanen; deeltijdse arbeid |
| wan-腕 | (in kanji combinaties) arm; bekwaamheid |
| wandane-椀種 | ingrediënten voor soep (zoals vis, eieren, tofu, etc.) |
| waniguchi-鰐口 | een Japanse platte (ronde, holle) metalen gong (in tempel of heiligdom, met een touw waarmee de gelovigen de gong kunnen laten klinken) |
| wanman-ワンマン | één man die de leiding heeft [die alle macht naar zich toetrekt]; tiran; dictator |
| wanman・kā-ワンマン・カー | een trein, bus of tram met maar 1 personeelslid (de bestuurder die ook de functie van conducteur vervult) |
| warabe-童 | (arch.) klein kind |
| warabī-ワラビー | wallaby (kleine kangoeroesoort) |
| warekara-我から | uit eigen beweging; uit zichzelf |
| wareto-我と | op eigen initiatief; uit eigen beweging; uit zichzelf |
| waridaka-割高 | in verhouding (met de kwaliteit) duur zijn |
| waridasu-割り出す | berekenen; uitrekenen; begroten; afleiden (uit) |
| wariyasu-割安 | in vergelijking; relativiteit |
| waromono-悪者 | (arch.) iemand zonder opleiding of talent; een middelmatige persoon |
| waruba-悪場 | (een term uit het bergbeklimmen) een gevaarlijke plek (die moeilijk te beklimmen is) in de bergen |
| warubireru-悪びれる | (dit w.w. wordt gebruikt in ontkennende zinnen) te verlegen zijn; zich klein [minderwaardig] voelen; rusteloos [zenuwachtig] zijn |
| warugi-悪気 | kwade bedoelingen [opzet]; boosaardigheid; kwaadwillendheid |
| warui-悪い | van slechte kwaliteit; niet goed; inferieur |
| waruitazura-悪悪戯 | ondeugendheid; kattenkwaad |
| warujie-悪知恵 | sluwheid; listigheid; geslepenheid; doortraptheid |
| warusa-悪さ | slechtheid |
| waruzure-悪擦れ | te veel wereldwijsheid; iem. die (door ervaring) heel sluw [listig] is geworden |
| wase-早稲 | rijstvariëteit die vroeg rijpt; vroeg rijpende gewassen [vruchten] |
| washintonjōyaku-ワシントン条約 | Washington conventie (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde dieren en plantensoorten) |
| wasurejimo-忘れ霜 | late vorst; vorst aan het einde van de lente |
| watakushigoto-私事 | privé zaak [aangelegenheid] |
| watakushisuru-私する | zich toe-eigenen |
| watari-辺 | buurt; nabijheid; omgeving |
| watarimono-渡り者 | rondtrekkende arbeider; gastarbeider |
| watatsumi-海神 | zeegod; (Gr.) Poseidon; (Rom.) Neptunus |
| watto-ワット | watt (elektrische eenheid van vermogen) |
| wayō-和様 | (in de Kamukura-periode geïntroduceerde) Japanse bouwstijl (m.n. voor tempelarchitectuur) |
| waza-技 | techniek; vaardigheid; handigheid; manoeuvre |
| wazawai-災い | ramp; ellende; onheil; ongeluk |
| wazawaza-態々 | uitdrukkelijk; nadrukkelijk; speciaal; de moeite nemen (om te) |
| wazuka-僅か | weinig [gering] zijn |
| wazurai-患い | bezorgdheid; ongerustheid; spanning |
| wazurawashii-煩わしい | ingewikkeld; moeilijk |
| webusaitoōnā-ウェブサイトオーナー | websitehouder; website-eigenaar |
| webusupēsu-ウェブスペース | webspace (hoeveelheid ruimte op een server) |
| won-ウォン | won (Koreaanse munteenheid) |
| yaban-野蛮 | barbaarsheid; wreedheid; onbeschaafdheid |
| yabo-野暮 | domheid; dwaasheid; onwetendheid; domme daad [handeling; opmerking] |
| yabo-野暮 | ongemanierdheid; lompheid; smakeloosheid |
| yaboten-野暮天 | lompheid; dwaasheid |
| yaboyō-野暮用 | een saaie klus; oninteressant karwei |
| yachigusa-八千草 | veel [verscheidene] planten [kruiden] |
| yachiyo-八千代 | (lett. 8000 jaar) zeer lange periode; eeuwigheid |
| yadonushi-宿主 | waard; herbergier; (hotel)eigenaar; hospita; gastheer |
| yaei-野営 | bivak; het kamperen; kampeerterrein; camping |
| yaeichi-野営地 | kampeerterrein; camping |
| yagate-軈て | na een tijdje; spoedig; binnenkort; gauw; uiteindelijk |
| yagi-山羊 | geit; bok |
| yagimōhitsu-ヤギ毛筆 | geitenharen kwast; penseel [kwast] van geitenhaar |
| yagura-櫓 | steiger, hoge (houten) stellage (voor bouwwerkzaamheden); hoog podium voor theater, e.d. |
| yahari-矢張り | evenwel; uiteindelijk; hoe dan ook; toch; niettemin |
| yahi-野卑 | vulgariteit; platvloersheid; grofheid |
| yajikita-弥次喜多 | (afk. voor) een leuk [vrolijk] uitsapje [reisje] van twee mannen |
| yajikitadōchū-弥次喜多道中 | een leuk [vrolijk] uitsapje [reisje] van twee mannen |
| yajin-野人 | een burger; persoon zonder functie in de overheid |
| yajiuma-野次馬 | nieuwsgierige toeschouwers [omstanders]; sensatiezoekers; ramptoeristen; bemoeials |
| yakamashii-喧しい | streng; meedogenloos; onverbiddelijk; veeleisend |
