banshun-晩春 | het einde van de lente; late voorjaar |
boshun-暮春 | het einde van de lente; late voorjaar |
gogatsubyō-五月病 | voorjaarsmoeheid; depressie in mei (m.n. na een nieuwe baan of opleiding, die in april is gestart) |
haru-春 | lente; voorjaar |
harusaki-春先 | het begin van de lente; het vroege voorjaar |
haruyasumi-春休み | voorjaarsvakantie |
nobi-野火 | veldbrand; het afbranden van verdord gras op de velden (in het voorjaar) |
purantan-プランタン | lente; voorjaar |
raiharu-来春 | het komend voorjaar; de volgende lente |
shunbunten-春分点 | lentepunt; voorjaarsequinox; lentenachtevening |
sōshun-早春 | vroeg in de lente; in het vroege voorjaar |
supuringu-スプリング | lente; voorjaar |
tōfū-東風 | (volgens de leer van de vijf elementen) lentewind; voorjaarswind |