泣く naku
1 huilen [wenen] (van vreugde of verdriet)
赤ん坊は泣く。
Baby\'s huilen.
Baby\'s huilen.
人前で大声で泣く
in het openbaar hard huilen
in het openbaar hard huilen
2 zich beklagen; klagen; (be)treuren; rouwen
それでは親が泣くよ。
Dat zal je ouders verdriet doen.
Dat zal je ouders verdriet doen.
不運に泣く
zich over tegenspoed [ongeluk] beklagen
zich over tegenspoed [ongeluk] beklagen
重税に泣く
klagen over de hoge belastingen
klagen over de hoge belastingen
3 onredelijke eisen accepteren
しかたない、もう百円泣きましょう。
Er is niets aan te doen [vooruit dan maar], ik zal u nog 100 yen korting geven.
Er is niets aan te doen [vooruit dan maar], ik zal u nog 100 yen korting geven.
4 onwaardig [niet netjes; verkeerd] zijn
看板が泣く。
Het is jou onwaardig (onwaardig aan jouw bekwaamheden).
Het is jou onwaardig (onwaardig aan jouw bekwaamheden).
Spreekwoord(en)/gezegde(s)
(今)泣いた烏がもう笑う。
Na regen komt zonneschijn.
Na regen komt zonneschijn.
泣いても笑っても。
Wat je ook doet (let.: of je lacht of huilt).
Wat je ook doet (let.: of je lacht of huilt).
泣いて暮らすも一生笑って暮らすも一生 [長い浮き世に短い命]。
Het leven is maar kort, dus geniet ervan zolang je dat kunt.
Het leven is maar kort, dus geniet ervan zolang je dat kunt.
泣く子と地頭には勝てぬ。
Het heeft geen zin te discussiëren met iemand die niet voor rede vatbaar is.
Het heeft geen zin te discussiëren met iemand die niet voor rede vatbaar is.
泣く子も黙る。
Het is zo beangstigend [afschrikwekkend} dat zelfs een huilend kind er stil van wordt.
Het is zo beangstigend [afschrikwekkend} dat zelfs een huilend kind er stil van wordt.
泣く子も目を開け。
Zelfs een huilend kind stopt met huilen (uitl.: je moet je gedrag aanpassen aan de omstandigheden [situatie]).
Zelfs een huilend kind stopt met huilen (uitl.: je moet je gedrag aanpassen aan de omstandigheden [situatie]).
泣きっ面に蜂。
Een ongeluk komt nooit alleen.
Een ongeluk komt nooit alleen.