buruburu-ぶるぶる | rillend; bibberend; trillend |
buruburusuru-ぶるぶるする | rillen trillen; bibberen |
doyomosu-響もす | doen [laten] weerklinken [weergalmen; trillen; dreunen] |
furueru-震える | rillen; beven; schudden; trillen |
hibiku-響く | weerkaatsen; schudden; trillen |
mushaburui-武者震い | het schudden of trillen van opwinding |
namidagoe-涙声 | met trillende stem; met huilerige stem |
narihibikaseru-鳴り響かせる | doen [laten] weerklinken [weergalmen; trillen; dreunen] |
ononoku-戦く | (van angst, kou, opwinding etc.) beven; huiveren; rillen; trillen |
osoreononoku-恐れ戦く | beven [rillen; trillen] van angst; huiveren |
shindōsuru-振動する | vibreren; trillen |
toyomosu-響もす | doen [laten] weerklinken [weergalmen; trillen; dreunen] |
wakuwaku-わくわく | (onomatopee) nerveus [opgewonden] (over); trillend |
yuragu-揺らぐ | wankelen; trillen; schudden |
yureru-揺れる | trillen; vibreren; flikkeren; heen-en-weer gaan |
zotto-ぞっと | (onomatopee) rillend; trillend; bevend; angstig |