innā-インナー | binnen; binnenkant; binnenste; inwendig; innerlijk |
insaido-インサイド | in; binnen; binnenkant |
interia-インテリア | het interieur (van kamer, gebouw, voertuig, etc.); de binnenkant |
naibu-内部 | binnen; binnenkant; binnenste |
naimen-内面 | binnenkant; binnenste; inwendige |
nakaomote-中表 | (vellen) papier, stof, etc. binnenstebuiten vouwen (zodat dan de voorkant (buitenkant) aan de binnenkant zit) |
omoteura-表裏 | voorkant en achterkant; binnenkant en buitenkant |
shinkā-シンカー | (honkbal) een snelle bal die naar beneden en naar de binnenkant afbuigt |
uchi-内 | in; binnen; binnenin; binnenkant; binnenste |
uchiberi-内耗 | interne slijtage; slijtage aan de binnenkant van een autoband |
uchigake-内掛け | (sumo-techniek) binnen-beenworp (een been aan de binnenkant van een been van de tegenstander zetten om hem omver te werpen) |
uchigawa-内側 | binnenkant |
uchikabuto-内兜 | de binnenkant van een helm |
uchimata-内股 | de binnenkant van het dijbeen |
uchimomo-内股 | de binnenkant van het dijbeen |
ura-裏 | de achterkant; onderkant; binnenkant; verkeerde kant |
uraomote-裏表 | achterkant en voorkant; binnenkant en buitenkant; twee [beide] kanten |