長い(永い) nagai
1 lang
長い行列
een lange rij
een lange rij
2 langdurig; lange tijd
日が長くなる。
De dagen lengen [worden langer].
De dagen lengen [worden langer].
人類の長い歴史
de lange geschiedenis van de mensheid
de lange geschiedenis van de mensheid
長き眠
een lange slaap; eeuwige slaap; de dood
een lange slaap; eeuwige slaap; de dood
長き夜
een lange nacht; (boeddh.) de voortdurende cyclus van leven, lijden en sterven
een lange nacht; (boeddh.) de voortdurende cyclus van leven, lijden en sterven
3 een groot uithoudingsvermogen hebben; het lang volhouden; geen haast hebben
うちの夫は気が長いので喧嘩にはならない。
Omdat mijn man veel geduld heeft, hebben we nooit ruzie.
Omdat mijn man veel geduld heeft, hebben we nooit ruzie.
気が長い
veel geduld hebben
veel geduld hebben
Spreekwoord(en)/gezegde(s)
長い草鞋を履く。
Op reis gaan.
Op reis gaan.
長い手は後ろへ回る。
Lange vingers hebben.
Lange vingers hebben.