| yakamashiya-喧し屋 | een kieskeurig [veeleisend] persoon |
| yakata-屋形 | paleis; herenhuis; residentie (van de adel) |
| yakata-屋形 | (Heian periode) hofkoets (getrokken door ossen) |
| yakebokkui-焼け木杭 | verschroeide stok [balk]; staaf houtskool |
| yakeishi-焼け石 | een gloeiendhete [verhitte] steen |
| yakekoge-焼け焦げ | brandgat (in kleding, door sigaret); schroeiplek |
| yakeno-焼け野 | verbrande [verschroeide] akker |
| yakenohara-焼け野原 | verbrand [verschroeid] veld [akker; gebied] |
| yakeyama-焼け山 | verbrande [verschroeide] heuvels [bergen] |
| yakibata-焼き畑 | brand-landbouwgrond; akkers die door hakken en branden (van de begroeiing) zijn aangelegd |
| yakimono-焼き物 | keramiek; aardewerk; porselein |
| yakisoba-焼き蕎麦 | roerbak gerecht met boekweitnoedels; (Chinees) cho mein |
| yakkai-厄介 | hulp; steun; afhankelijkheid; verblijf (bij iem.) |
| yakkodako-奴凧 | een (traditionele) Japanse vlieger in de vorm van een man met uitgespreide armen (als vleugels) |
| yakō-夜行 | nachtreis; nachtelijke reis |
| yakō-夜行 | (afk. voor) nachttrein |
| yakōressha-夜行列車 | nachttrein |
| yakuharai-厄払い | exorcisme; ritueel om boze geesten uit te drijven; ceremoniële reiniging van het kwaad |
| yakuin-役員 | directeur; leider; leiding gevend persoon; chef |
| yakunan-厄難 | ramp; tragedie; onheil; tegenspoed; ongeluk |
| yakunin-役人 | overheidsfunctionaris; ambtenaar |
| yakusho-役所 | (lokaal) overheidsgebouw |
| yakushoku-役職 | beleidsfunctie; bestuursfunctie |
| yakusuru-約する | afkorten; verkleinen; samenvatten |
| yakutaku-役宅 | woning toegewezen aan iemand op basis van zijn functie (m.n. bij de overheid) |
| yamabiraki-山開き | het begin [de opening] van het klimseizoen (in de bergen) |
| yamahata-山畑 | bergweide; bergakker |
| yamakai-山峡 | kloof; ravijn; ((nauwe) vallei |
| yamamoto-山元 | eigenaar van een berg; eigenaar van een (kolen)mijn |
| yamanari-山形 | de vorm van een berg; een chevron (een omgekeerde V als onderscheidingsteken, b.v. op de mouw van een officier) |
| yamatoe-大和絵 | Yamato-e, Japanse schilderijen uit de Heian periode |
| yamatoshimane-大和島根 | het eilandenrijk Japan (arch.) |
| yameru-止める | stopzetten; beëindigen |
| yami-闇 | in de war [in verlegenheid] zijn; zonder onderscheid |
| yami-闇 | hopeloosheid; uitzichtloosheid |
| yami-闇 | donker, geheim of illegaal |
| yamibaito-闇バイト | zwartwerk; illegaal deeltijdwerk (soms met criminele doeleinden) |
| yamibusshi-闇物資 | artikelen [goederen] van de zwarte markt; illegaal geïmporteerde [gesmokkelde] goederen; geheime voorraden |
| yamigasuri-闇絣 | een katoenen stof met een klein, onregelmatig vlekkenpatroon op een donkere achtergrond |
| yamigome-闇米 | de rijst die heimelijk wordt verhandeld buiten de reguliere kanalen; rijst van de zwarte markt |
| yamiji-闇路 | in een toestand zijn waar men geen onderscheidingsvermogen meer heeft; van de goede weg afgedwaald zijn |
| yamikumo-闇雲 | iets doen zonder erover na te denken over de consequenties; onnadenkendheid; roekeloosheid; willekeur |
| yaminoutsutsu-闇の現 | de werkelijkheid in het duister; onduidelijkheid; iets waarvan je niet zeker bent of het werkelijkheid is of niet |
| yamishōgun-闇将軍 | iemand die de macht heeft in de onderwereld; de baas van de gangsters; iemand die in het geheim (achter de schermen) de macht in handen heeft |
| yamitorihiki-闇取引 | in het geheim handelen |
| yamōshō-夜盲症 | nachtblindheid |
| yamu-止む | stoppen; ophouden; beëindigen |
| yana-梁 | fuik; visdam; visweer (om een vis door de rivier te geleiden) |
| yanebune-屋根船 | een kleine boot met een rieten dak |
| yannurukana-已んぬるかな | alles is afgelopen; dit is het einde; er is niets meer aan te doen |
| yanushi-家主 | huiseigenaar |
| yanusu-ヤヌス | Janus (Romeinse God) |
| yarikehai-ヤリ気配 | laatkoers (het minimum waartegen een verkoper bereid is te verkopen) |
| yarikuchi-遣り口 | manier (van doen); handigheid; truc |
| yaritogeru-遣り遂げる | volbrengen; voltooien; bereiken; tot stand brengen; vol elkaar krijgen |
| yasegaman-瘦せ我慢 | het (met moeite) doorstaan [verdragen] |
| yasei-野性 | wild [ongetemd] zijn; wildheid |
| yaseude-瘦せ腕 | weinig levenskracht en vaardigheden hebben |
| yashi-野師 | straatventer [straathandelaar]; straatartiest (tijdens festiviteiten) |
