乗せる(載せる) noseru
1 iem. meenemen; iem. mee laten rijden [varen]; iem. aan boord nemen
駅まで乗せてってあげるよ。
Ik geef je wel even een lift tot aan het station.
Ik geef je wel even een lift tot aan het station.
乗客千人を乗せた船
een schip met 1000 opvarenden
een schip met 1000 opvarenden
2 laten meedoen [deelnemen]
一口乗せてもらう
delen in de winst
delen in de winst
3 ertussen nemen; erin laten lopen; in een val lokken; misbruik maken (van)
口車に乗せられる
door vleierij overgehaald worden; iets voor zoete koek aannemen
door vleierij overgehaald worden; iets voor zoete koek aannemen
うまい話に乗せられる
door een sterk [goed] verhaal in de val trappen [onwaarheden geloven]; door mooie praatjes omgepraat worden
door een sterk [goed] verhaal in de val trappen [onwaarheden geloven]; door mooie praatjes omgepraat worden
4 stemmen; op elkaar afstemmen
ギターに乗せて歌う
zingen met gitaarbegeleiding
zingen met gitaarbegeleiding
5 (iem.) enthousiast [verrukt; opgetogen] maken; in vervoering brengen
観衆を乗せる
de toeschouwers in vervoering brengen
de toeschouwers in vervoering brengen
6 versturen; verzenden; uitzenden
電波に乗せる
via de radio uitzenden [doorgeven]
via de radio uitzenden [doorgeven]