| ban-蕃 | (in kanji combinaties) buitenland; (onbeschaafde) buitenlanders |
| banjin-蛮人 | (denigrerend) buitenlander; Europeaan |
| ebisu-夷 | barbaar; buitenlander |
| enjin-遠人 | mensen uit een verre streek [een ver land]; buitenlander |
| gaijin-外人 | buitenlander |
| gaijinmuke-外人向け | (bestemd) voor buitenlanders |
| gaijinmuki-外人向き | gericht op buitenlanders |
| gaijintōrokushō-外人登録証 | ID-kaart [identiteitsbewijs] voor buitenlanders |
| gaijinzō-外人像 | het beeld dat men heeft van buitenlanders |
| gaikokujin-外国人 | buitenlander |
| ijin-異人 | vreemdeling; buitenlander |
| ikokujin-異国人 | (arch.) buitenlander; vreemdeling |
| jōi-攘夷 | afkeer [uitsluiting] van vreemdelingen [buitenlanders] (in Japan m.n. in de Bakumatsu periode, 1853-1868) |
| ketōjin-毛唐人 | (denigrerende term) harige buitenlander [westerling] |
| onrī-オンリー | (direct na de Tweede Wereldoorlog) een prostituee die één buitenlander (van de bezettingsmacht) als enige klant had |
| raichō-来朝 | aankomst (van een buitenlander) in Japan; bezoek aan Japan |
| rainichi-来日 | aankomst (van een buitenlander) in Japan; bezoek aan Japan |
| sonnōjōi-尊王攘夷 | (hist.) de keizer eren en de buitenlanders verdrijven |
| sutorenjā-ストレンジャー | vreemdeling; buitenstaander; buitenlander |
| takokumono-他国者 | buitenlander; vreemdeling |
| tōjin-唐人 | een buitenlander |
| yōkō-洋行 | (in China) algemene benaming voor handelsondernemingen in bezit van buitenlanders |
| yosomono-余所者 | (geen standaard term, soms onbeleefd) buitenlander; vreemdeling; buitenstaander; outsider |
| zainichi-在日 | het verblijven [wonen] (van buitenlanders) in Japan |