| yashiki-屋敷 | perceel; (bouw)terrein; grondgebied (van huis met erf of landbouwgrond) |
| yashiro-社 | een shinto heiligdom [schrijn] |
| yashiro-社 | plaats waar een god(heid) ter aarde komt; plaats waar deze god(heid) wordt vereerd |
| yashu-野趣 | rustieke [landelijke] schoonheid |
| yasudaiji-易大事 | iets dat er eenvoudig uitziet, maar in werkelijkheid zeer belangrijk is |
| yasugekkyū-安月給 | een klein [laag] (maand)salaris; een mager (maandelijks) inkomen |
| yasukikurai-安き位 | (term van Zeami) de hoge graad van perfectie die een acteur van het Nō-theater kan bereiken, waardoor hij ontspannen zijn rol kan spelen |
| yasume-安め | nederigheid; bescheidenheid |
| yasumono-安物 | een goedkoop artikel [produkt] (van slechte kwaliteit) |
| yasunjiru-安んじる | gerust [veilig; op zijn gemak; vredig] zijn; tevreden zijn; geruststellen |
| yasunzuru-安んずる | gerust [veilig; op zijn gemak; vredig] zijn |
| yasuragi-安らぎ | (gemoeds)rust; kalmte; vredigheid; sereniteit |
| yasuuri-安売り | op lichtvaardige wijze bereidwillig zijn |
| yatara-矢鱈 | roekeloosheid; willekeur; lukraak [ongenuanceerd] zijn |
| yatchaba-やっちゃ場 | markt voor groente en fruit in Tokio (zo genoemd vanwege de uitroepen tijdens de veiling: yatcha, yatcha) |
| yatto-やっと | eindelijk (met veel moeite); ten langen leste; uiteindelijk; tenslotte |
| yattokosa-やっとこさ | eindelijk; uiteindelijk; tenslotte |
| yō-庸 | belasting in natura i.p.v. arbeid (in het Ritsuryō-systeem) |
| yōan-溶暗 | fade-out; (beeld) het vervagen [uitvloeien]; in het donker verdwijnen |
| yobi-予備 | voorbereiding; inleidend; voorafgaand |
| yobikō-予備校 | een school voor voorbereiding op (het toelatingsexamen van) een universiteit |
| yobimono-呼び物 | bezienswaardigheid; manifestatie; evenement; attractie; hoogtepunt |
| yochi-余地 | (speel)ruimte (om iets te doen); bewegingsvrijheid |
| yōchi-幼稚 | kinderachtigheid; kinderlijkheid |
| yōdai-容態 | (medische) aandoening [kwaal]; lichamelijke gesteldheid [conditie] |
| yoei-余栄 | postume onderscheiding |
| yōeki-溶液 | oplossing (vloeistof) |
| yogi-余技 | hobby; niet-beroepsmatige bezigheid |
| yōgin-洋銀 | buitenlandse zilveren munten geïmporteerd in Japan vanaf het einde van de Edo-periode |
| yogisha-夜汽車 | nachttrein |
| yōi-用意 | voorbereiding; voorzorg; (in) gereedheid (brengen) |
| yōji-用事 | zaak; zaken; aangelegenheid; werk; bezigheid |
| yōjin-用心 | voorzichtigheid; zorgvuldigheid; voorzorg |
| yōjo-妖女 | verleidster; vamp; heks; tovenares |
| yojōhan-四畳半 | een kleine kamer [ruimte] |
| yōka-妖花 | een betoverend mooie bloem [schoonheid] |
| yōkai-容喙 | bemoeienis; bemoeiing; tussenkomst; interventie |
| yōkaisuru-溶解する | iets oplossen (in); vloeibaar maken |
| yōkan-羊羹 | yokan, een zoete gelei van rode azuki (adukibonen) |
| yokaren-予科練 | de opleiding [training] voor piloten bij de Japanse marine |
| yōken-用件 | zaak; kwestie; aangelegenheid; dingen die gedaan moeten worden |
| yōketsu-要訣 | (belangrijk) geheim; geheime sleutel |
| yōki-妖姫 | een sprookjesachtig mooie vrouw; een betoverende schoonheid |
| yoki-斧 | kleine bijl; hakmes |
| yōki-陽気 | seizoen; weer |
| yokkyū-欲求 | drang; aandrang; neiging |
| yōkō-洋行 | (studie)reis (vanuit Japan) naar het buitenland [het Westen] |
| yokodori-横取り | het (zijdelings) weggrijpen; wegpakken van iemands goederen of kennis (en die als eigen bevindingen doen voorkomen, b.v. in een werksituatie) |
| yokoguruma-横車 | onredelijkheid; dwarsheid |
| yokomichi-横道 | de verkeerde kant; het verkeerde pad; afdwaling; uitweiding |
| yokorenbo-横恋慕 | geheime [ongeoorloofde; onbeantwoorde] liefde |
| yokoshima-邪 | iets dat slecht [kwaad] is; verdorvenheid; slechtheid |
| yokuke-欲気 | grote hebzucht; inhaligheid; begeerte |
| yokume-欲目 | partijdigheid; bevooroordeeld [vooringenomen] zijn |
| yokutoku-欲得 | eigenbelang; zelfzucht |
| yokutokuzuku-欲得ずく | dingen te doen uit eigenbelang; berekenend zijn |
| yōkyū-要求 | eis; claim |
| yōkyūsuru-要求する | eisen; opeisen; claimen |
| yōmei-溶明 | (beeld) het invloeien; verschijnen; lichter [helderder] worden |
| yometoome-夜目遠目 | (gezegde) Bij duisternis kan men geen onderscheid maken tussen mooi en lelijk. (lett. een vrouw in het donker, in de verte) |
| yomihon-読本 | handleiding; handboek |
| yomikomu-詠み込む | in een gedicht de naam van iets opnemen (b.v. plaatsnaam, seizoen, etc.) |
