外れる hazureru
1 loskomen; los gemaakt worden
ボタンが外れている。
De knopen zijn los(geknoopt).
De knopen zijn los(geknoopt).
関節が外れる。
Het gewricht is uit de kom.
Het gewricht is uit de kom.
受話器を外れてままだった。
De (telefoon)hoorn lag van de haak.
De (telefoon)hoorn lag van de haak.
2 missen; afwijken; afdwalen
矢が的を外れる。
De pijl mist zijn doel.
De pijl mist zijn doel.
飛行ルートから外れる
van de vliegroute afwijken
van de vliegroute afwijken
3 fout zijn; falen; vals zijn (van muziek).
天気予報が外れる。
Het weer komt niet overeen met het weerbericht; Het weerbericht klopt niet.
Het weer komt niet overeen met het weerbericht; Het weerbericht klopt niet.
当てが外れる。
Ik heb verkeerd gegokt; Ik had er niet op gerekend.
Ik heb verkeerd gegokt; Ik had er niet op gerekend.
4 afwijken (van de standaard); afwijkend zijn
やることが常識から外れている。
Dat gedrag is buiten alle redelijkheid; Die daad gaat de redelijkheid te boven.
Dat gedrag is buiten alle redelijkheid; Die daad gaat de redelijkheid te boven.
人並み外れた大食漢
iem. die veel meer eet dan normaal; een veelvraat
iem. die veel meer eet dan normaal; een veelvraat
5 (gericht) zijn tegen
人の道に外れたおこない
een actie [daad] tegen de menselijke waardigheid [moraal]
een actie [daad] tegen de menselijke waardigheid [moraal]
6 weggelaten [verwijderd] worden (uit)
選考に外れる
uit de selectie verwijderd [gehouden] worden
uit de selectie verwijderd [gehouden] worden