| baita-売女 | neerbuigende uitdrukking; scheldwoord |
| heishinteitō-平身低頭 | het buigen tot in het stof; het zich ter aarde werpen |
| heishinteitōsuru-平身低頭する | diep buigen; zich ter aarde werpen; knielen |
| kagameru-屈める | buigen; bukken; een buiging maken |
| kimyō-帰命 | (Sanskriet: namas) (buigen voor) aanbidding [verering] van Boeddha; je lichaam en ziel toevertrouwen aan Boeddha |
| kitsu-詰 | (on-lezing; in kanji combinaties) vooroverbuigen; bukken; krom [moeilijk te begrijpen] zijn |
| kogomeru-屈める | buigen; bukken; een buiging maken |
| kyūhai-九拝 | herhaaldelijk diep buigen |
| maenomeri-前のめり | het naar voren leunen [hangen; buigen; vallen] |
| mageru-曲げる | buigen; krommen; bukken |
| nomeru-のめる | voorover vallen [buigen; leunen; struikelen] |
| oofū-大風 | verwaand [neerbuigend] gedrag; arrogantie |
| orimageru-折り曲げる | buigen; omvouwen; ombuigen |
| oru-折る | vouwen; buigen |
| pekopeko-ぺこぺこ | (onomatopee) herhaaldelijk buigend |
| sanpaikyūhai-三拝九拝 | herhaaldelijk (knielen en) diep buigen |
| sorikaeru-反り返る | achterover buigen; het hoofd naar achter buigen |
| suraidā-スライダー | (honkbal) een horizontaal afbuigende bal (geworpen door de pitcher) |
| tsukubau-蹲う | hurken; bukken; buigen; knielen |
| unadareru-項垂れる | zijn hoofd buigen [laten hangen] (van verdriet of schaamte) |
| waganeru-綰ねる | tot een cirkel [ring] buigen |
| yarikomeru-遣り込める | iem. neerbuigend toespreken; iem. tot zwijgen brengen |
| yugamu-歪む | kromtrekken; vervormd zijn; buigen; verbogen zijn |
| zenkei-前傾 | het vooroverbuigen; anteversie |
| zenkutsu-前屈 | het voorover buigen; buiging voorover |