| yondai-四大 | universiteiten of hogescholen met vierjarige opleidingen |
| yoō-余殃 | onheil dat nakomelingen overkomt vanwege slechte daden van hun voorouders |
| yorokonde-喜んで | met plezier; bereidwillig; blijmoedig; graag |
| yoronchōsa-世論調査 | opiniepeiling |
| yorozu-万 | alle (soorten) dingen; allerlei dingen |
| yorozuya-万屋 | een winkel van Sinkel (een winkel waar allerlei verschillende artikelen worden verkocht) |
| yōryō-容量 | capaciteit; inhoud; volume |
| yosei-余勢 | energie-overschot; overtollige energie; overcapaciteit |
| yōsei-要請 | eis; vereiste; verzoek; claim |
| yōsei-陽性 | opgewektheid; vrolijkheid |
| yōsei-陽性 | positiviteit (scheikunde) |
| yōsei-養成 | training; opleiding; scholing; opvoeding |
| yōseisuru-要請する | eisen; vereisen; verzoeken |
| yōseisuru-養成する | trainen; opleiden; opvoeden |
| yōsen-用船 | boot [schip] voor allerlei gebruiksdoeleinden |
| yosenkai-予餞会 | een afscheidsfeest |
| yōshikibi-様式美 | schoonheid van vorm; esthetiek van stijl |
| yoshū-予習 | (voor de les) voorbereiding; oefening |
| yoshūsuru-予習する | (studie, les, etc.) voorbereiden |
| yosoou-装う | (zich) voordoen (als); simuleren; veinzen; pretenderen |
| yōsu-様子 | omstandigheid; situatie; stand van zaken |
| yōsu-要す | vereisen; vergen; nodig zijn [hebben] |
| yōsui-羊水 | vruchtwater (vloeistof in de baarmoeder tijdens zwangerschap) |
| yōsuru-要する | vereisen; vergen; nodig zijn [hebben] |
| yōtōkuniku-羊頭狗肉 | misleidende reclame |
| yotsu-四つ | (sumo) techniek waarbij beide worstelaars elkaar kruislings bij de handen beetpakken |
| yotsumi-四つ身 | (sumo) techniek waarbij beide worstelaars elkaar kruislings bij de handen beetpakken |
| yowagoshi-弱腰 | zwakheid; lafheid; passieve [laffe] houding |
| yowaki-弱気 | zwakheid; bedeesdheid; lafheid |
| yowasa-弱さ | zwakte; kwetsbaarheid |
| yōyaku-漸く | uiteindelijk; tenslotte; ten langen leste |
| yōyaku-漸く | geleidelijk |
| yōyou-漸う | beetje bij beetje; stap voor stap; geleidelijk |
| yōyou-漸う | (uit)eindelijk; tenslotte |
| yūben-雄弁 | welbespraaktheid; welsprekendheid |
| yūbu-勇武 | (helden)moed; dapperheid |
| yūbutsu-尤物 | een bijzondere schoonheid [mooie vrouw] |
| yuchaku-癒着 | (medisch) verkleving; samenleving; samengroeiing |
| yūchi-誘致 | aantrekking; verlokking; verleiding |
| yūchisuru-誘致する | lokken; verleiden; aantrekken |
| yudan-油断 | onoplettendheid; onzorgvuldigheid; onvoorbereid zijn (etymologie: het licht gaat uit door het niet op tijd bijvullen van de lampolie) |
| yudantaiteki-油断大敵 | de grootste vijand is onoplettendheid [onzorgvuldigheid; onvoorbereid zijn] |
| yūdō-誘導 | aanmoediging; aansporing; begeleiding; beïnvloeding |
| yūdōdan-誘導弾 | geleid projectiel |
| yūetsukan-優越感 | meerderwaardigheidsgevoel; gevoel van superioriteit |
| yūfō-ユーフォー | ongeïdentificeerd vliegend voorwerp (unidentified flying object) |
| yūgeki-遊撃 | (militaire) aanval door een mobiele eenheid |
| yūgen-幽玄 | diepzinnigheid; geheimzinnigheid; het occulte |
| yūgen-幽玄 | subtiele eenvoud [elegantie]; pure [verborgen] schoonheid |
| yūgengaisha-有限会社 | een besloten vennootschap; een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid |
| yūgensekinin-有限責任 | beperkte aansprakelijkheid |
| yūgō-融合 | harmonie; eensgezindheid; verzoening |
| yūgun-遊軍 | reservetroepen; mobiele eenheid; vliegende brigade |
| yūhitsu-右筆 | (hist.) (overheids)dienaar belast met het schrijven van documenten |
| yūi-優位 | overheersing; superioriteit; overwicht; dominantie; suprematie |
| yuigadokuson-唯我独尊 | eigenwaan; hoogmoed; verwaandheid |
| yūigi-有意義 | zinvol [belangrijk; de moeite waard] zijn |
| yūin-誘因 | oorzaak; motief; (directe) aanleiding; drijfveer |
| yūin-誘引 | aantrekkingskracht; verleiding; bekoring |
| yuishin-唯心 | (boeddh.) alle verschijnselen zijn een manifestatie van de geest; de geest als de enige echte realiteit |
| yūjō-優諚 | goedgunstige keizerlijke boodschap |
| yūjo-宥恕 | vergevingsgezindheid; edelmoedigheid; vrijgevigheid |
| yūjo-遊女 | meisje van plezier; prostituee; hoer |
| yūjūfudan-優柔不断 | besluiteloosheid |
| yūkaku-遊客 | toerist; toeschouwer; reiziger |
| yūkan-勇敢 | moed; dapperheid; onversaagdheid |
| yūkan-憂患 | angst; bezorgdheid; ongerustheid |
| yukari-縁 | betrekking; relatie; verbinding; affiniteit |
