すべ(辷る) suberu
1 glijden (ski's, schaatsen, boot op het water, etc.)
舟が穏やかな湖面を滑るように走る。
De boot gleed voort over het gladde oppervlak van het meer.
2 uitglijden; onderuitgaan
彼は氷の上ですべった。
Hij gleed uit op het ijs.
3 glad [glibberig] zijn; slippen
道は滑りやすいので、 足元に気を付けなさい。
Kijk uit waar je loopt want het is glad op de weg.
4 zakken voor een examen