はこ hakobu
1 (iets) verplaatsen [dragen]; [移動させる] iets doen verplaatsen [transporteren; vervoeren]
タンポポの種が風に運ばれてゆく。
Het zaad van de paardenbloem wordt door de wind verspreid.
荷物を運ぶ
de bagage [koffers] dragen
材木を船で運ぶ
de boomstammen per boot transporteren
2 iets vooruit laten gaan; naar voren brengen; goed laten verlopen
計画どおりことを運ぶ
iets volgens plan laten verlopen
手ぎわよく仕事を運ぶ
het werk bekwaam uitvoeren
3 werken met gereedschap; gereedschap hanteren [gebruiken]
筆を運ぶ
met een penseel (vlot) schrijven
4 (goed) vooruit gaan; doorgaan; goed verlopen
仕事がうまく運ぶ。
Het werk schiet lekker op.
とんとん拍子に話が運んだ。
De onderhandelingen [gesprekken] vlotten [verliepen] goed.
交渉がうまく運ぶ。
De onderhandelingen boeken goede vooruitgang.