| yūkemuri-夕煙 | rook die opstijgt uit de kamado bij het bereiden van het avondeten |
| yūki-勇気 | moed; dapperheid; heldhaftigheid; stoutmoedigheid |
| yuki-行き | (trein, tram, bus) naar... |
| yukichigai-行き違い | onenigheid; verschil van mening |
| yukidaore-行き倒れ | een overleden persoon die op straat ligt (vroeger iem. die stierf tijdens een reis en niet begraven kon worden omdat hij geen gegevens bij zich had) |
| yukigakoi-雪囲い | sneeuwdak; overkapping [omheining] vanwege sneeuw |
| yūkikagaku-有機化学 | organische chemie [scheikunde]; koolstofchemie |
| yūkikagōbutsu-有機化合物 | organische verbinding (scheikunde) |
| yukime-雪眼 | sneeuwblindheid |
| yukimoyoi-雪催い | dreigende [verwachte] sneeuwval |
| yukinohate-雪の果て | sneeuw die aan het einde van de winter valt; sneeuw die is blijven liggen |
| yukitsuku-行き着く | (de bestemming) bereiken; uitkomen op [bij]; tot de conclusie komen |
| yukizumaru-行き詰まる | een grens bereiken; in een doodlopende weg komen; in een impasse komen; aan het einde zijn [haar] vermogen komen |
| yūkō-有功 | verdienste; verdienstelijkheid; verdienstelijk [werkzaam] zijn |
| yūkō-有効 | effectiviteit; doeltreffendheid; werkzaamheid; geldigheid |
| yūkōkikan-有効期間 | geldigheidsduur |
| yūkon-雄渾 | grootsheid; kracht; pracht |
| yūku-憂苦 | droefheid; smart; bezordheid |
| yukuaki-行く秋 | de late herfst; het einde van de herfst |
| yukuharu-行く春 | het einde van de lente; de voorbijgaande lente |
| yukuyuku-行く行く | in de toekomst; eens; ooit; uiteindelijk |
| yūkyū-悠久 | eeuwigheid |
| yūkyū-遊休 | inactiviteit; buiten werking; buiten gebruik |
| yumanite-ユマニテ | mensheid |
| yumanite-ユマニテ | menselijkheid |
| yūmei-有名 | faam; roem; bekendheid; (goede) reputatie |
| yūmeijin-有名人 | beroemdheid; bekende persoonlijkheid |
| yūmeimujitsu-有名無実 | slechts in naam (en niet in werkelijkheid) |
| yumesara-夢更 | ten minste; zelfs een klein beetje; (gevolgd door een ontkenning) niet in het minst; helemaal niet |
| yumeuranai-夢占い | oneiromantie; droomuitlegging; waarzeggerij gebaseerd op dromen |
| yumeutsutsu-夢現 | half in slaap [ tussen slapen en wakker] zijn; tussen droom en werkelijkheid |
| yumitori-弓取り | de boog-ceremonie; degene die boog-ceremonie doet (aan het einde van een dag sumoworstelen) |
| yumitorishiki-弓取り式 | boog-ceremonie (aan het einde van een dag sumoworstelen) |
| yunanimisumu-ユナニミスム | unanimisme; eenstemmigheid |
| yunibāsaru・bankingu-ユニバーサル・バンキング | systeem waarin banken vele soorten bankactiviteiten en andere financiële diensten aanbieden |
| yunibāshitī-ユニバーシティー | universiteit |
| yunikōn-ユニコーン | een startende onderneming die (al snel) een marktwaardering heeft bereikt van meer dan 1 miljard dollar |
| yunion・shoppu-ユニオン・ショップ | vakbondswinkel, een vorm van een vakbondsveiligheidsclausule met afspraken tussen werkgevers en vakbond |
| yunitto-ユニット | eenheid; zelfstandig onderdeel; afdeling |
| yunitto・kitchin-ユニット・キッチン | keuken bestaande uit vaste keukenblokken; kleine geprefabriceerde keuken |
| yunitto・puraishingu-ユニット・プライシング | eenheidsprijs; prijs per eenheid |
| yunitto・rōdo-ユニット・ロード | eenheidslading; laadeenheid |
| yūnō-有能 | competentie; bekwaamheid |
| yunyōkan-輸尿管 | ureter; urineleider |
| yunyūizondo-輸入依存度 | de mate van (economische) afhankelijkheid van import (verhouding tussen invoerwaarde en nationale productie) |
| yunyūkachōkin-輸入課徴金 | (heffing van) speciale tarieven en toeslagen op geïmporteerde goederen |
| yurai-由来 | oorsprong; herkomst; afkomst; afgeleide; ontlening |
| yurankan-輸卵管 | de eileider (buis van Fallopio) |
| yūreki-遊歴 | tour; trip; (rond)reis (te voet) |
| yūreki-遊歴 | studiereis (van kunstenaars e.d.) |
| yūrekisuru-遊歴する | (rond)reizen; rondtrekken; een trip maken |
| yūri-遊離 | scheiding; afzondering; losmaking; vrijmaking; bevrijding |
| yūro-ユーロ | euro; Europese munteenheid |
| yuruyaka-緩やか | licht [flauw; geleidelijk; kalm] zijn |
| yūryō-優良 | excellentie; superioriteit |
| yūryo-憂慮 | angst; bezorgdheid; zorg; vrees |
| yuryō-湯量 | hoeveelheid water uit een warmwaterbron |
| yūsan-有産 | met bezit [eigendommen; vermogen] |
| yusan-遊山 | pleziertocht; plezierreis; uitstapje; uitje; tochtje; excursie |
| yūsei-優勢 | superioriteit; overheersing; dominantie; overwicht |
| yusei-油性 | vetheid |
