| bōkun-傍訓 | furigana (uitspraak toegevoegd aan de zijkant van een kanji) |
| katahashi-片端 | een zijde; kant; zijkant |
| katakata-片方 | zijkant; hoek; afgelegen plek |
| katawa-片端 | (alleen 片輪) wiel(en) aan de zijkant van een wagen |
| komekami-顳顬 | slaap (zijkant van het voorhoofd) |
| mayoko-真横 | zijdelings; dwars; direct van de zijkant [opzij] |
| senpuku-船腹 | zijkanten [buik] van een schip |
| sensoku-船側 | zijkant [flank] van een boot [schip] |
| sokumen-側面 | zijkant; zijaanzicht; flank |
| sokutō-側頭 | slaap (zijkant van voorhoofd) |
| sumi-隅 | (afk. voor) (Edo periode) kapsel voor jonge samoerai (met de zijkanten van de haarlijn van de pony in hoeken ingeschoren) |
| sumimaegami-角前髪 | (Edo periode) kapsel voor jonge samoerai (met de zijkanten van de haarlijn van de pony in hoeken ingeschoren) |
| tsuma-端 | een driehoekige muur aan de zijkant van een gevel of een zadeldak |
| waki-脇 | zijkant; flank |
| yawara-柔ら | een stootkussen van stro dat ter bescherming aan de zijkant van schepen werd gehangen |
| yoko-横 | zijkant (van een doos, etc.) |
| yokote-横手 | een zijde; een kant; zijkant |