verlies1 / ver-lies ( | verliezen )
1損失 [van winst, etc.]
2負け [van een wedstrijd, e.d.]
Kruisverwijzing
verlies
lemma | meaning |
---|---|
aiboshi-相星 | (sumoworstelaars die) evenveel winst -en verliespartijen hebben als de ander |
baibaisason-売買差損 | handelsverlies; verlies uit koop- en verkoop |
bēguru-ベーグル | (tennis) setwinst of -verlies met 6-0 |
bōshitsu-亡失 | het verlies (van iets) |
burakkuauto-ブラックアウト | black-out; verduistering; tijdelijk verlies van bewustzijn [geheugen; concentratie] |
chikaramake-力負け | verlies door krachtsverschil (met sterkere tegenstander) |
chikaramake-力負け | verlies door teveel verspilling van kracht (in het begin) |
chōkeshi-帳消し | het wegstrepen (winst of verlies); compenseren |
daha-打破 | vernietiging; nederlaag; verlies; omverwerping |
datsumō-脱毛 | haaruitval; haarverlies; ontharing, epilatie |
eigyōson'eki-営業損益 | operationele winstmarge; winst en verlies in bedrijfsvoering [handel, e.d.] |
funshitsu-紛失 | verlies; het verloren gaan; het zoekraken |
fusenpai-不戦敗 | (judo) verlies door niet verschijnen [komen opdagen] bij een wedstrijd |
habucha-波布茶 | sennathee (een soort thee die wordt gebruikt als laxeermiddel, voor ontgiften of gewichtsverlies) |
haji-恥 | gezichtsverlies; schande; oneer; schaamte |
hikō-飛行 | verlies van een gebied [huisgezin] |
hyōkason-評価損 | waardeverlies; boekwaardeverlies |
ippai-一敗 | één verliespartij; één nederlaag |
ishitsu-遺失 | verlies; vergetelheid; het verliezen; vergeten; (per ongeluk) achterlaten (b.v. een paraplu in de bioscoop) |
kachimake-勝ち負け | winnen of verliezen; overwinning of nederlaag; winst of verlies |
kuikomi-食い込み | verlies; (geld) tekort |
kyūkinzumō-給金相撲 | (in een sumo toernooi) de beslissende partij die bepaalt of de worstelaar meer winst of meer [8] verliespartijen heeft |
make-負け | verlies; nederlaag |
makeiro-負け色 | (voor)tekenen van een nederlaag [verlies] |
maruzon-丸損 | een totaal fiasco; compleet verlies; totale nederlaag |
masatsusonshitsu-摩擦損失 | wrijvingsverlies |
monowasure-物忘れ | vergeetachtigheid; geheugenverlies |
natsubate-夏ばて | het afnemen [verlies] van lichamelijke krachten door de zomerhitte |
natsuyase-夏痩せ | gewichtsverlies in de warme zomer (door gebrek aan eetlust, slaap, e.d.); afvallen in de zomer wanneer het warm [heet] is |
natsuyase-夏瘦せ | gewichtsverlies (en daarmee verzwakking van de lichaamskracht) door zomerse hitte |
nukege-抜け毛 | haarverlies; haaruitval; verharing; afgevallen haar |
ōbāfurō-オーバーフロー | (scheepvaart) overflow (wanneer een schip brandstof verliest bij het laden of lossen) |
oginau-補う | aanvullen; goedmaken; compenseren; dekken (een tekort, verlies, etc.); opvullen (b.v. een vacature) |
pettorosu-ペットロス | (het verdriet om) het verlies van een huisdier |
rakusen-落選 | (bij verkiezingen) verlies; verslagen zijn [worden] |
rakuyōju-落葉樹 | een bladverliezende boom; boom die zijn blad verliest in de herfst |
reppai-劣敗 | het verlies [verslagen worden] van een zwakkere (door een sterkere) |
rigai-利害 | voordeel en nadeel; winst en verlies |
rosu-ロス | verlies; nadeel; schade |
saidoauto-サイドアウト | (volleybal) serviceverlies |
senshitibu・aitemu-センシティブ・アイテム | een gevoelig voorwerp (dat bij diefstal, verlies of zoekraken gevaarlijk kan zijn voor de openbare veiligheid) |
shikketsu-失血 | bloedverlies |
shikkō-失効 | ongeldigheid; verlies van effectiviteit [geldigheid]; het verlopen [vervallen] |
shikkyaku-失脚 | misstap; uitglijder; val; ondergang; verlies van positie |
shisseishō-失声症 | afonie; stemverlies |
shissoku-失速 | snelheidsverlies |
shitsumei-失明 | verlies [vermindering] van gezichtsvermogen |
shittsui-失墜 | verlies; neergang; val; het verliezen [verbeuren; verspelen] |
shōbu-勝負 | winnen of verliezen; overwinning of nederlaag; winst of verlies |
shōhai-勝敗 | winnen of verliezen; overwinning of nederlaag; winst of verlies |
sonkin-損金 | (financieel) verlies |
sonshitsu-損失 | verlies (van geld, bezittingen, etc.) |
son'ekikeisansho-損益計算書 | winst- en verliesrekening; resultatenrekening |
sōshitsu-喪失 | verlies; het kwijtraken |
sotoberi-外耗 | de verhouding tussen het verlies van de hoeveelheid graan bij vermaling en de oorspronkelijke hoeveelheid |
sutorēto-ストレート | in één keer; winnen zonder verliespunt |
tsūjōsonshitsu-通常損失 | algemeen [standaard] verlies |
ushirokizu-後ろ傷 | verwonding aan de rug opgelopen tijdens het vluchten (in het oude Japan een beschamend eerverlies) |
yaburekabure-破れかぶれ | wanhoop; verlies aan zelfbeheersing |
zenshō-全勝 | alle wedstrijden gewonnen hebben; het behalen van een volledige overwinning zonder verliespunten |
zenshōyūshō-全勝優勝 | (sumo-term) toernooiwinst zonder één verliespartij |