| yūsei-雄性 | mannelijkheid |
| yūseigachi-優勢勝ち | (judo) overwinning door overmacht [bij scheidsrechter's besluit] |
| yuseikan-輸精管 | zaadleider |
| yūseishō-郵政省 | vroeger: Ministerie van post en telecommunicatie, tegenwoordig geïntegreerd in Mnisterie van binnenlandse zaken en communicatie |
| yūsen-優先 | voorrang; voorkeur; prioriteit |
| yūsenken-優先権 | voorrangsrecht; prioriteitsrecht |
| yūshi-有司 | overheidsambtenaar |
| yūshi-有志 | geïnteresseerde; voorstander; medestander; vrijwilliger |
| yūshiki-有識 | geleerdheid; goede algemene ontwikkeling; deskundigheid |
| yūshikisha-有識者 | deskundige; autoriteit (in een vakgebied); expert |
| yūshinron-有神論 | theïsme |
| yūshō-優勝 | overwinning; eindzege; kampioenschap |
| yūshō-優賞 | aanprijzing; eervolle vermelding; hoofdprijs; bijzondere onderscheiding |
| yūshun-優駿 | voortreffelijkheid; iemand [iets] met bijzondere kwaliteiten |
| yushutsuyūgūzeisei-輸出優遇税制 | export preferentiële regeling (exporteurs ontvangen een terugbetaling van de betaalde consumptiebelasting op in eigen land aangeschafte producten) |
| yūsō-勇壮 | moed; heldhaftigheid |
| yusugu-濯ぐ | spoelen; afspoelen; reinigen |
| yūtai-優待 | voorkeursbehandeling; gastvrijheid |
| yutan-油単 | geoliede stof (om het waterdicht te maken); wasdoek; zeildoek |
| yūtiritarianizumu-ユーティリタリアニズム | utilitarisme; utilisme; nuttigheidssysteem; utiliteitsbeginsel |
| yūtō-優等 | superioriteit; uitmuntendheid; hogere rang [klasse]; cum laude |
| yūtō-遊蕩 | losbandigheid; onmatigheid; lichtzinnigheid; van losse zeden |
| yūtoku-有徳 | deugdzaamheid; fatsoen |
| yūtopia-ユートピア | Utopia (denkbeeldige heilstaat) |
| yūutsu-憂鬱 | melancholie; depressie; droefgeestigheid; zwaarmoedigheid |
| yūwaku-誘惑 | verleiding; verlokking |
| yūwakusuru-誘惑する | verleiden; verlokken |
| yūwarosen-融和路線 | beleid van verzoening |
| yuya-湯屋 | openbaar [publiek] badhuis; gebouw (bij een tempel of heiligdom) met badhuis |
| yūyaku-勇躍 | goedgehumeurdheid; vrolijke stemming |
| yūyūjiteki-悠悠自適 | een rustig, teruggetrokken leven leiden; eervolle rust na een welbesteed leven |
| yuyushii-由由しい | ernstig; alarmerend; onheilspellend |
| yūzai-有罪 | schuld; aansprakelijkheid |
| yūzūmuge-融通無碍 | onbevangenheid; buigzaamheid; veerkrachtigheid; veelzijdigheid |
| zagashira-座頭 | het hoofd [de leider] van een (toneel)gezelschap |
| zaibutsu-財物 | eigendom; bezittingen |
| zaii-在位 | heerschappij [regeringsperiode] (van een vorst, koning, keizer) |
| zaijōninpi-罪状認否 | voorgeleiding met het schuldig of onschuldig pleiten (van de tenlastelegging) |
| zairyō-材料 | feiten; bewijsvoering; basis (voor een besluit); motivering |
| zaisan-財産 | bezit; eigendom; vermogen |
| zaisei-財政 | openbare financiën [financiële toestand]; overheidsfinanciën |
| zaishitsu-材質 | de kwaliteit van een materiaal (zoals hout, e.d.) |
| zakka-雑貨 | diversen; algemene koopwaar [goederen]; kleine artikelen |
| zako-雑魚 | kleine [jonge] visjes |
| zakuzaku-ざくざく | (in) veel stukken (zoals klein gesneden groenten of een stapel munten) |
| zangiku-残菊 | late chrysanten bloei; nog na de herfst bloeiende chrysanten |
| zangyaku-残虐 | wreedheid; meedogenloosheid |
| zanka-残花 | de laatste bloemen die nog bloeien |
| zankoku-残酷 | wreedheid; bruutheid; genadeloosheid |
| zannin-残忍 | wreedheid; beestachtigheid |
| zanrui-残塁 | (honkbal) honklopers die nog op een honk staan (zonder te scoren) aan het einde van een inning |
| zappi-雑費 | (diverse) kleine uitgaven [bestedingen] |
| zarusoba-笊蕎麦 | soba (boekweit) noedels met gedroogd zeewier (meestal geserveerd op een bamboerekje) |
| zashiki-座敷 | een feest [banket] (met geisha, e.d.) gehouden in een (traditionele) Japanse kamer met tatami matten |
| zashoku-座食 | leven in ledigheid; nietsdoen; eten zonder ervoor te werken |
| zatsueki-雑役 | klusje(s); (losse) karweitjes; corvee |
| zatsueki-雑益 | bijverdiensten; inkomsten uit nevenactiviteiten |
| zatsuroku-雑録 | miscellanea; aantekeningen [geschriften] van allerlei aard (en zonder een vastgestelde indeling) |
| zatsuyō-雑用 | allerlei klussen [karweitjes; werkzaamheden] |
| zeigen-贅言 | breedsprakigheid; overbodige woorden; pleonasme |
| zeijaku-脆弱 | zwakheid; breekbaarheid; broosheid |
| zen-善 | het goede; goedheid; deugd |
| zen-漸 | geleidelijke vooruitgang |
