怒鳴る(呶鳴る) donaru
1 schreeuwen; gillen; krijsen; te keer gaan; brullen; tieren
友達が何かを怒鳴ったが,車の音がうるさくて何と言ったのか分からなかった。
Mijn vriend schreeuwde iets, maar ik kon hem niet verstaan vanwege het lawaai van het verkeer.
Mijn vriend schreeuwde iets, maar ik kon hem niet verstaan vanwege het lawaai van het verkeer.
2 snauwen; afsnauwen; afblaffen; uitschelden; iem. een fikse uitbrander geven
少年達が校門によじ登って先生に怒鳴られた。
De jongens werden afgesnauwd door hun leraar omdat ze op het schoolhek klommen.
De jongens werden afgesnauwd door hun leraar omdat ze op het schoolhek klommen.