| zen-漸 | (in kanji combinaties) geleidelijk; stap voor stap |
| zen-膳 | klein (laag) eettafeltje; dienblad |
| zenbun-前文 | inleiding (van een clausule, wet, e.d.); preambule; beginzin |
| zenchishiki-善知識 | (boeddh.) iem. die de Boeddhistische leer uitlegt en mensen leidt naar de juiste (Boeddhistische) weg |
| zenchizennō-全知全能 | alwetendheid en almacht; alles weten en alles kunnen |
| zendō-善道 | (boeddh.) de goede [juiste] weg; de weg van rechtschapenheid [deugdzaamheid] |
| zeneraru・mōgēji-ゼネラル・モーゲージ | algemene bedrijfsobligaties (uitgegeven door bedrijven die bij speciale wetgeving zijn opgericht, zoals elektriciteitsbedrijven, e.d.) |
| zengaku-全学 | de gehele universiteit [hogeschool] |
| zengen-漸減 | geleidelijke afname |
| zengensuru-漸減する | geleidelijk afnemen |
| zengofukaku-前後不覚 | bewusteloosheid |
| zenji-漸次 | geleidelijk [langzaamaan] zijn |
| zenji-禅師 | (in China en Japan) erenaam door het keizerlijk hof toegekend aan een zenpriester met een hoog niveau van geleerdheid, wijsheid en deugdzaamheid |
| zenjō-禅定 | (shugendo) ascetisme door heilige bergen te beklimmen |
| zenjō-禅譲 | abdicatie; troonsafstand (voor troonopvolging van een keizer) |
| zenjō-禅譲 | (in China) een keizer die zonder opvolgers in de bloedlijn de troon overdraagt aan een deugdzaam persoon |
| zenkai-前回 | de vorige keer; de vorige gelegenheid |
| zenken-全権 | complete autoriteit; absolute macht |
| zenko-前古 | vroeger; oude tijden; oudheid |
| zenkokukigyōtankikeizaikansokuchōsa-全国企業短期経済観測調査 | Tankan onderzoek (economische kwartaal peiling van het ondernemersvertrouwen door de Japanse Bank) |
| zenmen-前面 | (meteorologie) een front (een scheidingsvlak tussen koude en warme luchtsoorten) |
| zennichisei-全日制 | systeem van regulier dagonderwijs (op weekdagen); voltijd opleiding |
| zenra-全裸 | volledige naaktheid; poedelnaakt [spiernaakt] zijn |
| zenrin-全臨 | het overschrijven van een gehele originele (klassieke) tekst (voor het verkrijgen van kalligrafische schrijfvaardigheid) |
| zenryōsei-全寮制 | een systeem waarin alle stafleden en studenten verplicht op het universiteitsterrein wonen |
| zensei-善政 | een goede regering; goed bestuur [beleid] |
| zenseiki-全盛期 | hoogtijdagen; gouden tijdperk; periode van bloei |
| zensen-全線 | (van trein, tram, bus) de hele lijn (van begin tot eind); alle lijnen [routes] |
| zensen-前線 | (meteorologie) een front (een scheidingsvlak tussen koude en warme luchtsoorten) |
| zensenmen-前線面 | (meteorologie) een front (een scheidingsvlak tussen koude en warme luchtsoorten) |
| zenshatekihinshitsukanri-全社的品質管理 | (ENG.: TQC, Total Quality Control) totale kwaliteitscontrole |
| zenshikimō-全色盲 | achromatopsie; volledig kleurenblindheid |
| zenshin-善心 | moreel besef; geweten; rechtschapenheid |
| zenshin-漸進 | geleidelijke vooruitgang [ontwikkeling] |
| zenshinbiyōshi-全身美容師 | schoonheidsspecialist(e) voor het hele lichaam |
| zensō-前奏 | voorspel; inleiding; prelude |
| zensokuryoku-全速力 | volle snelheid; volle vaart |
| zentai-全体 | het geheel; totaliteit; van begin tot eind |
| zentō-全島 | het hele eiland |
| zentō-全島 | alle eilanden |
| zentō-漸騰 | het geleidelijk oplopen van de (markt)prijs |
| zenzō-漸増 | geleidelijke toename |
| zenzōsuru-漸増する | geleidelijk toenemen |
| zen'initchi-全員一致 | unanimiteit; eenstemmigheid |
| zeppeki-絶壁 | een steile klif [rotswand]; afgrond |
| zeppitsu-絶筆 | beëindiging van het schrijverschap; stoppen met schrijven |
| zerachinshitsuno-ゼラチン質の | gelatineachtig; geleiachtig; gelatineus |
| zerī-ゼリー | gelei; gelatine |
| zerosamu-ゼロサム | nulsom; nulsomspel (situatie waarbij een voordeel voor de ene partij noodzakelijk moet leiden tot een even groot nadeel voor andere partijen) |
| zerosamugēmu-ゼロサム・ゲーム | nulsom; nulsomspel (situatie waarbij een voordeel voor de ene partij noodzakelijk moet leiden tot een even groot nadeel voor andere partijen) |
| zerosamushakai-ゼロサム社会 | nulsommaatschappij (waar economische groei stopt, de totale rijkdom constant blijft en één persoon voordeel heeft, en een ander een even groot nadeel) |
| zeroseichō-ゼロ成長 | (economie) nulgroei |
| zerowa-ゼロ和 | nulsom; nulsomspel (situatie waarbij een voordeel voor de ene partij noodzakelijk moet leiden tot een even groot nadeel voor andere partijen) |
| zerowagēmu-ゼロ和ゲーム | nulsom; nulsomspel (situatie waarbij een voordeel voor de ene partij noodzakelijk moet leiden tot een even groot nadeel voor andere partijen) |
| zetchōki-絶頂期 | hoogtepunt; toppunt; tijdperk van bloei; gouden tijdperk |
| zetsesshon-ゼツェッション | Sezession of Secession, (een benaming voor verschillende kunstbewegingen aan het eind van de 19e eeuw) |
| zetsuentai-絶縁体 | isolator; isolerend [niet-geleidend] materiaal |
| zetsumei-絶命 | het sterven; levenseinde |
| zetsumetsu-絶滅 | uitsterving; uitroeiing |
| zetsumetsukigushu-絶滅危惧種 | bedreigde diersoorten [plantensoorten] |
| zetsumyō-絶妙 | uitmuntendheid; volmaaktheid; perfectie |
| zettaitasū-絶対多数 | een absolute meerderheid |
| zō-蔵 | bezit; eigendom |
| zōbin-増便 | toename van openbaar vervoer (bus, trein, vliegtuig) |
| zōchiku-増築 | uitbreiding van een gebouw; aanbouw |
| zōei-造営 | bouw; constructie; aanbouw (van tempels, kerken, paleizen, e.d.) |
| zōeizai-造影剤 | contrastvloeistof |
| zōfuku-増幅 | versterking (elektriciteit, geluid) |
| zōgen-造言 | leugen; onwaarheid; verzinsel |
| zōhan-造反 | opstand; afvalligheid |
| zōhatsu-増発 | verhoging van de frequentie van openbaar vervoer (trein, etc.) |
| zōho-増補 | aanvulling; uitbreiding |
| zōjōman-増上慢 | (boeddh.) hoogmoed (ten onrechte geloven dat men verlichting heeft bereikt) |
| zōka-増加 | toename; groei; stijging |
| zōka-雑歌 | diverse [gevarieerde] (waka) gedichten, die niet in een seizoen categorie vallen |
| zōkasuru-増加する | toenemen; stijgen; groeien |
| zōkei-造詣 | geleerdheid; diepgaande kennis [begrip]; verworvenheid; kundigheid |
| zōketsu-増結 | het toevoegen [aankoppelen] van treinwagons aan een trein |
| zōkin-雑巾 | dweil; zwabber; stofdoek; vod |
| zokkan-属官 | lagere bestuursambtenaren bij een overheidsinstantie |
| zokkō-続稿 | een doorlopend manuscript; voortzetting [uitbreiding] van een bestaand manuscript |
| zokkyoku-俗曲 | Japanse populaire volksliedjes (m.n. met shamisen begeleiding) |
| zokubanare-俗離れ | wereldvreemdheid |
| zokuchishugi-属地主義 | territorialiteitsbeginsel |
| zokuji-俗事 | alledaagse [gewone; wereldse] zaken [dingen; karweitjes] |
| zokujin-俗塵 | alledaagse [gewone; wereldse] zaken [dingen; karweitjes] |
| zokuju-俗儒 | een middelmatige geleerde; een confucianist met weinig inzicht [begrip] |
| zokuke-俗気 | wereldlijke gerichtheid; platvloersheid; uit zijn op roem of geld |
| zokunen-俗念 | wereldlijkheid; wereldse verlangens |
| zokuri-俗吏 | (denigrerende term) een kleine [onbeduidende; onbelangrijke] ambtenaar [klerk] |
| zokuryū-粟粒 | iets heel kleins; kruimeltje |
| zokusai-俗才 | wereldwijsheid; levenservaring |
| zokusei-簇生 | het (dicht) bij [door] elkaar groeien (bv. van planten, bomen, maar ook van tanden en kiezen) |
| zokuseisuru-簇生する | (dicht) bij [door] elkaar groeien |
| zokushū-俗臭 | vulgariteit; aardsheid; slechte smaak |
| zokutō-続投 | het blijven doorwerken (zonder eindtijd of aflossing) |
| zōritori-草履取り | knecht (van samoerai) belast met schoeisel |
| zōryō-増量 | toename; verhoging; vermeerdering van hoeveelheid [geld) |
| zōsetsu-増設 | uitbreiding; verhoging; vergroting |
| zōteishiki-贈呈式 | uitreikingsceremonie |
| zubanukeru-ずば抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
| zufu-図譜 | geïllustreerd boek [naslagwerk]; prentenboek |
| zui-随 | (in kanji combinaties) het volgen; navolgen; begeleiden |
| zuihansen-随伴船 | volgboot; begeleidend schip |
| zuiin-随員 | lid van een entourage [gevolg; staf]; begeleidend personeel |
| zuijū-随従 | navolging; ondergeschiktheid |
| zuijun-随順 | nederige gehoorzaamheid; onderdanigheid |
| zuiki-随喜 | diepe dankbaarheid; overweldigende vreugde; groot geluk |
| zuikō-随行 | het begeleiden; vergezellen |
| zuikōsuru-随行する | begeleiden; vergezellen |
| zuiun-瑞雲 | dreigende wolken |
| zukan-図鑑 | prentenboek; plaatjesboek; geïllustreerd boek |
| zukushi-尽くし | allerlei soorten |
| zunberabō-ずんべらぼう | slordigheid; een slordig persoon |
| zunukeru-図抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
| zurai-づらい | (achtervoegsel) moeilijk om te ... |
| zurō-杜漏 | onachtzaamheid; slordigheid; nalatigheid |
| zuroku-図録 | prentenboek; plaatjesboek; geïllustreerd boek [verslag] |
| zusan-杜撰 | slordigheid; imperfectie |
| しんらいど-信頼度 | betrouwbaarheid |